Onkreukbaar: David Whitmer, de laatste van de Drie Getuigen

David Whitmer

Een vorige bijdrage ging over Martin Harris, een van de Drie Getuigen, en over zijn laatste reis, kort voor zijn dood in 1875. Maar Martin Harris was niet de laatste overlevende van de Drie Getuigen. Dat was David Whitmer. Hoe verliep zijn leven en wat met zijn getuigenis? En wat was de schat waarover hij tot z’n dood waakte?

De voorbije jaren staat de kerk veel meer open voor historisch onderzoek. Ze is zelf overgegaan tot het beschikbaar stellen van alle documenten met betrekking tot Joseph Smith. Dat verrijkt ons beeld van het verleden met meer nuances. Waar eenzijdige geschiedenis David Whitmer al eens makkelijk als afvallige wegschoof, kunnen we nu een andere David Whitmer ontdekken. Hij kan zelfs als rolmodel dienen voor allen die op een bepaald moment, om welke reden dan ook, een breuk met de kerk ervaren, maar daarom niet hun geloof en hun getuigenis verliezen.

1. September 1878, Richmond, Missouri
2. Tussen Harmony en Fayette: het wondere boek
3. In Jackson County, Missouri: de Whitmer settlement in Zion
4. David in Kirtland, Ohio: moeilijke evenwichten
5. Terug naar Missouri: de landswet tegenover Gods wet
6. Een eigen leven, en nog steeds trouw aan het Getuigenis
7. De derde leeftijd: steeds inniger, steeds meer bezoekers
8. Het lot van de drukkerskopij

1. September 1878, Richmond, Missouri

“Geen twijfel mogelijk,” fluistert Orson Pratt tegen Joseph F. Smith. “Ik herken het handschrift. Ontegensprekelijk van Oliver Cowdery. Dit is het echte manuscript.”

We schrijven september 1878. Beide kerkleiders staan in de kamer van een huis in Richmond, in de Amerikaanse staat Missouri. Ze kijken met ontzag naar de dikke bundel van een 500 papieren vellen met gerafelde randen, nu een halve eeuw oud. Vellen van folioformaat uit die tijd, 34 x 43 cm. Elk vel is beschreven in een vloeiend handschrift. De bundel is de handgeschreven kopij van het Boek van Mormon.

Vijftig jaar daarvoor, in 1828, was Joseph Smith met de vertaling van het Boek van Mormon begonnen. Toen hij klaar was met het dicteren van de tekst, leek het niet veilig om die originele bladzijden zomaar naar de drukker te brengen. Stel dat er weer pagina’s verloren zouden gaan! Daarom had Oliver Cowdery het hele Boek van Mormon nog eens overgeschreven als tekst voor de drukker. Na het drukken kreeg Oliver die handgeschreven kopie terug. Joseph Smith van zijn kant hield de pagina’s met de gedicteerde tekst in zijn bezit. Die bundel zou in een hoeksteen van de Nauvoo-tempel gedeponeerd worden, er later half vergaan door water en schimmel uit gehaald worden en de overblijvende bladzijden verder uitgedeeld, verspreid en zelfs verknipt als souvenirs. Oliver Cowdery hield zijn kopij zorgvuldig en volledig bij.

Een stukje uit de drukkerskopij: einde van het Boek van Jakob en begin van Enos.

Een halve eeuw later maken de apostelen Orson Pratt en Joseph F. Smith een rondreis naar de plaatsen waar veel kerkgeschiedenis heeft plaatsgevonden. Ze trachten ook kerkleden te ontmoeten die destijds het gros van de kerk niet naar Utah zijn gevolgd. Zo komen ze ook bij David Whitmer in Richmond. Daar bevestigt Orson Pratt wat hij ziet: dit is de originele drukkerskopij. Een kostbaar historisch document dat ze graag voor de archieven van de kerk in Utah willen hebben.

De nu 73-jarige David Whitmer laat zich niet vermurwen, ook al erkent hij de goede bedoelingen van de bezoekers die niet van de minste zijn: beiden horen tot de Raad van Twaalf Apostelen van de kerk in Utah. Joseph F. Smith is de zoon van Hyrum Smith, de broer van Joseph Smith de profeet. David antwoordt:
­– Het spijt me, broeders. Joseph Smith heeft gezegd dat mijn vaders huis de records moet bewaren. Ik beschouw deze dingen heilig en zal er niet van scheiden, voor geen geld.

De twee apostelen nemen afscheid, maar drukken David op het hart goed zorg te dragen voor de documenten.  Ze kunnen niet weten dat 140 jaar later, in 2017, de kerk er 35 miljoen dollar voor zou betalen, en niet aan nakomelingen van David Whitmer. Maar zover zijn we nog niet.

Hoe is die kostbare bundel hier in Richmond terecht gekomen, in 1878 een landelijk stadje van een paar duizend inwoners? En hoe zal de kerk er in slagen de bundel toch te bekomen? We gaan eerst terug in de tijd.

 

2. Tussen Harmony en Fayette: het wondere boek

1828–1830 – Kunnen we bij jullie het werk voortzetten?
Een groot en wonderbaar werk

 1828–1830 – Kunnen we bij jullie het werk voortzetten?

In 1828 maakt Oliver Cowdery, een jonge onderwijzer van 22, kennis met een zekere David Whitmer, 23 jaar oud. Vriendschap tussen beide jonge kerels is meteen wederzijds en zal onverbreekbaar blijven. Beiden hebben het verhaal gehoord van gouden platen met graveersels die een jongeman zou hebben gevonden. Oliver is vastbesloten er meer over te vernemen.

– Hou me op de hoogte van wat je ontdekt, zegt David tegen Oliver.
Die belooft het. Het vervolg kennen alle kerkleden: op 5 april 1829 bereikt Oliver het stadje Harmony in Pennsylvania en ontmoet er Joseph Smith. Daar aanvaardt hij de taak om te schrijven wat Joseph als vertaling dicteerde van de platen – het Boek van Mormon.

Zoals beloofd, houdt Oliver zijn nieuwe vriend David Whitmer op de hoogte. David woont in Fayette, in de Staat New York, zo’n 200 kilometer van Harmony. De twee wisselen brieven uit. Naarmate de vertaling vordert, deelt Oliver ook passages uit het Boek van Mormon. David is uitermate geboeid door het hele gebeuren en vertelt het ook aan zijn ouders, broers en zussen. Gretig willen die meer weten. Met hun zeven kinderen — vijf zonen en twee dochters tussen de leeftijd van 14 en 31 jaar — vormen de Whitmers een hechte familie. De 56-jarige vader, Peter Whitmer senior, gehuwd met Mary Whitmer-Musselman, en hun vijf zonen, waaronder David, zijn harde werkers om hun uitgebreide akkers te bebouwen. Moeder en dochters Catherine en Elizabeth beredderen al de rest. De twee al gehuwde zonen hebben hun eigen blokhutten gebouwd in de directe nabijheid. De Whitmers leven als een eigen kleine gemeenschap te midden van een regio in volle ontwikkeling.

In Harmony, ondertussen, ondervindt Joseph Smith steeds meer moeilijkheden door de niet aflatende geruchten en bedreigingen. In een brief meldt Oliver Cowdery de toestand aan David en stelt de vraag:
– Kunnen we bij jullie het werk voortzetten?

Met akkoord van zijn vader, aarzelt David niet. Begin juni 1829 snelt hij met rijtuig en paarden naar Harmony en brengt Joseph Smith en Oliver Cowdery naar Fayette. Daar, in het huis van Peter Whitmer, worden ze gastvrij onthaald. Daar wordt de vertaling van het Boek van Mormon voltooid te midden van de geestelijke opwinding van de hele Whitmer-clan. Vervolgens schrijft Oliver Cowdery het originele manuscript nog eens over op 500 vellen bedoeld voor de drukker …

 Een groot en wonderbaar werk

De Whitmers worden nauw betrokken bij de wonderbaarlijke gebeurtenissen. De Leer en Verbonden vermeldt verschillende openbaringen aan leden van het Whitmer-gezin. Afdeling 14, gericht aan David Whitmer, is een van de meest geciteerde afdelingen:

Een groot en wonderbaar werk staat op het punt voor de mensenkinderen tevoorschijn te komen … Zie, het veld is reeds wit om te oogsten … En zie, gij zijt David, en gij zijt geroepen om mee te helpen; en indien gij dat doet en getrouw zijt, zult gij zowel geestelijk als stoffelijk worden gezegend, en groot zal uw loon zijn.

De belofte wordt spoedig bezegeld: David Whitmer mag samen met Oliver Cowdery en Martin Harris een van de Drie Getuigen zijn:

Het zij bekend aan alle natiën, geslachten, talen en volken tot wie dit werk komt: dat wij, door de genade van God de Vader en onze Heer Jezus Christus, de platen hebben gezien die deze kroniek bevatten … En wij getuigen ook dat wij de graveersels die op de platen staan, hebben gezien; en zij zijn ons getoond door de macht Gods en niet door die van de mens. En wij verklaren in ernstige bewoordingen dat een engel Gods uit de hemel neerdaalde, en ze meebracht en voor onze ogen neerlegde …

Vier andere leden van het Whitmergezin mogen de platen zien en voelen. Ze getuigen ervan in het Getuigenis van Acht Getuigen: de broers Christian, Jacob, John en Peter junior. Hun namen staan vereeuwigd in de inleidende bladzijden van het Boek van Mormon. Uit meerdere getuigenissen is ook geweten dat Mary Whitmer, hun moeder, de platen heeft mogen zien.[1]

En het is in het huis van Peter Whitmer sr. dat op 6 april 1830 de kerk officieel begint, met de toen geopenbaarde naam “Church of Christ”.[2] David Whitmer is één van de zes eerste leden.

Twee weken later treden weer mensen toe, waaronder de familie Jolly. Die hebben een 15-jarige dochter, Julia Ann, geboren op 7 februari 1815. David Whitmer, nu 25 jaar oud, doopt haar. Zes maand later, in januari 1831, trouwt hij met Julia Ann Jolly. Hun eerste kind, David John (Dave), wordt pas drie jaar later geboren, op 27 november 1833. David is dan 28, Julia Ann 18. Maar die geboorte zal in dramatische omstandigheden plaatsvinden. Er staat David Whitmer en de zijnen nog veel te wachten in die tussenperiode.

 

3. In Jackson County, Missouri: de Whitmer settlement in Zion

1831–1833 – De “Whitmer settlement” in Jackson County, Missouri
1833 – Het loopt fout, net nu Julia Ann zwanger is

1831–1833 – De “Whitmer settlement” in Jackson County, Missouri

De eerste vergaderplaats voor de kerkleden wordt Kirtland in Ohio, zo’n 400 kilometer naar het westen (zie kaart, nr. 2). Maar Joseph Smith zag de toekomst verder. Nog geen jaar na de stichting van de kerk, in maart 1831, belooft de Heer een andere vergaderplaats.

En het zal Nieuw-Jeruzalem genoemd worden, een land van vrede, een toevluchtsoord, een veilige plaats voor de heiligen van de allerhoogste God … en het zal Zion worden genoemd. [3]

Dat wordt het nog dunbevolkte Missouri, bijna 1 600 kilometer verder naar het westen, en toen op de grens van de Verenigde Staten (zie kaart, nr. 3). Joseph Smith duidt Jackson County aan, een van de districten van Missouri, als het “land van Zion”, met als hoofdplaats het stadje Independence.

In november 1831 beveelt een openbaring dat John Whitmer, een van de vijf Whitmer-zonen, samen met Oliver Cowdery naar Zion zal reizen om er de vergadering van de heiligen te helpen voorbereiden. Tevens wordt John Whitmer bevestigd in zijn taak van kerkhistoricus.[4] Op 20 november vertrekken beide mannen. Ze bereiken Independence begin januari 1832.

Al spoedig volgen de andere Whitmers — de ouders, Peter senior en zijn vrouw Mary, en de kinderen en hun gezinnen. Ze verlaten de streek waar ze zoveel goddelijke manifestaties hebben ervaren en zoveel hebben opgebouwd, om 2 000 kilometer verder in een onontgonnen land opnieuw te beginnen. David Whitmer en zijn nu 16-jarige vrouw zijn er ook bij. In de nabijheid van Independence en op korte afstand van elkaar bouwt elk Whitmer-gezin een huis. Het wordt de “Whitmer settlement”.

In april 1832 bezoekt Joseph Smith dan zelf Missouri. In Independence wijst hij de plek aan waar de tempel moet komen, een perceel van dan af bekend als “The Temple Lot”. Tevens luidt het bevel zoveel mogelijk gronden te kopen.[5] Het is het begin van een grote beweging van kerkleden naar Zion. Er komen verschillende kerkelijke gemeenten in en rond Independence. David Whitmer wordt geroepen als presiderende elder over de “Whitmer branch”.

En ook een ander opmerkelijk huwelijk: in december 1832 trouwt de nu 26-jarige Oliver Cowdery met de 17-jarige Elizabeth Ann, de jongste van de kinderen van Peter Whitmer senior en Mary. Hoewel al enkele jaren “kind aan huis” bij de Whitmers, hoort Oliver Cowdery nu echt tot de Whitmer-clan. Het licht al een tip van de sluier hoe de drukkerskopij bij David Whitmer kon terechtkomen.

 1833­ – Het loopt fout, net nu Julia Ann zwanger is

In de lente van 1833 is Julia Ann, Davids vrouw, zwanger van hun eerste kind.

De snelle groei van de mormoonse bevolking — al meer dan duizend in 1833 — verontrust de lokale bevolking van Jackson County. David Whitmer zal later schrijven dat het ook “dommige, overmoedige nieuwe bekeerlingen” zijn die de moeilijkheden aanwakkeren: “Ze pochen voortdurend tegen de inwoners van Jackson County dat zij het hele land gaan overnemen, een tempel oprichten, enzovoort.”[6] Die opgewonden sfeer brengt ook leden ertoe profetieën te uiten, in tongen te spreken en fantasierijke leerstellingen te verkondigen. Voor de eerste settlers in de streek lijken mormonen soms wel gek en gevaarlijk.

Spanningen stijgen, incidenten volgen en uiteindelijk barst het geweld op tal van plaatsen los.

Op 4 november 1833 valt een gewapende bende van een zestig man de Whitmer settlement aan. Ze nemen een van de zonen, Christian Whitmer, gevangen, vallen zijn huis binnen en bedreigen de vrouwen en kinderen die een schuilplaats zochten. David en zijn broer Peter jr. snellen ter hulp met een groep van een dertig man. In de beschietingen vallen aan beide zijden doden en gewonden.

Overal elders worden de kerkleden uit hun huizen verjaagd en vluchten ze naar het noorden, waar ze de Missouri-rivier kunnen oversteken naar Clay County. Maar de hoogzwangere Julia Ann kan niet vluchten. David zorgt ervoor dat ze zich beiden kunnen verbergen, in de hoop niet gevonden te worden door de bendes die nu overal verlaten huizen plunderen. Op 27 november 1833, in een koud en verlaten hoekje van de Whitmer settlement, wordt hun zoon David John (“Dave”) geboren.

Eind 1833 verlaten de laatste kerkleden Jackson County. De meesten vestigen zich in het noordelijk gelegen Clay County. De Whitmer-clan raakt verspreid, op zoek naar geschikte woonplaatsen.

Wanneer Joseph Smith het nieuws over het debacle in Jackson County verneemt, organiseert hij een expeditie van zo’n tweehonderd gewapende mannen. Onder de naam “Zions Camp”, snelt die van Kirtland in Ohio naar Missouri om daar de vervolgde heiligen te helpen en het verloren land terug te winnen. Maar de inspanning haalt niets uit, behalve het smeden van hechte banden onder de leden van de expeditie.

Samen met David Whitmer bezoekt Joseph de gevluchte kerkleden in Clay County. Op 4 juli 1834 organiseert de profeet de kerk in Missouri zoals in Kirtland: een presidium en een hoge raad van twaalf man. David Whitmer wordt geroepen als “president van de kerk in Zion” — wat nu een ring- of staakpresident zou zijn —, met als raadgevers zijn broer John en William Phelps. Wanneer Joseph Smith hem ordende, zou hij ook gezegd hebben, volgens de herinnering van William McLellin zo’n dertien jaar later:

“Nu, broeders, velen onder jullie vragen zich ongerust af wie, als ik zou worden weggenomen, de kerk zou leiden in mijn plaats. Ik wil deze zaak nu uitklaren.” Joseph riep dan David Whitmer naar voor en zei: “Dit is de man.” Hij legde dan, samen met anderen, zijn handen op hem en ordende hem tot zijn roeping. Joseph voegde eraan toe: “Dit is de man. Als ik zou worden weggenomen, hoeft de kerk niet door schisma’s verdeeld te worden. Het werk zal sneller verdergaan en met meer kracht dan het ooit gedaan heeft”.[7] 

David en anderen verstonden het ook zo. In 1887 noteerde David het in zijn herinneringen: “Joseph wees mij aan als zijn opvolger.” Maar nooit eiste David de positie op, ook niet na de dood van Joseph Smith in 1844, toen meerderen het leiderschap claimden.

 

4. David in Kirtland, Ohio: moeilijke evenwichten

1834 – Naar Kirtland met vrouw en baby
1835–1836 – Beroerde tijden voor David in Kirtland
1837 – Evolutie naar een breuk

 1834 – Naar Kirtland met vrouw en baby

Hoewel Joseph Smith dus een lokaal presidium in Zion instelt, vraagt hij kort daarna dat twee leden ervan, David Whitmer en William Phelps, naar Kirtland in Ohio komen om hem daar te helpen. Hetzelfde vraagt hij aan Oliver Cowdery. Hij weet dat hij op die mannen ten volste kan vertrouwen. De noden in Kirtland zijn immers ook prangend: orde op zaken tussen de leden stellen, fondsen inzamelen voor de bouw van de tempel daar en de tempel zelf afwerken. Aangezien Martin Harris al in Kirtland is, zullen de Drie Getuigen er opnieuw samen zijn — Whitmer, Cowdery en Harris.

Alvorens naar Kirtland te vertrekken, drukt David de hoge raad en andere lokale leiders op het hart om vooral geen nieuwe vijanden te maken: niemand ordenen, geen grote bijeenkomsten houden en niet deelnemen aan politieke verkiezingen. David wil vooral een vredestichter zijn. Voor hem was kerklidmaatschap vooral christelijk gedrag en geestelijke beleving, en geen uiterlijk vertoon van ambten en macht.[8] In september 1834 onderneemt David dus weer de lange reis terug naar het oosten, nu met zijn vrouw en een baby van nog geen jaar oud.

Hij is wel nog steeds president van de kerk in Zion, maar hoe zullen de lokale leiders daar de moeilijke toestand beheren zonder hem? Hij rekent wel op zijn broer John, zijn raadgever in het presidium van de kerk in Zion. Maar John heeft het niet makkelijk: hij moet de uit Jackson County gevluchte heiligen hervestigen in de noordelijker gelegen counties, de kerkgeschiedenis bijhouden, een aangevuld Book of Commandments klaarmaken en drukken, juridische processen over eigendomsrechten volgen en voor zijn eigen gezin en zijn ouders zorgen …

 1835–1836 – Beroerde tijden voor David in Kirtland

David komt aan in Kirtland op het moment dat Joseph Smith er volop nieuwe kerkstructuren aan het uitbouwen is. Gezagsrelaties zijn nog lang niet zo duidelijk als ze nu zijn. Wie valt onder wie? Het is een labyrint met de presidia van de hogere priesterschap en van de lagere priesterschap, met assistent-presidenten van Joseph Smith, met zowel voor Kirtland als in Zion een eigen presidium en een hoge raad, met bisschoppen en met quorumleiders verdeeld over de priesterschapsambten. Verantwoordelijkheden overlappen elkaar. Ook bevreemdend: de Drie Getuigen krijgen de opdracht om de Twaalf Apostelen te kiezen — een keuze die nog niet gebeurd was, hoewel de opdracht ertoe reeds aan David Whitmer en Oliver Cowdery in juni 1829 was gegeven, bijna een jaar voor de stichting van de kerk.[9] In februari 1835 maken de Drie Getuigen hun keuze en stellen deze twaalf mannen aan door handoplegging. Maar wat is nu precies hun taak? Enkel zendingswerk als bijzondere getuigen doen?

Daarnaast blijft Joseph Smith erbij dat Jackson County in Missouri moet herwonnen worden door de “legers van Israël”. Er komt zelfs een “war department” waarbij David Whitmer een “captain of the Lord’s Host” wordt. Een cultuur van kerkelijke en militaire titels en eer doortrekt de jonge kerk.[10] Dat alles leidt tot misverstanden, frustraties en conflicten.[11]

De Whitmers en Oliver Cowdery hebben Joseph Smith gekend vanaf het prille begin, in de wonderlijke sfeer van de vertaling van het Boek van Mormon, met de geestelijke intimiteit die ermee gepaard ging. Ook bij de stichting van de kerk was eenvoud het motto met accent op de eerste beginselen en verordeningen en op dienstbaarheid voor elkaar. Vanuit dat perspectief zien David en Oliver nu een andere Joseph Smith: een kerkleider die een complexe organisatie begint uit te bouwen, ambten en titels instelt, wat dan weer een sfeer van macht en autoriteit voedt. David en Oliver zijn Joseph blijven volgen vanuit een diepe trouw en geloof, steeds gehoorzaam om te gaan waar hij hen heen stuurt. Maar ze kunnen niet ongevoelig blijven voor de spanningen veroorzaakt door al de nieuwe ontwikkelingen.

Familiaal gaat David Whitmer ook door uitersten. Zijn zoontje Dave is nu twee jaar oud. Op 28 juli 1835 bevalt zijn vrouw, Julia Ann, van een dochtertje, Julia Ann junior. Maar op het einde van het jaar verneemt David tragisch nieuws uit Missouri. Zijn oudste broer Christian, 37 jaar, verzwakt door de vervolgingen en ontberingen van de voorbije jaren, sterft op 27 november 1835, getrouw aan zijn getuigenis van de Acht Getuigen. Hij laat zijn vrouw na, maar ze hadden geen kinderen.

De Kirtland tempel

Op 27 maart 1836 wordt de Kirtland tempel ingewijd — een lichtpunt ondanks de onderliggende problemen. De spanningen lopen echter weer snel op, nu vooral over geld. De toevloed van bekeerlingen, inflatie en terug te betalen schulden  na de bouw van de tempel verhogen de druk. Er ontstaan facties en wederzijds wantrouwen.

En weer een familiedrama in Missouri: op 22 september 1836 sterft Davids jongere broer Peter junior, 27 jaar oud, aan tuberculose. De tweede van de vijf broers is niet meer. Hij ook was een van de Acht Getuigen.

 1837 – Evolutie naar een breuk

David ziet de verdeeldheid in Kirtland met lede ogen aan. Op 17 januari 1837 geeft hij in de tempel een doorvoelde toespraak over eenheid en broederlijke liefde. Dan volgt echter het dieptepunt. De kerk zit zwaar in de schulden. Joseph Smith en andere kerkleiders richten een eigen financiële instelling op — de Kirtland Safety Society Anti-Banking Company. Ze drukken eigen waardepapieren die gedekt worden door de eigendommen van al wie mee instapt. Deelname wordt als een kerkelijke plicht verkondigd.

David heeft moeite met die verweving van godsdienstige en commerciële belangen. Het amper wettelijk systeem van de Kirtland bank stort spoedig in. Honderden gezinnen verliezen hun geld en bezittingen. Veel van de gedupeerden keren zich tegen Joseph Smith. Er gaan stemmen op om Joseph Smith af te zetten en David Whitmer in zijn plaats als kerkpresident aan te stellen. Men kent hem immers als een bezadigd en eerlijk man. David zelf heeft geenszins die ambitie, maar wantrouwen vergiftigt de relaties. Roddels achtervolgen hem: hij zou geheime vergaderingen in zijn huis houden, met zienerstenen experimenteren, macht nastreven, Joseph Smith willen afzetten …

Een halve eeuw later zou David aan de zoon van Joseph Smith, Joseph Smith III, schrijven:

We weten allen hoe makkelijk geruchten en roddels geloofd worden en hoe valse berichten ontstaan tegen wie onschuldig is. Ik kan verklaren dat al die zaken, van de eerste tot de laatste, vals waren … Ik hield van je vader, ik ondersteunde hem in zoverre hij de leer van Christus onderwees, ja, ik had zoveel liefde voor hem en zoveel vertrouwen in hem, dat ik hem volgde in veel van zijn vergissingen alvorens ik besefte dat ik te veel in de “arm des vlezes” vertrouwde in plaats van alleen op God te vertrouwen.[12]

In juni 1837 neemt David de beslissing terug te keren naar Missouri met zijn vrouw en hun twee kleine kinderen. Hun zoontje Dave is nu 3,5 jaar oud. Hun dochtertje Julia Ann is er bijna twee. Later zou David schrijven: “Ik nam afscheid van de broeders in Kirtland in een geest van liefde”. Ruzie maken ligt niet in zijn aard. Ook Oliver Cowdery keert terug naar Missouri.

 

5. Terug naar Missouri: de landswet tegenover Gods wet

Sinds 1833: van de ene County naar de andere
1837 – Twee visies over eigendombeleid
1838 – Januari-juni, een dramatisch halfjaar
1838 – Juli-december, beterschap voor de enen, rampen voor de anderen

Sinds 1833: van de ene County naar de andere

Ondertussen is de toestand in Missouri verder veranderd. Eind 1833 hebben de laatste kerkleden Jackson County verlaten. De meesten hebben zich gevestigd in het noordelijk gelegen Clay County. Maar ook daar stijgt de spanning met de lokale bevolking. Al vanaf 1834 beginnen mormoonse gezinnen daarom uit te wijken naar het ernaast gelegen Ray County, en dan ook naar het noorden, wat in 1836 Caldwell County wordt. Daar stichten ze de stad Far West.

Ook John Whitmer, Davids broer, vestigt zich in Far West, samen met andere leden van de Whitmer-clan. John bouwt er een groot huis met gastenkamers, dat dienst kan doen als hotel. Als raadgever in het presidium van Zion, en in afwezigheid van David, draagt John ook nog steeds de verantwoordelijkheid voor de kerk in Missouri. Maar hij moet het doen in uiterst moeilijke omstandigheden, met al die verhuizingen, toewijzingen van gronden, het beheren van een drukkerij, historische verslagen en ook groeiende spanningen onder leden die al zoveel hebben meegemaakt.

 1837 – Twee visies over eigendombeleid

Tegelijkertijd blijven nieuwe bekeerlingen uit het oosten toestromen. Die hebben ook een stuk grond nodig. Gebruikelijk was dat de kerk massaal gronden kocht en die dan toewees aan gezinnen als hun “rentmeesterschap”. Joseph Smith voorzag die landverdeling van Zion als een systeem van toewijding van eigendom. Elk lid droeg zijn eigendommen, geld en goederen, over aan de kerk. De bisschop verdeelde dan opnieuw in “erfdelen” volgens de behoefte van elk gezin.[13] Maar hoe volledig de overdracht van geld en goederen moest zijn, was onduidelijk.[14] De administratie was ingewikkeld. Evenredig toewijzen, tot ieders tevredenheid, was niet eenvoudig.

Het is in die situatie dat David, nog steeds de eigenlijke president van “de kerk in Zion”, zijn broer John terugvindt in Far West in juli 1837. In overleg met John en andere leden, besluit hij dat het beter is dat elk gezin de effectieve eigenaar wordt van zijn stuk grond, met eigen middelen gekocht. Vanuit zijn ervaringen in Kirtland wil David liever een strikte scheiding tussen kerkelijke en individuele eigendommen. John is het daar mee eens: beter de landswetten volgen.

Maar dan, op 6 november 1837, komt ook Joseph Smith naar Far West. Die maakt duidelijk wat de goddelijk gewenste koers is inzake grondbezit. Het gezag van de Whitmers begint te tanen. Kerkleden die ontevreden zijn over vroegere beslissingen van John Whitmer maken hun beklag bij de profeet. Die vervangt een aantal leden van de hoge raad door mannen die hem onvoorwaardelijk trouw zijn, waaronder Thomas Marsh als president van de hoge raad. Toch blijft David nog aan als president van de kerk in Zion, met zijn broer John en William Phelps nog steeds als raadgevers. Ook Oliver Cowdery blijft betrokken als secretaris van de hoge raad.

Nu al bijna tien jaar zijn David en Oliver, als twee van de Drie Getuigen, en andere Whitmers als deel van de Acht Getuigen, nauw met elkaar verbonden.

Na aldus orde op zaken te hebben gesteld, keert Joseph Smith terug naar Kirtland om ook daar de aanhoudende conflicten het hoofd te bieden. Maar de ruzies zijn er zo intens dat Joseph voor zijn leven vreest en op 16 januari 1838 ’s nachts uit Kirtland wegvlucht. Met een kleine groep getrouwen, waaronder zijn raadgever Sidney Rigdon, onderneemt hij de terugreis naar Far West. Hij zou nooit meer naar Kirtland weerkeren.

Een van de bitter ontgoochelden die in Kirtland achterblijft is Martin Harris, de derde van de Drie Getuigen. Hij zou er nog jaren verblijven (zie De laatste reis van Martin Harris).

 1838 – Januari-juni, een dramatisch halfjaar

Nog voor Joseph Smith terug in Missouri is, krijgt het presidium van Zion — David Whitmer en raadgevers John Whitmer en William Phelps — en ook Oliver Cowdery, te maken met harde oppositie vanuit hun eigen hoge raad. Op 26 januari komt Thomas Marsh, met twee andere leden van de hoge raad, hen ondervragen over de verkoop van gronden en over het onderhouden van het Woord van Wijsheid. Over de gronden kan John alleen zeggen dat hij alles correct heeft afgehandeld. Phelps antwoordt dat hij het Woord van Wijsheid onderhoudt. Oliver bekent dat hij, wegens zijn gezondheid, tijdens de winter driemaal daags thee had gedronken. Even oprecht, zeggen David en John Whitmer dat ze al eens koffie en thee drinken omdat zij dit niet als “hete dranken” beschouwen. Dat volstaat voor de opposanten om het presidium in overtreding te beschouwen en hen uit hun functie te laten ontheffen. Op 10 februari stelt de hoge raad, meerderheid tegen minderheid, een voorlopig ander presidium aan, in afwachting van de komst van Joseph Smith. Een maand later, nog steeds in afwezigheid van Joseph Smith, excommuniceert de hoge raad John Whitmer en William Phelps. David Whitmer en Oliver Cowdery, twee van de Drie Getuigen, ontsnappen maar nipt aan het verdict, vermoedelijk omdat de hoge raad dit niet aandurfde zonder Joseph Smith. Die komt vier dagen later aan, op 14 maart 1838.

We kunnen alleen maar gissen in welke zware gemoedsgesteldheid de profeet de toestand in Missouri moet aanpakken. De kerk is al haar bezittingen in Kirtland kwijt. Daar hebben afvallige facties alles overgenomen, inclusief de tempel. Joseph Smith is dus uitermate bezorgd om eenheid. Nieuwe facties hier in Missouri zouden naar een herhaling van het Kirtland-debacle kunnen leiden. Joseph weet ook hoe hecht de Whitmer-clan is en hoe hun visies over grondbezit verschillen van zijn visie die hij als Gods wet beschouwt. In zijn ogen vormen David en Oliver, met hun aanzien als twee van de Drie Getuigen, mogelijk een bedreiging, zoals het ook in Kirtland al een jaar eerder was aangevoeld.

Sidney Rigdon

Ongetwijfeld hitsen Sidney Rigdon en anderen Joseph op om kordaat op te treden. Aangezien de hoge raad het presidium van Zion heeft ontheven, roept de profeet een nieuw presidium voor de kerk in Missouri: Thomas Marsh als president, met David Patten en Brigham Young als raadgevers. Ze eisen van John Whitmer het historisch verslag dat die van bij de aanvang heeft bijgehouden. John weigert. Hij beschouwt zich nog steeds als kerkhistoricus door openbaring geroepen. Maar hij weigert ook uit vrees dat zijn verslag, met gegevens over de verkoop en toewijzing van gronden, verdraaid zou worden. Ondertussen verneemt zijn broer David dat tegenstanders bewijzen tegen hem aan het verzamelen zijn zodat ook hij geëxcommuniceerd kan worden. David verkiest de vlucht vooruit: op 13 april 1838 verzaakt hij zelf aan zijn lidmaatschap van de kerk.

De hele Whitmer-clan sluit de rangen, met dus ook Oliver Cowdery en zijn gezin. Hun gevoelens vinden we verwoord in de brieven die Oliver Cowdery aan zijn broers in Ohio schrijft:

De radicale principes die door Smith en Rigdon onderwezen worden, draaien uit op een begeestering om deze vervloekte leerstellingen door te drukken en de vrijheden van de hele kerk te ondermijnen … Diegenen die weigeren deze verwarrende leerstellingen te aanvaarden, worden nu aangeklaagd als slecht en duivels. Ik ben ziek van zoveel onzin, daarin is geen God te vinden. Wij zullen van hier moeten vertrekken, vrees ik.

Terechte vrees, zo zal snel blijken.

Onder leiding van het nieuwe presidium van Zion  volgt de ene kerkelijke rechtbank na de andere. Tal van prominente leden van het eerste uur, waaronder vier apostelen en ook Oliver Cowdery, worden geëxcommuniceerd. Maar zelfs hun blijvende aanwezigheid in en rond Far West is sommigen te veel. Op 17 juni predikt Sidney Rigdon zijn beruchte “Salt Sermon” – het zout sermoen, met verwijzing naar de Bergrede: “Als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden.” In niet mis te verstane woorden verkondigt Rigdon dat afvalligen “uitgeworpen moeten worden en letterlijk vertrapt.”

Daarop vormt zich een geheime groepering die de dreiging ten uitvoer moet brengen. Die mannen noemen zich onder meer “de zonen van Dan” — “de Danieten”. Het is niet geweten of Joseph Smith zelf hiervan op de hoogte was. Wat later krijgen een aantal leden, waaronder John Whitmer, David Whitmer en Oliver Cowdery een brief:

Jullie hebben drie dagen na ontvangst van dit bericht, drie dagen van 24 uur, om vreedzaam met jullie gezinnen te vertrekken; maar na die tijd, als jullie niet weg zijn, zullen wij alle middelen in onze macht gebruiken om jullie te doen vertrekken, want vertrekken zullen jullie … Er is slechts één bevel: vertrek, vertrek, of een dodelijke ramp zal jullie treffen.”[15]

Vlucht naar het zuiden

Bezorgd om de veiligheid van hun gezinnen, kunnen de ontvangers van de brief niet anders dan wat goederen in rijtuigen en karren inladen en haastig vertrekken. Ze vluchten naar het zuidelijk gelegen Ray County, waar ook andere bedreigden al vroeger hun toevlucht hebben gezocht. Ze zijn hun woningen kwijt, maar hun levens zijn gespaard. Daags na hun vertrek neemt Sidney Rigdon bezit van John Whitmers huis en hotel.

De vluchtelingen slagen er wel in het meest kostbare veilig te stellen: voor John de geschiedenis van de kerk en andere documenten; voor Oliver Cowdery de drukkerskopij.

In latere familiekronieken en brieven van de Whitmers valt op hoe zij nooit Joseph Smith beschuldigen van wat er allemaal gebeurd is. In een brief aan zijn broer John, blikt David later terug:

Arme Joseph! Hij werd verblind en raakte in de ban van trotse, ambitieuze mannen. Ik heb hard met hem gewerkt om hem dat te laten inzien, vanaf 1835, en God weet hoeveel pijn en verdriet ik erover voelde … De meerderheid van de leden dacht dat gelijk wat Joseph deed, wel goed moest zijn”. [16]

De Whitmer-clan, waaronder ook nog de nu 65-jarige patriarch Peter senior en zijn vrouw Mary, vestigen zich in Richmond, een stadje in Ray County. Voor voorlopige beschutting huren ze her en der kamers of wonen in huifkarren. Voor deze gezinnen is het al de zoveelste trek tijdens hun bewogen leven, maar ze zijn vastberaden om opnieuw hun leven op te bouwen.

De breuk tussen Joseph Smith en de Whitmers was al sinds Kirtland in de maak. Fundamenteel ging het om een visie op wetten. Voor de Whitmers golden de landswetten als prioritair. Voor hen was grondbezit een persoonlijke zaak, juridisch beschermd door de landelijke autoriteit. Voor Joseph Smith hadden Gods wetten, verkregen door openbaring, voorrang. De profeet dacht in termen van het koninkrijk Gods op aarde, beheerst door communautaire idealen.

Maar na zoveel conflicten, dringt ook bij Joseph Smith het besef door dat de eis van volledige bezitstoewijding aan de kerk niet houdbaar is. In antwoord op zijn smeekbede hierover ontvangt hij op 8 juli 1838 – een paar weken na de uitdrijving van de Whitmers – de openbaring die de wet van toewijding vervangt door die van de tiende, wel nog voorafgegaan door de verplichting eerst het surplus van eigen goederen af te staan.[17]

Wat Sidney Rigdon bezielde om zo scherp op te treden is allicht te wijten aan afgunst en ambitie. Afgunst op de Getuigen die een engel en de gouden platen hadden gezien. Ambitie voor leiderschap, wat snel zou blijken na de dood van Joseph Smith: toen wierp Rigdon zich op als opvolger en legde zich niet neer bij de keuze voor Brigham Young. Het is geen onbekend fenomeen: latere bekeerlingen die, afgunstig en ambitieus, de eerste getrouwen willen voorbijsteken. Zeker als die eerste getrouwen een status hebben zoals die van de Drie en de Acht Getuigen. Je hebt niet veel nodig om in de kerk iemand te ondermijnen: een roddel over het niet onderhouden van geboden, een twijfel zaaien over iemands getuigenis, of vanuit een nieuwe roeping iemand uit zijn taak ontheffen …

 1838 – Juli-december, beterschap voor de enen, rampen voor de anderen

David Whitmer heeft nog maar een paard en een rijtuig wanneer hij zich in Richmond vestigt. Hij zet die meteen in als broodwinning: tegen betaling goederen vervoeren tussen Richmond en Lexington, een belangrijk handelscentrum aan de oever van de Missouri.  Ook de andere gezinnen van de Whitmer-clan steken de handen uit de mouw, zelfs de ouders Peter senior en Mary, nu beiden in de zestig. John richt zich op landbouw. Oliver Cowdery en zijn gezin keren echter terug naar Kirtland, waar Oliver een rechtspraktijk begint.

In Far West daarentegen, en in de rest van Caldwell County, waar ook nog nieuwe leden blijven aankomen, worden de relaties grimmig tussen de kerkleden en de lokale bevolking. De “Salt Sermon” van Sidney Rigdon, de uitdrijving van mormoonse gezinnen die goede banden met de lokale bevolking hadden, de werkelijke of vermeende afstraffingstochten van de Danieten tegen dissidenten, de militaristische taal van Sidney Rigdon, dat alles doet de spanningen stijgen.

Mormoonse nederzettingen breiden nu ook naar het noorden, in Davies County, waar de eerste settlers het als een bedreiging aanvoelen. Zoals voorheen gedragen sommige kerkleden zich arrogant tegenover anderen. In augustus breken rellen uit naar aanleiding van lokale verkiezingen. Aan beide zijden beginnen groepen zich te bewapenen, wat al spoedig tot confrontaties leidt, met doden en gewonden. Het escaleert tot wat de geschiedenis als de “Mormon War in Missouri” zou omschrijven. Uiteindelijk, geconfronteerd met een Staatsmilitie die optrekt naar Far West, moeten de kerkleiders zich overgeven. Joseph Smith, Sidney Rigdon en anderen worden gearresteerd. Hun proces leidt tot veroordeling en gevangenisstraffen. Verder moeten de kerkleden niet alleen hun eigendommen aan de Staat overdragen om de kosten van de militaire campagne te dekken, maar ook Missouri definitief verlaten. In februari 1839 begint de exodus uit Missouri, oostwaarts naar Illinois. Leden die zich al vroeg van de kerk gedistantieerd hebben of die uitgeschreven of geëxcommuniceerd zijn, vallen niet onder de verplichting van verbanning.

Hoe ervaren de Whitmers, nu veilig in Richmond en omgeving, het drama dat zich in het noorden afspeelt? Hoe reageren ze? Uit alles blijkt ze dat geen wrok of leedvermaak koesteren, integendeel. Historicus Ronald Romig schrijft daarover:

Toen hun eigen morele waarden niet harmoniseerden met de richting die Joseph Smith voor de kerk nam, kozen de Whitmers voor hun eigen waarden. Ze namen een principieel standpunt in en betoonden merkwaardige persoonlijke standvastigheid en wilskracht. Dat plaatst hun geloof en hun kerkervaringen in een breder perspectief. Ze steunden elkaar binnen hun eigen familiekring, maar ze zochten niet andere kerkleden weg te trekken. Evenmin gebruikten ze hun lange ervaring met Joseph Smith om vijandige informatie over hem te verspreiden. Hoewel alle Whitmer-broers nu definitief uitgesloten waren van de leiderskring van de kerk, deed geen van hen mee met de afsplitsingen na de dood van Joseph Smith. Hun stoïcijnse benadering geeft blijk van een grote waardigheid en maturiteit.[18]

 

6. Een eigen leven, en nog steeds trouw aan het Getuigenis

1839–1849 – Het onopvallend leven van een harde werker en diepmenselijk man
1848 – Poging om David Whitmer leider van een afsplitsing te maken
1850 – Oliver Cowdery komt naar Richmond om er te sterven en een schat over te dragen
1851–1860 – Business en kleinkinderen
1861–1865 – Burgeroorlog
1867 – Burgemeester, sociaal betrokken en succesvol zakenman

 1839–1849 – Het onopvallend leven van een harde werker en diepmenselijk man

David Whitmer is nu 34 jaar oud, zijn vrouw Julia Ann 24. Hun zoontje David John (“Dave”) is zes jaar, hun dochtertje Julia Ann is er vier. David zou de rest van zijn leven in Richmond blijven wonen en er zijn kinderen en kleinkinderen zien opgroeien. Over de eerste jaren van hun verblijf is niet veel geweten. Mogelijk tracht hij een zo onopvallend mogelijk bestaan te leiden, welbewust van de vijandige gevoelens die onder de bevolking nog jegens mormonen leven, zelfs als die kerkleden afstand van de beweging hebben genomen. Zeker is dat David hard werkt in de vervoersector om zo zijn gezin te onderhouden. Zo hard dat hij op 15 juni 1841 een boete krijgt voor het “werken op de Sabbat”, in die tijd een wettelijk verbod. Pas acht jaar later, in 1849, komt zijn naam nog eens in de gerechtsregisters voor, voor de vrijlating van een zwarte slaaf, een zekere Carter Thornton. Missouri is nog een slavenstaat en de algemene emancipatie zal pas na de Burgeroorlog in 1864 gebeuren. Dat David bereid is een slaaf te kopen om hem dan als vrij man te emanciperen, toont zijn diepmenselijkheid.

John Whitmer van zijn kant verkiest terug te keren naar Far West, dat de kerkleden nu verlaten hebben. Veel gronden, die de Staat had aangeslagen, staan er nu te koop. John verwerft er een aantal, waaronder ook de grond die voor de tempel in Far West bedoeld was. John wordt een succesvol landbouwer.

Na de moord op Joseph Smith in 1844 ontstaat een strijd om de opvolging. Brigham Young krijgt de steun van de meerderheid van de leden. Sidney Rigdon daarentegen, die de Whitmers zoveel ellende heeft berokkend, trekt een deel van de leden met zich mee in een kerk onder zijn leiding. Hij vestigt zich met zijn volgelingen in Pennsylvania, maar zijn beweging zal uiteindelijk uiteenvallen. Ook anderen ondernemen pogingen als opvolger van Joseph Smith en trachten aanhangers te winnen. Opmerkelijk is dat David Whitmer, die goede argumenten heeft om ook de opvolging te claimen, dit niet doet.

1848 ­– Poging om David Whitmer leider van een afsplitsing te maken

Naast Sidney Rigdon zijn er nog anderen overtuigd dat de kerk een andere richting moet uitgaan. Zo iemand is William McLellin, een van de oorspronkelijk twaalf apostelen. In Far West was hij in 1838, net zoals vele andere dissidenten, geëxcommuniceerd. Na de dood van Joseph Smith in 1844, trekt hij eerst een tijd op met Sidney Rigdon, om dan weer met hem te breken. McLellin zoekt naar steun elders. Zo denkt hij aan de Drie en de Acht Getuigen. Hij gaat eerst naar Kirtland, waar hij de steun van Martin Harris vraagt om zelf een “Church of Christ” op te richten. Martin is een tijdlang wel geïnteresseerd, maar haakt af.

Vervolgens denkt McClellin eraan om David Whitmer te betrekken en hem zelfs de leiding van de kerk te laten nemen. Hij reist dus naar Richmond, waar David en andere Whitmers hem broederlijk ontvangen. Volgens wat McLellin erover schrijft, delen ze rijke geestelijke ervaringen. Maar David is niet geneigd om McLellins plannen meteen te volgen. Later blijkt dat McLellin zijn bezoek en ervaringen bij de Whitmers heel rooskleurig en veelbelovend in Kirtland voorstelt om zo zijn beweging kracht te geven. Wanneer David Whitmer dat verneemt, laat hij in augustus 1849 een artikel in Kirtland verschijnen waarin hij in vriendelijke woorden afstand neemt van McLellins kerk. Er ruzie over maken ligt niet in zijn aard.[19]

 1850 – Oliver Cowdery komt naar Richmond om er te sterven en een schat over te dragen

In 1839, na zijn excommunicatie en het debacle van de kerk in Missouri, is Oliver Cowdery met zijn gezin naar Kirtland teruggekeerd, waar zijn broer Lyman woont. Hij begint er als advocaat te werken. Een jaar later verhuist het gezin naar de Staat Ohio waar Oliver een drukke rechtspraktijk kan uitbouwen. Uiteraard houdt Oliver contact met de Whitmers in Missouri: zijn vrouw Elizabeth is immers de zus van John en van David. Ook haar ouders, Peter en Mary Whitmer, zijn nog in leven in Richmond.

Oliver Cowdery

In de lente van 1849 kunnen Oliver, zijn vrouw en hun dochter Maria Louise, dan eindelijk nog eens de familie bezoeken in Richmond en een tijd bij hen verblijven. Ze kunnen logeren bij de ouders, de nu de 77-jarige Peter Whitmer en zijn 72-jarige vrouw Mary. Oliver sukkelt echter al lang met een aanslepend longprobleem. In augustus 1849 verergert zijn toestand, met aanvallen die wijzen op tuberculose. Familie en vrienden komen hem bezoeken. Een van hen is een kennis van vroeger, Jacob Gates. Die vraagt hem of zijn getuigenis in het Boek van Mormon gebaseerd is op een droom of een geestelijke illusie. Gates verklaarde later, onder ede, dat Oliver rechtop ging zitten, een eerste editie van het Boek van Mormon vastnam en zijn getuigenis in het Boek voorlas. Dan:

Jacob, ik wil dat je onthoudt wat ik tegen je zeg. Ik ben een stervende man, en wat zou het mij helpen om je een leugen te vertellen? Ik weet dat dit Boek van Mormon door de gave en macht van God is vertaald. Mijn ogen zagen, mijn oren hoorden, en mijn begrip werd geraakt, en ik weet dat waarvan ik getuigde waar is. Het was geen droom, geen ijdele verbeelding van de geest – het was werkelijk.[20]

Al die jaren, sinds het drukken van het Boek van Mormon in 1830, heeft Oliver een kostbare bundel documenten bewaard: de drukkerskopij van het Boek van Mormon. Nu, twintig jaar later op zijn doodsbed, vertrouwt hij de bundel toe aan David Whitmer, zijn schoonbroer en zijn mede-getuige als een van de Drie. Ook zijn eigen eerste exemplaar van het gedrukte Boek van Mormon geeft hij aan David. Andere documenten vertrouwt hij toe aan zijn andere schoonbroer, John Whitmer, waaronder het stuk papier met de “Caractors”, de lettertekens die Joseph Smith van de platen had gekopieerd en dat Martin Harris in 1828 aan professor Charles Anthon had getoond.

Op 3 maart 1850 overlijdt Oliver, omringd door zijn vrouw, zijn dochter, zijn schoonbroer David Whitmer, zijn schoonouders Peter en Mary en andere familieleden van de Whitmers. Hij is de eerste van de Drie Getuigen die heengaat.

 1851–1860 – Business en kleinkinderen

In 1851 is David 46 jaar oud. Zijn vrouw Julia Ann, nu 36, heeft al die jaren de gebeurtenissen intens mee beleefd. Zijn zoon, David John (Dave), is er nu 18. Samen met zijn vader bouwt hij de vervoersfirma stapje voor stapje uit. Er komen meer paarden bij, meer rijtuigen en karren voor transport. De zaken gaan goed. Dochter Julia Ann junior, is er nu 16. Dat meisje wordt later een schakel in de geschiedenis van de drukkerskopij.

In oktober 1852, nu net 18 jaar oud, huwt Julia Ann met een even oude jongen, Julius Schweich. Ze krijgen twee kinderen, George Schweich, geboren in 1853, en Josephine (Josie), geboren in 1856. Maar vier jaar later, in 1860, laat Julius Schweich zijn gezin in de steek. Julia Ann gaat terug inwonen bij haar ouders. Zo krijgen David en zijn vrouw hun twee kleinkinderen, George en Josie, bij hen in huis. De zevenjarige George leert al vlug een handje te helpen met de paarden van de zaak. Veertig jaar later zou hij een dramatische schakel vormen in het verhaal van de drukkerskopij. De kleine Josie is een bijzonder schrander kind dat later carrière in het hoger onderwijs zou maken. Maar we lopen vooruit.

Voor zover bekend, leiden David en zijn familie hun leven zonder incidenten. Hoewel zijn associatie met het mormonisme alom geweten is, wordt hij er niet voor lastig gevallen. Jarenlang komt zijn naam nergens voor in nieuwsberichten van de lokale pers. Ook de andere Whitmers, van Richmond tot Far West, leven blijkbaar onopvallend.

 1861–1865 – Burgeroorlog

Tijdens de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) is Missouri een verdeelde Staat, met zowel aanhangers van de Union die Amerika willen samenhouden, als van de Confederalen die het Zuiden willen afscheiden — “secession” – van de Verenigde Staten.

David steunt het standpunt van de Union zoals blijkt uit zijn handtekening onder een Verklaring van de Conservatieve Democraten in 1863.[21] Verder neemt hij een krachtig standpunt in op een vergadering van burgers van Richmond. De secessionisten, die er de meerderheid uitmaken, met wapens in de hand, stellen een resolutie op: allen die voor de Union zijn en dus niet willen afscheiden, moesten verplicht het grondgebied verlaten. David neemt het woord en verklaart dat noch een resolutie noch bedreigingen hem zullen doen wegtrekken. Als burger van de Verenigde Staten wenst hij dat te blijven en zal hij leven en sterven onder “de oude vlag”. Men kan hem nu meteen neerschieten, is zijn betoog. Zijn woorden hebben effect: de resolutie wordt niet goedgekeurd.[22] .

Ondanks vele bloedige veldslagen in Missouri, komen de Whitmers vrij ongeschonden uit de oorlog.

 1867 – Burgemeester, sociaal betrokken en succesvol zakenman

Tegen 1867 is Davids reputatie als een hardwerkende en loyale burger stevig gevestigd. Hij is ook lid van de Democratische partij en zet zich maatschappelijk in. Dat jaar wordt hij als burgemeester van Richmond verkozen. Hij onderneemt initiatieven om de hygiëne van de stad te verbeteren en laat langs de huizen houten voetpaden aanleggen, een hele innovatie! —dit is nog steeds het landelijk Amerika van de negentiende eeuw. Maar na zijn tweejarig mandaat streeft David geen herverkiezing na. Hij is er nu 63 en, zoals hij bekendmaakt, gunt hij liever de plaats aan een jongere kandidaat. Dat wordt weer een Whitmer: zijn 39-jarige neef David P. Whitmer, zoon van zijn broer Jacob.

Ook Davids vrouw, Julia Ann, is sociaal betrokken. Uit krantenberichten vernemen we dat ze deelneemt aan lokale festivals en tentoonstellingen. Ze wint prijzen voor haar zelfgemaakte zeep, vloerkleedjes, quilts en broeken.

De business, nu steeds meer in handen van zijn zoon Dave, geholpen door kleinzoon George, doet het uitstekend en breidt uit. De zaak biedt nu ook rijtuigen aan voor huwelijken en begrafenissen. De “Livery and Feed Stable” van “Dave Whitmer & Co.” is een stalhouderij waar paarden, zadels, koetsen en buggy’s gehuurd kunnen worden. Met zijn paardenfokkerij wint David prijzen voor sommige van zijn paarden en veulens.

 

7. De derde leeftijd: steeds inniger, steeds meer bezoekers

1875 – Op z’n zeventigste, dan toch zijn eigen kleine Church of Christ
1875 – In de publieke schijnwerpers: de laatst nog levende van de Drie Getuigen
1878 – De cycloon van 1 juni: alles vernietigd, maar de drukkerskopij gespaard
1878 – Bezoek van Orson Pratt en Joseph F. Smith
1879–1884 – Intense jaren om de waarheid gaaf te houden
1885 – 80 jaar
1886 – Joseph Smith III, RLDS-kerkpresident, en zijn broer Alexander op bezoek
1887 – An Address to All Believers in Christ
1888 – “The last witness is dead”

 1875 – Op z’n zeventigste, dan toch zijn eigen kleine Church of Christ

Al die voorbije jaren, sinds de breuk met Joseph Smith en de kerk in 1838, heeft David nergens een nieuwe geestelijke thuis gevonden. Hij droomt van die eerste dagen van de herstelling — die eenvoudige “Church of Christ” die in het huis van zijn vader was begonnen met zes leden. Hij kent er de principes van als geen ander. Hij is er nu zeventig en beseft het onontkoombare van de dood. Nu groeit in hem de behoefte om de Church of Christ, gebaseerd op de oorspronkelijke principes van de herstelling, terug te kunnen beleven . De Whitmer-clan, nu al met een volgende generatie kinderen en kleinkinderen, volgt hem in zijn verlangen. Ditmaal geen kerkpresident meer. David doopt eerst zijn 40-jarige neef, John Christian Whitmer, zoon van zijn broer Jacob, en ordent hem als “eerste elder”. Anderen volgen, zonder verdere hiërarchie. De kleine kerkgemeenschap, die de geschiedenis zou ingaan als de Whitmerite Church of Christ, zou nooit meer dan een honderdtal leden tellen, de meesten uit de Whitmer-clan.[23]

 1875 – In de publieke schijnwerpers: de laatst nog levende van de Drie Getuigen

In 1875 gebeurt nog iets anders met grote invloed op de laatste dertien jaar van Davids leven. Op 10 juli overlijdt Martin Harris. Na Oliver Cowdery is hij de tweede van de Drie Getuigen die heengaat. Martins laatste reis, van Kirtland naar Utah, had veel aandacht in de pers getrokken: hij was een van de mannen die een engel had gezien. Voor lezers, tuk op het mysterieuze in een tijd van séances met de geesten van overledenen en ervaringen met het bovenaardse, was dit een verhaal dat aansprak. Het verklaart de talrijke bezoekers die Martin Harris in zijn laatste levensjaren in Utah nog wilden zien.

Maar nu is David Whitmer de laatst nog levende van de Drie Getuigen. Binnen de maand na het overlijden van Martin Harris, komt de “Chicago Times” hem interviewen. Het artikel is getiteld “David Whitmer, de enige nog levende getuige van de authenticiteit van het Boek van Mormon: interview met de oude man over wat hij gezien en gehoord heeft.” Het artikel wordt bovendien door tal van andere kranten overgenomen. De journalist schrijft onder meer:

Niemand kan gedurende een half uur naar David Whitmers gelaat kijken, terwijl hij beheerst en bescheiden spreekt over wat hij gezien heeft en ernstig zijn geloof belijdt, en tegelijk zeggen dat hij een kwezel of een dweper is.”[24]

Van dan af komt er een stroom bezoekers op gang. Naast ontelbare gesprekken die geen spoor hebben nagelaten, zijn er meer dan vijftig interviews met David Whitmer in schriftelijke vorm verschenen.[25] In elk van die interviews blijft David standvastig getuigen van de gebeurtenis die zijn verdere leven bepaalde. In elk van de interviews zijn de bezoekers onder de indruk van de zekerheid en oprechtheid die David Whitmer uitstraalt.

 1878 – De cycloon van 1 juni: alles vernietigd, maar de drukkerskopij gespaard

Het voorspoedige leven van David, en van de hele stad en streek, wordt abrupt onderbroken op 1 juni 1878. Een cycloon raast door de stad, ontwortelt bomen en maakt meer dan honderd huizen met de grond gelijk. Davids stalhouderij wordt grotendeels vernield. Twaalf mensen verliezen het leven. David zelf wordt zwaar gewond. Van zijn huis staat haast niets meer recht, alles is weggeblazen —behalve een klein zijkamertje waar een kostbare koffer staat. Daarin de drukkerskopij en andere documenten. Als de cycloon dat kamertje en die koffer had weggeblazen … Ondanks zijn verwondingen, blijft David in een tent bij het verwoeste huis kamperen. Hij noteerde later: “Terwijl ik in een tent kampeerde, waren al mijn bezittingen aan het weer blootgesteld. Alles in de koffer werd vochtig, maar het manuscript bleef behouden en verkleurde zelfs niet.”

Het verhaal van die wonderlijke bescherming doet al snel de ronde, want ondertussen weet iedereen van het bestaan van het manuscript van het Boek van Mormon.

David, zoon Dave en kleinzoon George herbouwen hun huis en herstellen de stalhouderij. Toch zou David de komende jaren de gevolgen van zijn verwondingen blijven dragen.

 1878 – Bezoek van Orson Pratt en Joseph F. Smith

Enkele maanden later, wanneer men nog volop aan het heropbouwen is, komen vanuit Utah de apostelen Orson Pratt en Joseph F. Smith op bezoek. Zij verzoeken David de drukkerskopij aan de archieven in Salt Lake toe te vertrouwen (zie hiervoor). We weten al dat David Whitmer het verzoek afwijst.

Er waren verschillende getuigen bij dit gesprek aanwezig, waaronder een journalist. Uit diens verslag en ook van andere getuigen blijkt dat de kerkleiders geen geld aanboden. David zelf zou trouwens gezegd hebben dat hij de documenten voor geen geld zou verkopen. Nadien ontstonden echter wel geruchten dat de kerk bereid was tot wel 100 000 dollar voor de bundel te betalen. De geruchten lieten ook verstaan dat de kerkleiders de bundel absoluut wilden omdat ze er niet gerust op waren — stel dat de kopij niet overeenstemde met het gedrukte boek. Ook was er het gerucht dat de kerk graag zaken wilde veranderen in het manuscript, bijvoorbeeld over polygamie. Complottheorieën waren ook toen al schering en inslag.

 1879–1884 – Intense jaren om de waarheid gaaf te houden

Bezoekers komen en gaan. Interviews met David Whitmer verschijnen her en der. Maar David moet ook optornen tegen leugens – fake news was toen ook al een plaag.

In 1880 beweert een zekere John Murphy dat David Whitmer, in een gesprek met hem, de valsheid van zijn getuigenis heeft toegegeven. Wanneer hij dat verneemt, publiceert David een plechtige “Proclamatie” in de krant:

Aangezien er door ene John Murphy uit Polo, Caldwell County, Missouri, wordt beweerd dat ik afgelopen zomer in een gesprek met hem mijn getuigenis als een van de drie getuigen van het Boek van Mormon zou hebben ontkend;
Daarom, met het doel dat hij mij nu mag begrijpen, als hij dat toen niet deed; en dat de wereld de waarheid mag kennen, wens ik nu, staande als het ware in de zonsondergang van het leven, en in de vreze Gods, om voor eens en voor altijd deze publieke verklaring af te leggen:
Dat ik, als een van de de drie getuigen, nooit of te nimmer het getuigenis, dat zo lang geleden samen met dat Boek is gepubliceerd, of enig deel daarvan, heb ontkend. Degenen die mij het beste kennen, weten heel goed dat ik mij altijd aan dat getuigenis heb gehouden. En opdat niemand zich mag laten misleiden of twijfelen aan mijn huidige opvattingen hierover, bevestig ik nogmaals de waarheid van al mijn uitspraken, zoals die toen zijn gedaan en gepubliceerd.”[26]

Achter de proclamatie volgt een verklaring, getekend door 21 prominente burgers, waaronder de burgemeester, een generaal, rechters en bankiers:

Wij, de ondergetekende burgers van Richmond, Ray County, Mo., waar David Whitmer sinds het jaar 1838 heeft gewoond, verklaren dat we hem al lang en intiem kennen en dat we hem kennen als een man met de hoogste integriteit en van onbetwiste waarheid en waarachtigheid.

Maar hardnekkig verspreidt het gerucht zich, ver over de grenzen van Missouri, dat David Whitmer zijn getuigenis herroepen heeft, ja, dat zelfs alle drie van de Drie Getuigen dat gedaan hebben. Voor kranten is het voer om de kerk in Utah, die precies in die periode zwaar onder vuur ligt omwille van het meervoudig huwelijk, te ondermijnen als een groot bedrog. Het gerucht wordt al gauw als vaststaand feit aanvaard. Het wordt opgenomen in de American Cyclopaedia in het item over mormonisme en vandaar in de Encyclopaedia Britannica van 1883:

… Het boek werd uitgeven in 1830, en is vergezeld van een beëdigde verklaring van Oliver Cowdery, David Whitmer en Martin Harris dat een engel van God hen de platen had getoond waar het boek een vertaling van was. Alle drie hebben dat getuigenis als vals weerlegd, toen zij enkele jaren later het mormonisme de rug toekeerden.[27]

Ondanks zijn leeftijd en zijn fysieke kwalen blijft David even hardnekkig de waarheid verdedigen:

In de American Cyclopaedia en in de Encyclopaedia Britannica staat vermeld dat ik, David Whitmer, mijn getuigenis heb ontkend als een van de drie getuigen van de goddelijkheid van het Boek van Mormon, en dat ook de andere twee getuigen, Oliver Cowdery en Martin Harris, hun getuigenis van dat boek hebben ontkend. Ik zal het nog eens verklaren voor de hele mensheid, dat ik nooit op enig moment dat getuigenis of een deel ervan heb ontkend. Ik getuig ook aan de wereld, dat noch Oliver Cowdery, noch Martin Harris ooit op gelijk welk moment hun getuigenis hebben verloochend. Ze stierven allebei terwijl ze opnieuw de waarheid van de goddelijke authenticiteit van het Boek van Mormon bevestigden. Ik was aanwezig bij het sterfbed van Oliver Cowdery en zijn laatste woorden waren: “Broeder David, wees trouw aan uw getuigenis van het Boek van Mormon.” Hij stierf hier in Richmond, Missouri, op 3 maart 1850.[28]

 1885 – 80 jaar

Door al dat nieuws rond zijn persoon is David Whitmer in eigen streek een lokale beroemdheid geworden. Zijn jarenlange dienst aan de gemeenschap, zijn onkreukbaarheid en zijn zakelijk succes maken dat ook zijn religieuze achtergrond alle respect krijgt. Wanneer David 80 jaar wordt, krijgt hij van de pers in Richmond dit bijna lyrisch eerbetoon:

David Whitmer bereikte woensdag zijn 80ste verjaardag en is nog steeds gezond en krachtig met zicht om ook nog zijn honderd jaar te vieren. Hij blijft standvastig in het geloof van zijn jeugd. Hij is de jaren van de verwachte menselijke levensduur al voorbij, maar hij heeft het gevoel dat hij kan blijven hangen in de glans van de zonsondergang van zijn pelgrimstocht. Hij heeft het manuscript in zijn bezit waaruit het Boek van Mormon is gepubliceerd, hij herhaalt dat hij de glorie van de engel heeft gezien, hem verblindend door zijn glans, en hoorde verkondigen: “Je hebt van de waarheid getuigd”. Zonder spijt over het verleden en zonder angst voor de toekomst wacht hij kalm de universele oproep af die zegt: “Kom” tot de zonen van Adam. Wij wensen hem nog veel meer dergelijke verjaardagen toe.[29]

 1886 – Joseph Smith III, RLDS-kerkpresident, en zijn broer Alexander op bezoek

Eerst een terugblik. De leden onder leiding van Brigham Young trokken naar het Verre Westen. Hun verhaal is goed gekend. Maar er waren ook leden in kleine takken (gemeenten), verspreid over de Verenigde Staten, die Brigham Young niet volgden. Zij bleven als “ongebonden” (unaffiliated) takken bestaan en vergaderden onder leiding van hun priesterschapsdragers. Sommige van die takken onderhielden contacten met elkaar vanuit hun gezamenlijke achtergrond. Binnen dat netwerk groeide de behoefte aan een “Nieuwe organisatie”. De stelling won veld dat Joseph Smiths oudste zoon, Joseph Smith III, de eigenlijke opvolger van de profeet moest zijn. Verschillende uitspraken van Joseph Smith tijdens zijn leven ondersteunden die stelling.[30]

Joseph en Emma Smith kregen elf kinderen, waarvan er slechts vijf zouden overleven. Joseph Smith III, geboren in 1832, was de oudste zoon die overleefde. Hij is de “IIIde, na Joseph Smith senior en diens zoon Joseph Smith, de profeet. Joseph Smith III was maar elf jaar toen zijn vader de marteldood stierf. Met zijn moeder bleef hij in Nauvoo wonen. Een intelligent kind, studeerde hij als advocaat. Omstreeks 1850 klopten vertegenwoordigers van de ongebonden takken bij hem aan met het verzoek de leiding van de “nieuwe organisatie” te nemen. Joseph Smith III nam jaren de tijd om het te overwegen, tot hij voor zichzelf een duidelijke geestelijke manifestatie kreeg om de leiding op zich te nemen. Zo ontstond in 1860 een tweede “Church of Jesus Christ of Latter-day Saints”. In 1872 kwam de verduidelijking “Reorganized” ervoor om het onderscheid met de kerk in Utah te maken. De RLDS-kerk vestigde haar hoofdzetel eerst in Illinois, dan in Iowa. Pas na 1900 zou de zetel naar Independence in Missouri verhuizen. In 2000 wijzigde de naam van de kerk in Community of Christ.

Maar nu zijn we nog in 1886. De Gereorganiseerde Kerk telt dan bijna twintigduizend leden. Ook hun kerkleiders weten dat de drukkerskopij van het Boek van Mormon bij David Whitmer berust. Het is ruim in de pers verteld. In 1874 heeft de RLDS-kerk zelf ook het Boek van Mormon uitgegeven, maar de leiders vragen zich af in welke mate hun editie perfect overeenstemt met de drukkerskopij. Er gaan immers geruchten rond dat er allerlei wijzigingen in de verschillende edities van het Boek van Mormon zijn aangebracht. Joseph Smith III neemt contact met de nu 81-jarige David. Die staat meteen open voor de vergelijking. Eindelijk kan de bundel die hij al zo lang koestert, nog een ultieme dienst bewijzen.

Joseph Smith III (rechts) en zijn broer Alexander, omstreeks 1900.

Omdat hij het kostbare manuscript niet uit handen wil geven, vindt David het goed dat Joseph Smith III zelf, zijn jongere broer Alexander Smith, alsook enkele andere prominente RLDS-kerkleden, de vergelijkende lezing bij hem thuis komen doen. Dat “leescomité” reist naar Richmond en neemt zijn intrek in het Dales Boarding Hotel. Van 8 tot 17 juli 1886, elke dag van 7 uur ‘s ochtends tot 6 uur ‘s avonds, vergaderen ze in Davids huis. Ze lezen beurtelings elk vers van de drukkerskopij, van de Palmyra-editie van 1830, van de Nauvoo-editie van 1842 en van de RLDS-editie van 1874. Uiteindelijk is de conclusie dat er geen enkel noemenswaardig verschil tussen de edities bestaat. Afwijkingen hebben enkel te maken met spelling en grammaticale correcties.

Een kleine dertig jaar later, in 1914, dicteert de dan 82-jarige Joseph Smith III het volgende voor zijn memoires:

Ik herinner me dat de tijd besteed in het huis van David Whitmer, bij het onderzoek [naar de tekst van het Boek van Mormon] een van de meest aangename episodes uit die tijd was en die mij de kans gaf omgang te hebben met de bejaarde patriarch.[31]

Joseph Smith III voegde er nog een belangrijke herinnering aan toe:

Gedurende onze sessies met het leescomité kwamen er ook enkele bezoekers langs, burgers of vreemdelingen, die Elder David Whitmer wilden zien. Bij een van die gelegenheden kwam een lokale kolonel, Colonel Jiles, op bezoek met een vreemdeling genaamd Captain Fall. De bezoekers bezochten ook even de kamer waar wij aan het werk waren en mochten de drukkerskopij zien. Op vriendelijke wijze vroeg de kolonel aan Elder Whitmer of het niet mogelijk was dat een mentale storing of een hallucinatie hem had begoocheld toen hij dacht een engel en de platen te zien. Elder Whitmer richtte zich in z’n volle lengte op, en zei plechtig en indrukwekkend; “No Sir, ik was niet aan het hallucineren en ik was evenmin begoocheld. Ik zag met deze ogen, ik luisterde met deze oren, ik weet waarover ik spreek.” Ik ging de kamer uit met Colonel Jiles en Captain Fall en de kolonel zei tegen me: “Voor ons, gewone mensen, is het wat moeilijk, Elder Smith, om de verklaring van meneer Whitmer te geloven, maar een ding is zeker: niemand kan naar zijn bevestiging luisteren, zoals hij vandaag deed, en twijfelen aan de eerlijkheid en oprechtheid van de man zelf. Hij gelooft volkomen wat hij gezien en gehoord heeft, zoals hij het verklaarde.[32]

Na de laatste leessessie op 17 juli nemen de mannen afscheid van elkaar. Joseph Smiths andere zoon, Alexander, spreekt nog even met Julia Ann, Davids vrouw. Hij verwijst naar zijn moeder, Emma Smith, die in 1879, dus zeven jaar ervoor, overleden is: “Voor onze moeder overleed, heeft ze ons gezegd dat we de Whitmers moesten bezoeken, dat ze goede mensen waren en dat we, als we David Whitmer zagen, een eerlijk man zouden zien.”[33]

1887 – An Address to All Believers in Christ

David voelt al lang dat hij zijn overtuiging en zijn ervaringen te boek moet stellen. Dat wordt An Address to All Believers in Christ. Daarin vertelt hij over de vroege geschiedenis van de kerk. Hij drukt op de principes van de eenvoudige “Church of Christ” zoals in het Boek van Mormon beschreven en zoals de herstelde kerk bij aanvang heette.[34]

De rode draad is Davids diep geloof in eenvoud van leer en organisatie. Hij wijst op de oorspronkelijke structuur bij de herstelling: enkel het ambt van ouderling om zendingswerk te doen en gemeenten te leiden. Geen kerkpresident en geen rangorde van allerlei ambten. Hij waarschuwt ook voor het gevaar om één man als profeet, ziener en openbaarder te ondersteunen en die dan blindelings te volgen, zelfs als diens leringen tegen de schriften ingaan, zoals met de polygamie. David neemt afstand van de kerk in Utah waarvan hij een aantal leerstellingen verwerpt. Hij beschouwt vooral Sidney Rigdon, de Doopsgezinde predikant die in november 1830 lid werd, als bron van veel afwijkingen: “Rigdon was een indringende schriftgeleerde, een man met een degelijke opleiding en een krachtdadige prediker. Hij heeft zich diep in de genegenheid van Joseph Smith ingewerkt en had meer invloed op hem dan enig ander mens.”

Hoewel de titel van Davids boek zich “tot alle gelovigen in Christus” richt, vormen de kerkleiders verwant aan de herstelling, LDS, RLDS en anderen, de eigenlijke doelgroep. Die wil David overtuigen, met deze woorden op het einde:

Broeders, ik wil dit tot slot zeggen. Ik zal niet met jullie redetwisten. In de geest van liefde en zachtmoedigheid heb ik jullie in duidelijke en eenvoudige woorden verteld wat de Geest van God mij aanzette om te spreken. Ik ben nu de leeftijd van tweeëntachtig jaar voorbij en mijn werk in deze wereld is zo goed als klaar. God heeft aan deze generatie het Boek van Mormon gegeven, en hoe duidelijk en eenvoudig is de leer van Christus daarin uiteengezet … Moge God genade met jullie hebben om uw hart voor Hem te vernederen, zodat jullie naar het licht van de waarheid kunt worden geleid, is mijn gebed door de naam van Christus. Amen.

 1888 – “The last witness is dead”

In januari 1888 is David Whitmer 83 jaar oud en stervende.

Op zijn doodsbed vraagt hij naar de koffer waarin hij zijn kostbaarste documenten bewaart. Hij neemt het Boek van Mormon vast dat Oliver Cowdery hem had nagelaten. Omringd door zijn familie, verklaart hij voor een laatste maal: “Voor God en engelen verklaar ik dat dit boek waar is, dat het het Woord van God is, en ik heb de platen, waarvan dit boek werd vertaald door Joseph Smith, werkelijk gezien en ter hand genomen.” Hij sterft op 25 januari 1888.

David had bepaald dat zijn begrafenis in alle stilte en eenvoud zou gebeuren, zonder enige ceremonie. Daarom kopt de krant The Richmond Democrat pas op 2 februari “THE LAST WITNESS DEAD”, bovenaan op de eerste bladzijde, met een lang en doorvoeld artikel over Davids leven en zijn laatste dagen en uren. En als besluit:

Nooit heeft hier een man onder ons gewoond die meer vrienden en minder vijanden had. Eerlijk, gewetensvol en oprecht in al zijn omgang, rechtvaardig in zijn beoordeling van mensen, openhartig in zijn behandeling van allen, maakte hij blijvende vrienden die tot het einde van hem hielden.[35]

Ook andere kranten brengen het nieuws, met evenveel respect voor de laatste van de Drie Getuigen.

Maar in al die waardering was David Whitmer voor velen ook een mysterie. Voor wie onmogelijk kon geloven in engelen en gouden platen, was David Whitmer een dilemma. Hoe kon deze onkreukbare man die zo rustig en beheerst in alles handelde, die rationeel en succesvol zijn zaken beheerde, hoe kon deze man in zo’n irrationele dingen geloven? Het was een vraag waarmee vrienden en buren in Richmond al eens worstelden. Zoals Hyram Parker, een man die vele jaren in Davids buurt woonde en hem goed kende en waardeerde: “Hoe je de waanvoorstelling kunt verklaren die deze oude man moet hebben bezeten, dat gaat mijn begrip te boven.”[36]

Maar het is precies Davids levenslange onkreukbaarheid die zijn getuigenis zo waardevol maakt: aan zijn eerlijkheid kan niemand twijfelen.

 

8. Het lot van de drukkerskopij

1888–1895 – Van echtgenote naar zoon naar kleinzoon
1901 – George Schweich tracht de drukkerskopij te verkopen
1903 – De Gereorganiseerde Kerk koopt en bewaart
1988 – LDS en RLDS linguïsten en kerkleiders bouwen bruggen
2015 – Het “Joseph Smith Papers project” publiceert de facsimile van de drukkerskopij
2017 – 35 miljoen dollar

 1888–1895 – Van echtgenote naar zoon naar kleinzoon

Na Davids overlijden bevindt de drukkerskopij zich nog steeds in zijn huis, samen met andere historische documenten die David van verdere familieleden heeft gekregen. Het is “familiebezit”. Davids  nabestaanden zijn z’n vrouw Julia Ann, nu 73, en hun twee kinderen Dave en Julia Ann junior. Dave, nu 55, is gehuwd maar heeft geen eigen kinderen. Julia Ann junior, nu 53, heeft twee kinderen uit haar huwelijk met Julius Schweich: George Schweich, nu 35, en Josie, nu 32.

Davids vrouw, ondanks dat ze tien jaar jonger is, volgt hem al een jaar later in de dood: Julia Ann overlijdt op 25 februari 1889 en wordt naast David begraven. Hun twee kinderen, Dave en Julia Ann junior, worden samen de eigenaars van de kostbare documenten. Maar zes jaar later, in juni 1895, komt Dave om in een tragisch ongeval: terwijl hij, helemaal alleen, in een nabije zandgroeve een lading zand aan het inladen is, zakt de wand in en bedelft hem. Pas uren later vindt men zijn lijk.

Zo komen alle documenten in handen van zijn zus Julia Ann junior en haar twee kinderen, George en Josie.

De jaren gaan voorbij.

 1901 – George Schweich tracht de drukkerskopij te verkopen
George Schweich poseert met de drukkerskopij

In 1901 is kleinzoon George 48 jaar oud. Hij mist de gevoelens die zijn grootvader bezielden om zoveel jaren alle documenten zorgvuldig in de familie te bewaren. Misschien uit geldnood, misschien gewoon om van die oude papieren af te raken, vraagt hij aan een makelaar in oude documenten, William Benjamin, om een koper te vinden voor de drukkerskopij en andere papieren van zijn grootvader. Of hij daar zijn moeder en zijn zus Josie van op de hoogte brengt is onduidelijk.

Via een tussenpersoon bereikt het aanbod de kerk in Salt Lake. Het wordt voorgelegd aan de nu 63-jarige Joseph F. Smith en ondertussen kerkpresident. In tegenstelling tot zijn interesse in 1878, toen hij met Orson Pratt David Whitmer bezocht, reageert hij nu kordaat afwijzend:

Dat manuscript dat Mr. Benjamin aanbiedt, heeft geen enkele waarde voor ons. Het is ons al herhaaldelijk aangeboden en er gaan valse berichten rond alsof wij dit absoluut willen hebben. Maar wij beschouwen het als zonder waarde. Aangezien er al tienduizenden gedrukte exemplaren van het Boek van Mormon wereldwijd beschikbaar zijn, is het duidelijk dat dit manuscript geen enkele waarde voor niemand heeft. Het kan niets afdoen of toevoegen aan het woord van God dat in het gedrukte boek beschikbaar is.[37]

Nu lijkt het onbegrijpelijk dat de kerkpresident zo reageerde. Mogelijk wilde hij zo de geruchten ontkrachten dat de kerk gebrand was om het document te bezitten, alsof er onverkwikkelijke zaken in te vinden waren die de kerk dan geheim kon houden. Mogelijk had hij misprijzen voor wie geld durfde vragen voor een document dat in principe tot de kerk zelf behoorde. Mogelijk had hij, te midden van veel grotere zorgen, gewoon geen tijd om het belang van die oude papieren te beseffen.

 1903 ­– De Gereorganiseerde Kerk koopt en bewaart

George Schweich vangt dus bot in Utah. Dan gaat het aanbod naar Joseph Smith III, leider van de RLDS-kerk. Die heeft wel interesse: voor hem zijn de stukken kostbare herinneringen aan zijn eigen vader, waar alles mee was begonnen eind jaren1820. Het bezit van de documenten geeft ook meer legitimiteit aan de Gereorganiseerde Kerk: net zoals haar leider een directe nakomeling van Joseph Smith is, zo bewaart ze ook Joseph Smiths erfenis. In die geest heeft de kerk bovendien plannen om haar zetel in Independence, Missouri te vestigen, de locatie die Joseph Smith als het centrum van Zion voorzag. In 1903 koopt de RLDS-kerk de drukkerskopij en andere documenten voor de som van 2 450 dollar, wat in huidige waarde ongeveer 87 000 dollar is.

De Gereorganiseerde Kerk draagt goed zorg voor de documenten. Ze worden gedeponeerd in een bankkluis in Kansas City, de snel groeiende stad nabij Independence. Heel uitzonderlijk, om de tien jaar of zo, is er al eens een tentoonstelling in Independence waar bezoekers aan een RLDS-kerkconferentie de documenten kunnen bewonderen. Maar voor het overige wordt er niets mee gedaan.

 1988 – LDS en RLDS linguïsten en kerkleiders bouwen bruggen

Precies honderd jaar na de dood van David Whitmer, in maart 1988, plannen enkele taalkundigen van de “Deseret Language and Linguistic Society” om een kritische tekst van het Boek van Mormon uit te geven. In linguïstiek is een “kritische tekst” een grondige studie van alle verschillen die een geschreven werk in de loop der jaren heeft ondergaan, vanaf het eerste manuscript, de kopieën ervan, de eerste uitgave en alle volgende uitgaven. Het is een wetenschappelijke benadering die vooral historische teksten bestudeert, zoals heilige schriften en oude literaire meesterwerken. Verschillen tussen opeenvolgende versies zijn immers onvermijdelijk als men met de hand kopieën maakt, zetwerk verricht, echte of vermeende fouten verbetert bij het proeflezen, en zo telkens opnieuw bij herdrukken. Het doel is om zo nauwkeurig mogelijk de originele tekst te bepalen. De hoofdonderzoeker voor het “Critical Text Project of the Book of Mormon” wordt BYU professor Royal Skousen.[38]

Een van de belangrijke tussenstappen bij de eerste productie van het gedrukte Boek van Mormon was uiteraard de drukkerskopij van 1829. Maar die ligt in een kluis in Kansas City. Royal Skousen neemt contact met Richard Howard, de historicus van de RLDS-kerk. Van dan af ontstaat een hechte samenwerking tussen de experten van de kerk in Utah en de RLDS-kerk, met toestemming van de kerkleiders aan beide zijden. In 1992 gaan Royal Skousen en zijn team  naar Independence en nemen hoogkwalitatieve kleurfoto’s van alle pagina’s van de drukkerskopij. Maar zij merken ook dat de tijd de kostbare kopij met vocht en vuil heeft aangetast en dat verdere aftakeling en inktverkleuring onvermijdelijk zijn.

In 1995 wordt Gordon B. Hinckley president van de LDS-kerk (hier even zo genoemd voor de vergelijking). Vanuit zijn bijzondere interesse voor de geschiedenis van de kerk en haar documenten bezoekt hij Independence. Samen met de RLDS-kerkpresident kan hij de drukkerskopij bekijken. De kerk in Utah beschikt over uitzonderlijke expertise om documenten uit de vroege geschiedenis van de kerk te onderzoeken. Dat gaat om laboratoriumanalyse van het papier, de soorten inkt, de houding van de pen bij het schrijven om schrijvers te identificeren, maar ook om het reinigen, verwijderen van schadelijke stoffen en het behandelen voor optimale bewaring. Met akkoord van RLDS-kerkpresident W. Grant McMurray wordt in 1997 de drukkerskopij naar het Historical Department van de kerk in Salt Lake City gebracht. Zes maanden lang werkt een team op de analyse en de behandeling van elke pagina.[39]

In 2000 wijzigt de RLDS-kerk haar naam in Community of Christ (CoC). Het gaat gepaard met andere uitdagende wijzigingen, maar  voor het werk op de historische documenten verloopt de samenwerking tussen beide kerken, LDS en CoC, optimaal .

 2015 – Het “Joseph Smith Papers project” publiceert de facsimile van de drukkerskopij

Tot in de jaren 1990 nam de LDS-kerk een beschermende houding aan inzake haar geschiedenis: het verleden mocht enkel opbouwend en inspirerend verteld worden. Daar kwam verandering in toen kerkleiders beseften dat het beter is de geschiedenis zo volledig en zo nauwkeurig mogelijk te onderzoeken en erover te publiceren. In 2001 kwam zo het  project “The Joseph Smith Papers” tot stand om de duizenden documenten die met Joseph Smith te maken hebben, publiekelijk beschikbaar te stellen, zowel in druk als online. Het project is in handen van het Historical Department van de kerk. Een van de onderdelen van het project betreft “Revelations and Translations” en daarin het deelproject “Book of Mormon manuscripts”. In 2015 werd dat deel voltooid met de publicatie van de drukkerskopij, zowel in facsimile boekvorm (in twee delen) als digitaal. Voor elke bladzijde zijn ook alle correcties en opmerkingen  van bij de aanvang gedetailleerd weergegeven.

 2017 – 35 miljoen dollar

Op 17 september 2017 maakt de LDS-kerk bekend dat zij de drukkerskopij voor 35 miljoen dollar van de Community of Christ gekocht heeft, de hoogste som die ooit voor een document betaald is. De leiding van de CoC bevestigt het gelijktijdig.

In een live webcast aan zijn kerkleden verduidelijkt CoC-president Stephen Veazey de transactie. Hij erkent dat afstand doen van het document leden zal bedroeven, maar legt uit hoe het geld ten goede zal komen. De CoC kampt al jaren met financiële moeilijkheden, waarbij onder meer het pensioenfonds voor haar medewerkers onvoldoende wordt. Daar is het geld van de verkoop voor bestemd.[40] Op de achtergrond speelt ook het besef dat de LDS-kerk het document voor komende generaties gered heeft.

Hoe de verkoop precies geregeld werd, is niet bekend gemaakt. Wel dat het geld van donoren kwam, niet van de LDS-kerk. Om maximaal ten goede te komen aan de noden van de CoC, zou er een besloten veiling zijn gehouden waar rijke donoren hun bodsommen inlegden voor de aankoop door de LDS-kerk, wat het enorm hoge bedrag verklaart. In feite was de transactie dus een reddingspakket voor de gepensioneerden en komende gepensioneerden van een zusterkerk.

David Whitmer zou blij zijn geweest dat zijn jarenlange zorg voor de drukkerskopij uiteindelijk zo loonde: sociale zekerheid voor zoveel ouderen en het document zelf veilig bewaard en wereldwijd beschikbaar.

 

[1]     Royal Skousen, “Another Account of Mary Whitmer’s Viewing of the Golden Plates.” Interpreter: A Journal of Mormon Scripture 10 (2014): 35-44.

[2]     Leer en Verbonden 20:1

[3]     Leer en Verbonden 45:66.

[4]     Leer en Verbonden 69, zie ook afdeling 47.

[5]     Leer en Verbonden 57:2–3.

[6]     Kansas City Journal, 5 June 1881. Cit. in Richardson, David Whitmer, a Witness to the Divine Authenticity of the Book of Mormon, Thesis Brigham Young University (1952), 49.

[7]     Geciteerd in Ronald E. Romig, Eighth Witness: The Biography of John Whitmer (Independence, Missouri: John Whitmer Books, 2014), p. 243.

[8]     Richardson, David Whitmer, 54.

[9]     Leer en Verbonden 18:37.

[10]   Romig, Eight Witness, 274. Reeds in een openbaring op 22 juni 1834 in Missouri maakte Joseph Smith duidelijk dat “na een tijd” de leden een “groot leger” moesten vormen en wraak nemen op hun vijanden (Leer en Verbonden 105: 26–32).

[11]   Romig, Eight Witness, 274–275.

[12]   Romig, Eight Witness, 311.

[13]   Leer en Verbonden 58:35–37; 72:9–27.

[14]   Leonard Arrington, “Early Mormon Communitarianism: The Law of Consecration and Stewardship”, Western Humanities Review 7, no. 4 (1953): 341– 369; Blair G. Van Dyke, “Conquest of the Heart: Implementing the Law of Consecration in Missouri and Ohio,” Religious Educator 3, no. 2 (2002): 45–65.

[15]   Romig, Eight Witness, 351.

[16]   Romig, Eight Witness, 315.

[17]   Leer en Verbonden 119.

[18]   Romig, Eighth Witness, 374.

[19]   Richardson, David Whitmer, 80–82.

[20]   Scott Faulring, “The Return of Oliver Cowdery,” in Oliver Cowdery: Scribe, Elder, Witness (Provo, Utah: Neal A. Maxwell Institute for Religious Scholarship, 2006): 321–62.

[21]   Geciteerd in Richardson, David Whitmer, 84.

[22]   Richard Lloyd Anderson, “David Whitmer, The Independent Missouri Businessman”, Improvement Era, Vol. 72, No. 4 (April 1969), pp. 74–76, 78–81 (76­–77).

[23]   Romig, Eight Witness, 457.

[24]   In het artikel overgenomen in de Salt Lake Herald, 7 augustus 1875.

[25]   Lyndon W. Cook, ed., David Whitmer Interviews: A Restoration Witness (Orem, Utah: Grandin Book, 1991).

[26]   Richmond Conservator, 24 maart 1881.

[27]   Encyclopaedia Britannica, vol. XVI (Edinburg: Adam & Charles Black, 1883), p. 826.

[28]   Whitmer, An Address to All Believers in Christ (Richmond: Whitmer 1887), 13.

[29]   Richmond Conservator, January 9, 1885.

[30]   https://en.wikipedia.org/wiki/Joseph_Smith_III

[31]   Romig, Eight Witness, 482.

[32]   Romig, Eight Witness, 483.

[33]   Romig, Eight Witness, 483.

[34]   Er is wel terecht opgemerkt dat David Whitmer, meer dan een halve eeuw na de gebeurtenissen, zich niet alles accuraat herinnert of soms gebeurtenissen met elkaar verwart. Zie Kenneth W. Godfrey, “David Whitmer and the Shaping of Latter-day Saint History.” in The Disciple as Witness: Essays on Latter-day Saint History and Doctrine in Honor of Richard Lloyd Anderson (Provo UT: Maxwell Institute, 2000): 223–256.

[35]   Richmond Democrat, 2 februari 1888, p. 1.

[36]   Cit. in Anderson, “David Whitmer”, 80.

[37]   Romig, Eight Witness, 493–494.

[38]   Royal Skousen, “The Book of Mormon Critical Text Project,” in Joseph Smith: The Prophet, The Man, ed. Susan Easton Black and Charles D. Tate Jr. (Provo, UT: Religious Studies Center, Brigham Young University, 1993), 65–75; Royal Skousen, “History of the Critical Text Project o the Book of Mormon.” Journal of Book of Mormon Studies 11, no. 2 (2002), 5–21.

[39]   Ronald E. Romig, “The Printer’s Manuscript”, in Journal of Book of Mormon Studies 11, no. 2 (2002), 32–38.

[40]   Rich Brown gaf er gepaste commentaar over: https://wheatandtares.org/2017/09/30/coc-perspective-on-manuscript-sale/