“Hij nodigt allen uit tot Hem te komen”
1 – Wonderlijke Nephi: twee modi en twee tonen
2 – Perspectieven in profetieën: wie ziet wat wanneer?
3 – Meer licht op het vertaalproces van het Boek van Mormon
4 – “En hoe danken zij de Joden voor de Bijbel?”
5 – In het Nederlands vertalen: het voorbeeld van “familiar spirit”
6 – Gestructureerd lezen
Lees de bestudeerde hoofdstukken hier.
Deze pagina als pdf
1 – Wonderlijke Nephi: twee modi en twee tonen
In kerklessen benaderen we de Schriften vaak als een selectie van verzen. We lezen en bespreken één vers en springen dan naar een ander, verderop, of zelfs naar een vers in een ander boekdeel volgens het spel van de verwijzingen. De korte lestijd, de lesaanwijzingen en het te groot aantal hoofdstukken verleiden tot die benadering. Maar elk onderdeel van de Schriften is in de eerste plaats een samenhangend verhaal en de uiting van de persoonlijkheid van de betrokken schrijver. Die samenhang en die persoonlijkheid mogen we niet uit het oog verliezen. Het zal de schrijver als mens, in zijn eigen context, dichter bij ons brengen. Zo verkennen we hier Nephi.
“Vrouw die de Schrift leest”
van Gerrit Dou (1613-1675),
tijdgenoot van Rembrandt
Nephi, nu omstreeks zeventig jaar oud of al ouder, heeft in het vorige hoofdstuk aangekondigd dat hij gaat “profeteren volgens de duidelijkheid die met mij is geweest sedert de tijd dat ik met mijn vader uit Jeruzalem kwam” (2 Nephi 25:4). Zo kennen we hem inderdaad al van bij de aanvang: nuchter en helder. Voor zijn eigen profetieën, die nu gaan volgen, zorgde hij zelf voor de aanloop: dertien hoofdstukken lang, 12 tot 24, heeft hij uitgebreid Jesaja geciteerd, waarbij hij diens onduidelijkheid toch wel … duidelijk heeft doen aanvoelen. Nu gaat Nephi Jesaja gebruiken als springplank voor zijn eigen, duidelijker profetieën, want daarin “kan niemand zich vergissen” (2 Nephi 25:7).
Nephi inspireert zich evenwel op Jesaja’s structuur en beeldspraak, wat een wonderlijk ineenstrengelen geeft van twee modi: de modus van Nephi’s nuchtere uitspraken naast de modus van poëtische beelden die hij aan Jesaja ontleent, soms in hetzelfde vers. Zo brengt hij het nuchtere “het zal geschieden dat de Here God de woorden van een boek voor u tevoorschijn zal brengen” naast het poëtische “hun spraak zal fluisteren uit het stof”. Zo kondigt hij aan “dat de Here God een grote scheiding onder de mensen zal veroorzaken” en in het volgende vers dat “gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen”. Het bevestigt wat we al wisten uit “de psalm” van Nephi in les 7: Nephi de nuchtere hunkert naar de warmte van het woord, maar hij heeft er de hulp van anderen voor nodig.
Naast die twee modi is even opmerkenswaardig de afwisseling van twee tonen – innig en grimmig. In het eerste vers van hoofdstuk 26 spreekt Nephi zijn toehoorders aan met een nieuwe innigheid: “mijn kinderen, en mijn geliefde broeders”. Het is de eerste maal dat hij, in al die jaren, zo’n gevoelige aanhef neemt. Maar prompt volgt een reeks verzen waar “het vuur van de toorn des Heren” de goddelozen verdelgt. Dat lokt zijn uitroep uit: “O het leed, en de smart van mijn ziel om het verlies van de gedoden van mijn volk!” Maar dan, snel daarna, terug de vrede: “Hij nodigt hen allen uit om tot Hem te komen en deel te hebben aan zijn goedheid; en Hij verwerpt niemand die tot Hem komt”. In de vijf hoofdstukken die deze les omvat voert Nephi ons door die golven, telkens weer grimmig, dan weer innig. Meestal start hij grimmig om tegen het einde van een onderdeel te verzachten, zoals een aanstormende golf die op het strand steeds zachter uitdijt. Pas tegen het einde van hoofdstuk 30 kan Nephi definitief plaats ruimen voor vreugde en vrede.
Wanneer je deze hoofdstukken leest, sta dus al eens stil bij Nephi’s ineengestrengelde stijl, in twee modi en twee tonen, die zijn wonderlijke persoonlijkheid blootleggen.
“De golf” van Gustave Courbet (1819-1877)
2 – Perspectieven in profetieën: wie ziet wat wanneer?
Profetieën spreken over de toekomst. Oude profetieën, die wij nu lezen, hebben echter een drievoudig perspectief. Ze kunnen spreken over zaken die ondertussen al gebeurd zijn, zaken die we nu beleven, en zaken die nog moeten komen. Nephi schrijft vanuit het midden van de vijfde eeuw voor Christus. Voor hem is alles toekomst, maar vanuit ons standpunt gelden drie te onderscheiden perspectieven: een deel is al voorbij, een deel omgeeft ons, een deel moet nog komen.
Om het nog wat ingewikkelder te maken kunnen sommige profetieën, met dezelfde woorden, op verschillende momenten en gebeurtenissen doelen. Wanneer Nephi iets uit Jesaja “op zichzelf” toepast, bedoelde Jesaja er vanuit zijn eigen situatie mogelijk iets anders mee. Zo beschrijft Jesaja vernietigingen die de Joden in bepaalde periodes overkomen, terwijl Nephi met diezelfde woorden op vernietigingen onder Nephieten en Lamanieten doelt. Zo verweeft Nephi oudere Schriftuur in zijn eigen toekomstbeelden “in een veelzijdig proces dat kopiëren, interpreteren, contextualiseren, aanpassen aan andere doelen en profeteren omvat – vaak alles tegelijk”.[1]
In les 8 zagen we hoe deze profetieën op vier fasen betrekking hebben.[2] Het is nuttig dat hier in herinnering te brengen:
A – de komst van een Messias
B – de verstrooiing (diaspora) van Israël
C – de dag van de “andere volken”
D – eindtijd – het herstel van Israël – de uiteindelijke overwinning van goed over kwaad
Elk van die fasen is dus ook nog eens meerlagig in de tijd.
- De komst van een Messias (fase A) kan zowel op de eerste komst bij het begin van onze tijdrekening wijzen, als op latere verschijningen, zoals aan de Nephieten of in openbaring aan profeten, als op zijn ultieme wederkomst bij het einde der tijden.
- De profetie over de verstrooiing van Israël (fase B) kan te maken hebben met de diaspora van de Joden na de vernietiging van de eerste tempel rond 587 v.C. of met hun diaspora na de verwoesting van de tweede tempel in het jaar 70 n.C. Maar ook latere en andere verstrooiingen, volgens de identificatie van “Israël”, komen in aanmerking. In de hoofdstukken die we nu bestuderen komt ook de verstrooiing van de Lamanieten op het westelijk halfrond ter sprake.
- De dag van de “andere volken” (fase C) kan gelden voor de bekendmaking van het evangelie aan “de heidenen” ten tijde van de oorspronkelijke apostelen, of, volgens mormoonse interpretaties, kan die betrekking hebben op de ontdekking van Amerika en de grondlegging van een “grote natie”, of op de herstelling van de kerk in 1830 en de opdracht om Israël te vergaderen, of pas op de hulp die natiën boden of nog zullen bieden voor de terugkeer van de Joden naar Palestina.
“Jesaja’s vrede” van William Strutt (1825-1915)
- Het herstel van Israël (fase D) hangt af van de definitie van Israël – de oorspronkelijke stammen en hun nakomelingen in een geestelijke betekenis, of de herstelde kerk, of het begin van de staat Israël, of een herstelling bij de terugkeer van Christus. Fase D betreft dus ook de eindtijd en de uiteindelijke overwinning van goed over kwaad – het vredestafereel van Jesaja, waarbij de dieren symbolisch in vrede leven – en een kind zal ze leiden –, dat ook in deze les ter sprake komt.
In veel gevallen is duidelijk op wat een bepaalde fase slaat, in andere gevallen is het aan interpretatie onderhevig. Zie bij het onderdeel Gestructureerd lezen voor aanduidingen van de fasen.
3 – Meer licht op het vertaalproces van het Boek van Mormon
In 2 Nephi 27 lezen we over het boek dat “uit het stof” zal spreken. Nephi voorspelt gebeurtenissen rond het voortkomen van het boek, waaronder deze episode:
Maar zie, het zal geschieden dat de Here God zal zeggen tot hem aan wie Hij het boek overhandigt: Neem deze woorden, die niet zijn verzegeld, en overhandig ze aan een ander, opdat hij ze zal tonen aan de geleerde, zeggende: Lees dit, bid ik u. En de geleerde zal zeggen: Breng het boek hierheen, en ik zal ze lezen. (2 Nephi 27:15)
Mormonen weten waar dit naar verwijst: Joseph Smith kopieerde een reeks schrifttekens van de platen, waarna Martin Harris die aan professor Charles Anthon in New York toonde. Sinds kort kunnen we echter meer details over dat gebeuren lezen, inclusief over het vertaalproces van het Boek van Mormon. Dat hebben we te danken aan een ruimere verspreiding van sinds lang bekende gegevens, maar ook aan nieuwe dankzij een grootschalig historisch project dat alle geschriften door en rond Joseph Smith aan het publiceren is. Duizenden handgeschreven teksten berustten immers nog in archieven en waren moeilijk vindbaar of toegankelijk voor wetenschappelijke vorsers. In embryo startte het project al in de jaren 1960 op BYU. In de jaren ’70 tot ’90 stonden sommige kerkleiders weigerachtig tegen de vrije publicatie van alle documenten, uit vrees dat kerkleden bepaalde gegevens niet goed zouden kunnen plaatsen of moeite hebben met schijnbare contradicties. Geschiedenis is nu eenmaal een rommelige ruimte. Elke instantie, of het nu een kerk, een land of een organisatie is, verkiest immers een mooi en helder levensverhaal, zoals elk individu ook liever een net cv voorstelt. Maar zo’n afgestofte weergave houdt risico’s in wanneer kerkleden of onderzoekers storende stukken buiten hun context en zonder duiding tegenkomen. De kerkleiding raakte daarom overtuigd dat het beter was alle vraagtekens openlijk te bespreken en alle geschriften door en rond Joseph Smith maximaal bekend te maken, maar dan op de meest professionele wijze, met kopieën van de originele documenten, en die ook wereldwijd digitaal beschikbaar te stellen. Zo ontstond in 2001 het Joseph Smith Papers Project, een samenwerking tussen BYU en LDS Church Archives.
Hoewel iedereen toegang heeft, zijn de documenten in de eerste plaats bedoeld voor historici. Die kunnen dan voor het grote publiek een vlot leesbaar en, waar nodig, samengevat verhaal brengen. Zo publiceerde Deseret Book, de kerkelijke uitgeverij, in 2015 een boek over het vertaalproces van het Boek van Mormon en in 2016 een boek over de zienerstenen van Joseph Smith.[3] Het is deels gebaseerd op documenten die recentelijk onderzocht werden en deels op elementen die al langer bekend zijn, maar waar veel leden niet vertrouwd mee zijn. Ik vat enkele bijzonderheden hier samen, zonder op de vele details in te gaan.
Joseph Smith ontving de platen uit de handen van Moroni in september 1827, samen met de “Urim en Tummim”, waarvan Moroni hem zei “dat het bezit en gebruik van die stenen bepalend was voor ’zieners’ in oude of vroegere tijden; en dat God ze had toebereid met het doel het boek te vertalen”.[4] Het blijkt echter dat Joseph niet meteen begreep hoe dat proces in zijn werk zou gaan. Zijn aandacht ging ook eerst volop naar het beschermen van de platen want er was veel rumoer rond ontstaan. Daarom verhuisde hij ook, in december 1827, naar Harmony, Pennsylvania, 280 kilometer verder. We lezen in zijn geschiedenis hoe hij dan schrifttekens van de platen kopieert: “Ik nam een behoorlijk aantal over en door middel van de Urim en Tummim vertaalde ik enige daarvan, hetgeen ik deed tussen de tijd dat ik ten huize van de vader van mijn vrouw aankwam, in de maand december [1827], en februari van het jaar daarop [1828].” Aandachtige lectuur van die zin reveleert dat dit vertaalproces niet vanzelf ging: tussen december en februari vertaalde hij maar “enige” schrifttekens.
Joseph Smith had wel de platen en de Urim en Tummim in ontvangst gekregen, maar hoe er mee om te gaan moest hij zelf ervaren. De Urim en Tummim vormden geen “doorkijkbril” die zomaar onbekende in bekende tekens omzette. Het waren twee ronde, ondoorzichtige, glasachtige stenen, gehecht in een soort montuur, waarop, zo wordt doorgaans aangenomen, letters en woorden konden verschijnen, afhankelijk van het geloof en de geestelijke concentratie van de gebruiker – vergelijkbaar met de functie van de Liahona waar ook wisselende letters en woorden op verschenen “overeenkomstig het geloof en de ijver die wij eraan schonken” (1 Nephi 16:29). Een gelijksoortig middel vermelden Mosiah (Mosiah 8:9–13) en ook Alma (Alma 37:23) – “een steen, die in de duisternis zal schijnen als een licht”. Begin 1828 besefte Joseph Smith blijkbaar nog niet dat hij het hele boek door die benadering zou kunnen vertalen. Zijn eerste pogingen met “enkele” schrifttekens hadden wel iets opgeleverd, maar of de vertaling juist was kon hij niet verzekeren. Als jongeman zonder noemenswaardige opleiding, die zelf amper behoorlijk kon schrijven, zocht hij dus naar iemand die het wel zou kunnen. Aan vertrouwelingen in zijn omgeving signaleerde hij dat verlangen.
Martin Harris, geïnspireerd door een visioen en gefascineerd door het gebeuren, wilde hem daarbij helpen. Met een stuk papier waarop enkele gekopieerde lijnen van de platen stonden, ging hij op weg met de bedoeling iemand te vinden die de taal kende en zo zou kunnen helpen bij de vertaling. Die weg voerde hem van de ene naar de andere tot bij de classicus Charles Anthon in New York. Wat er precies in het kantoor van Anthon gebeurde verschilt volgens wat Harris en wat Anthon er later over vertelden. Wat er ook van zij, een vertaler werd niet gevonden. Joseph Smith begon te beseffen dat hijzelf, via de Urim en Tummim of een gelijksoortige “zienersteen”, de vertaling van de tekst moest kunnen oproepen en dicteren. Het werd een rijpingsproces in geloof. Emma, Joseph’s vrouw, was de eerste die het gedicteerde begon te noteren. Om de woorden op de glasachtige stenen van de Urim en Tummim beter te kunnen onderscheiden of om zich beter in de geest te kunnen concentreren met behulp van een zienersteen, legde Joseph ze in een hoed met brede randen waardoor licht werd buitengesloten. Zo dicteerde hij wat hij kon onderscheiden, woord na woord, soms uren na elkaar. De vergelijking met een smartphone of een e-reader is allicht niet gepast, maar voor wie bepaalde zaken onmogelijk acht, kan zo’n verwijzing naar technologische wonderen doen nadenken. Het dicteren kan ook een geestelijk proces geweest zijn, met de zienersteen als symbolisch houvast.
Na Emma nam Martin Harris het noteren over, van half-april tot half-juni 1828, met dezelfde werkwijze. Dan volgde een lange onderbreking door het verlies van de eerste 116 bladzijden van het manuscript (zie Joseph Smith’s geschiedenis). Pas in april 1829 arriveerde Oliver Cowdery en zou het dicteerwerk op dezelfde wijze, nu intens, verdergaan. Twee maanden lang noteerde Oliver Cowdery, dag in dag uit, de woorden die Joseph Smith vanuit zijn hoed dicteerde. De platen zelf lagen ergens opzij, meestal in een doek gewikkeld, als de concrete, tastbare getuige van de oorsprong van de tekst. Zowel Emma, Martin Harris als Oliver Cowdery getuigden over dit dicteerproces, ook nog herhaaldelijk in latere jaren.
Goed bedoelde artistieke voorstellingen hebben kerkleden meer dan eens een verkeerd begrip ingeprent. Dat is ook zo met het vertaalproces van het Boek van Mormon. We kennen de illustraties waarbij Joseph Smith voor de open bundel platen zit, met de vinger op een lijn, en zo blijkbaar “vertaalt”. Dat lijkt ernstiger en geloofwaardiger dan een man met z’n gezicht gedoken in een hoed. Allicht daarom werd het echte gebeuren liever niet zo geïllustreerd noch zo verteld. En toch is dat dicteerproces het meest overtuigende, dat elke fraude uitsluit: Joseph Smith zat niet verborgen achter een gordijn en had geen papieren waar hij van aflas. De zowat 270 000 woorden van het Boek van Mormon, met heel zijn complexe structuur, met al zijn namen en datums, met al zijn chiasmen en zijn rijke parallellismen, dicteerde hij zoals door de getuigen beschreven.
Zie ook het Boek van Mormon ontdekken.
4 – “En hoe danken zij de Joden voor de Bijbel?”
Ik sta even stil bij een merkwaardige passage – in 2 Nephi 29:4 – die tussen de vele andere niet voldoende aandacht dreigt te krijgen. Matthew L. Bowen wijdde er een studie aan die ik hier samenvat.[5]
Velen, waarschuwt Nephi, zullen spotten met bijkomende Schriftuur en zeggen: “Een Bijbel! Een Bijbel! Wij hebben een Bijbel en er kan niet nog meer Bijbel zijn”. Daarop volgt een krachtig antwoord:
Maar aldus zegt de Here God: O dwazen, zij zullen een Bijbel hebben; en deze zal voortkomen uit de Joden, mijn verbondsvolk vanouds. En hoe danken zij de Joden voor de Bijbel die zij van hen ontvangen? Ja, wat bedoelen de andere volken eigenlijk? Denken zij aan de moeiten en het gezwoeg en de inspanningen der Joden, en hoe ijverig zij jegens Mij zijn geweest om de andere volken redding te brengen? O andere volken, zijt gij de Joden, mijn verbondsvolk vanouds, indachtig geweest? Neen; integendeel, gij hebt hen vervloekt en gehaat, en niet getracht hen terug te winnen. Maar zie, Ik zal al deze dingen op uw eigen hoofd doen wederkeren, want Ik, de Heer, ben mijn volk niet vergeten. (2 Nephi 29:4-6)
De passage gaat rechtstreeks in tegen een eeuwenoud christelijk antisemitisme dat de Joden verantwoordelijk acht voor de kruisiging van Jezus en voor het verwerpen van het Nieuwe Verbond. Nogal wat analisten achten de apostel Paulus ongewild verantwoordelijk voor dit christelijk antisemitisme. In zijn brief aan de Romeinen stelt Paulus bijvoorbeeld hoe de geestelijke besnijdenis in het hart het diepste kenmerk van goddelijke aanneming is, en niet de besnijdenis in het vlees. Deze en andere Paulinische uitspraken leidden later tot de interpretatie dat de niet-Joden (in deze context nog altijd een goede vertaling voor het Engelse “Gentiles”) de bevoorrechte plaats van de Joden in Gods heilsplan hadden overgenomen. Dat concept heet “supersessionisme” of “overtreffing” – de theologische visie dat het christendom het jodendom had overtroffen en nu het nieuwe en definitieve verbondsvolk uitmaakte, terwijl God deJoden verworpen had.[6] Alle christelijke kerken namen dat concept aan, de ene al haatvoller dan de andere, met vreselijke gevolgen voor de Joden door de eeuwen heen. Het zou bijvoorbeeld tot 1965 duren, na het Vaticaans concilie, dat de katholieke kerk een “zachter” supersessionisme aannam.
Jezus voor Caiphas (Salvin getijdenboek, ca. 1275). De christelijke voorstelling van afstotende Joden rond een “Angelsaksische” Christus droeg sterk bij tot negatieve joodse beeldvorming en tot jodenvervolging.
Dat Nephi deze passage enkele eeuwen voor Christus als profetie kon schrijven is merkwaardig, maar de passage zou even merkwaardig zijn indien ze in 1830 voor het eerst geschreven zou zijn. In de tijd van Joseph Smith heerste nog steeds een indringend antisemitisme in de christelijke Verenigde Staten.[7] Antisemitisme was openlijk deel van de christelijke opvoeding. Daar tegen in gaan was ondenkbaar. Het Boek van Mormon gaat er radicaal tegen in.
5 – In het Nederlands vertalen: het voorbeeld van “familiar spirit”
Correct uit het Engels in het Nederlands vertalen vraagt veel zorg en inzicht in de leer. Vers 16 van 2 Nephi 26 levert daar een interessant voorbeeld van. Dat vers is belangrijk in mormoons perspectief. Hier voorspelt Nephi het voortkomen van het Boek van Mormon als spraak die “vanuit het stof” en “als het ware uit de grond” zal klinken, waarbij hij een passage uit Jesaja 29 vanuit het eigen Nephitische toekomstperspectief aanwendt: eens zullen hun woorden vanuit de grond de wereld bereiken.
In het Engelse Boek van Mormon luidt het begin van dit vers:
“For those who shall be destroyed shall speak unto them out of the ground, and their speech shall be low out of the dust, and their voice shall be as one that hath a familiar spirit”.
Vroegere Nederlandse edities van het Boek van Mormon gaven voor dit laatste stuk “en hun stem zal zijn als van iemand die een welbekende geest heeft”. Maar de herziene vertaling van 2004 geeft hiervoor “en hun stem zal zijn als iemand die de doden bezweert”. Een algemene richtlijn van de kerkelijke vertaaldienst vraagt inderdaad om “familiar spirit” te begrijpen als “a spirit of a dead person invoked by a medium”. Dat geldt wel in andere contexten, maar niet hier. Ook de Nederlandse editie van 2017 behoudt die vertaling, mede geleid door de Herziene Statenvertaling van 2010: “… Uw stem vanuit de aarde zal zijn als die van een dodenbezweerder; en uw woorden klinken piepend uit het stof”.
De uitdrukking “a familiar spirit” kan in sommige gevallen met dodenbezwering in verband gebracht worden.[8] Maar hier, en zeker in mormoons perspectief, is de betekenis onmiskenbaar. Nephi bedoelt dat “de stem uit het stof” als een vertrouwde, bekende stem zal klinken, die de mensen zullen herkennen wanneer ze die horen bij de lectuur van het Boek van Mormon. Het is een verklaring die in de kerk al lang bekend is.[9] Bovendien verduidelijkt het vervolg van het vers “want de Here God zal hem macht geven, opdat hij zal fluisteren over hen, als het ware uit de grond”. De stem is dus door God gemachtigd. Dodenbezwering, als negatieve praktijk veroordeeld in de Bijbel, is hier niet aan de orde.
De Hebreeuwse en de Griekse teksten van Jeasaja 29:4 tonen ook aan dat dodenbezwering hier niet aan de orde is. Zie mijn artikel hierover in the Journal of Mormon History.
De vroegere Nederlandse edities van het Boek van Mormon geven dus precies weer wat Nephi bedoelde: “als de stem van iemand die een welbekende geest heeft”.
6 – Gestructureerd lezen
Hoofdstukken 26 tot 30 vormen een “pendant” van de net ervoor aangehaalde hoofdstukken uit Jesaja (12 tot 24). Nephi geeft nu zijn eigen “duidelijke” profetieën, maar hij gebruikt daartoe ook beelden uit Jesaja.
2 Nephi 26
2 Nephi 27
2 Nephi 28
2 Nephi 29
2 Nephi 30
In elk onderdeel van de hoofdstukken gaat het om één of twee van de vier fasen. Soms komt meer dan één fase voor in een vers.
A – de komst van een Messias
B – de verstrooiing (diaspora) van Israël
C – de dag van de “andere volken”
D – eindtijd – het herstel van Israël – de uiteindelijke overwinning van goed over kwaad
Elk van deze hoofdstukken is bijzonder rijk gestructureerd, met grote parallellismen die zich dan in middelgrote en in kleinere vertakken. Nephi heeft ongetwijfeld veel tijd aan deze teksten besteed. De grootste parallellismen heb ik hieronder niet uitgetekend, wel een paar middelgrote en kleinere. Een * duidt aan dat ik de Nederlandse tekst nauwer op de Engelse heb doen aansluiten omdat de huidige Nederlandse vertaling de originele syntactische structuren vaak niet respecteert, terwijl dat wel mogelijk is en zo de parallellismen beter doet uitkomen.
Voor uitleg over vormen van parallellisme, zie de uitleg in Les 6 voor chiasme, contrast en herhalingsparafrase en de uitleg in Les 7 voor opsomming.
Als je lesgeeft met computer kun je op een kader klikken om het aan een kleine groep vergroot te tonen of voor een grotere groep te projecteren.
2 Nephi 26
Verzen 1-13 – Blik op duizend jaar geschiedenis – Christus openbaart zich aan de mens
(Fase A – Messias)
Een hoofdstuk dat grimmig begint…
1–3 Na vele geslachten met oorlogen onder Nephieten en Lamanieten (560 v.C. tot 1 v.C.), zal de Messias komen (midden des tijds); zijn geboorte, dood en opstanding gaan gepaard met tekenen.
3–6 De hoogmoedigen en tegenstanders onder Nephieten en Lamanieten zullen vernietigd worden.
7 Smartelijke uitroep van Nephi over “de gedoden van mijn volk”.
8-9 De rechtvaardigen zullen echter niet vernietigd worden: het derde en deels vierde geslacht na de komst van de Messias onder de Nephieten zal vrede kennen.
10–11 De Nephieten worden grotendeels vernietigd (eind 5de eeuw n.C.)
12-13 Ook andere volken moeten over Christus leren (uitbreiding van Fase A -Messias)
Verzen 14-23 – De laatste dagen
(Fase B & C – verstrooiing en impact van andere volken)
14-15 De nakomelingen van Nephieten en Lamanieten zullen door andere volken geslagen worden (verwijzing naar verdelging van indianen)
Beeldspraak uit Jesaja 29:3 – “ja, wanneer de Here God Zich rondom tegen hen zal hebben gelegerd, en met een schans het beleg tegen hen zal hebben geslagen en vestingen tegen hen zal hebben opgeworpen; en wanneer zij diep in het stof zullen zijn neergeworpen, zodat zij zelfs niet bestaan”
16-17 De vernietigden zullen “diep vanuit het stof spreken” (Boek van Mormon).
18-19 Herhaling van de vernietiging van de ongelovige (Nephieten & Lamanieten) door andere volken
20-22 De andere volken verheffen zich in hoogmoed en bouwen valse kerken op en geheime verenigingen.
Verzen 23-33 – De openheid van God voor allen
(Fase C – ook andere volken)
Vanaf hier, tot het einde van het hoofdstuk, dijt “de golf” van grimmigheid van de vorige verzen uit tot een rustiger einde, met tussendoor toch nog wat oprispingen tussen de uitingen van hoop en liefde.
23–28 Uitnodiging van God tot allen, niemand is uitgesloten.
29–31 Veroordeling van priesterlisten voor het gewin van de wereld, terwijl er naastenliefde nodig is.
32-33 God geeft geboden om het kwade te mijden en het goede te doen; hij verwerpt niemand.
2 Nephi 27
In dit hoofdstuk grijpt Nephi verder terug naar beelden uit Jesaja 29, maar hij maakt er een uitgebreider hoofdstuk van. Jesaja’s beelden hebben betrekking op de eindtijd, maar Nephi verbreedt dit vanaf de periode van het voortkomen van Boek van Mormon.
(Fase C – de dag van de “andere volken”)
(Fase D – eindtijd – het herstel van Israël – de uiteindelijke overwinning van goed over kwaad)
Verzen 1-5 – Ongerechtigheid onder de andere volken (met beelden uit Jesaja 29:10)
Een golf van grote grimmigheid…
1-2 In “de laatste dagen”, overal ter wereld, ongerechtigheid
3 Natiën die tegen Zion strijden zullen hongerig, dorstig, uitgeput zijn
4-5 De volken liggen in “een diepe slaap” door de verwerping van profeten
Zoals voorheen begint de “golf” van grimmigheid van de vorige verzen nu uit te dijen. Het voortkomen van het Boek van Mormon brengt hoop, hoewel tegenstand en ongeloof blijven bestaan. Maar uiteindelijk, in het laatste vers, zullen de “dwalenden” en de “morrenden” omarmd worden.
Verzen 6-23 – Het voortkomen van het Boek van Mormon [met beelden uit Jesaja 29:11-12]
6-8 God zal een boek tevoorschijn brengen.
9-11 Het boek, met een verzegeld beeld, zal aan iemand overhandigd worden.
12-14 Drie getuigen en enkele anderen zullen het boek mogen zien.
15-18 Woorden uit het boek worden getoond aan een geleerde.
(episode met professor Charles Anthon aan wie Martin Harris enkele schrifttekens van het Boek van Mormon voorlegde)
19-21 De woorden worden aan een niet geleerd man gegeven die de woorden zal kunnen lezen.
22-22 Het boek wordt opnieuw verborgen in de hoede van de Heer.
Verzen 23-35 – Een wonderbaar werk en aankondiging van betere tijden
[met beelden uit Jesaja 29:13-24]
(Fase D – eindtijd – het herstel van Israël – de uiteindelijke overwinning van goed over kwaad)
23 God herinnert ons eraan dat hij dezelfde blijft, een God van wonderen
24-26 Tegenover mensen die niet echt geloven, komt een wonderbaar werk tot stand.
27-32 Aanklacht tegen huichelaars en aankondiging van grote veranderingen.
33-35 Aansluiting met de beloften aan het Huis Israëls
2 Nephi 28
Wat een opflakkering van grimmigheid! Pas helemaal op het einde van het hoofdstuk breekt de wilde golf stuk op de barmhartigheid Gods.
1-2 De inhoud van het boek zullen voor allen kostbaar zijn.
Verzen 3-18 – Beschrijving van de toestanden in afvallige kerken en het koninkrijk van de duivel
3-4 Tussen de kerken zal verdeeldheid heersen.
5-6 Zij verloochenen de macht en de wonderen van God.
7-9 Verschillende houdingen tegenover zonde: onbezorgdheid of relativering.
10 Het bloed der heiligen zal hen aanklagen.
11-12 Verdorvenheid en hoogmoed in de kerken.
13-14 Zij beroven de armen, vervolgen de zachtmoedigen;
toch zijn er onder hen ook ootmoedige volgelingen.
15-18 Veroordeling van hoogmoedigen en van de grote en gruwelijke kerk.
19 Veroordeling van het koninkrijk van de duivel die
20 – mensen tot toorn tegen het goede ophitst
21 – mensen in zinnelijke gerustheid doet indommelen (“Alles is wel in Zion”)
22 – mensen doet geloven dat hij niet bestaat
23 het uiteindelijk lot van dezen wanneer het oordeel komt.
Verzen 24-32 – Geweeklaag
24-25 Wee over wie zelfvoldaan is
26 Wee die luistert naar de mens, en niet naar God
27-31 Wee over wie zegt dat hij genoeg heeft en niet meer wil van Gods woord
32 Wee de andere volken
en dan de uitdijing: “toch zal Ik jegens hen barmhartig zijn, zegt de Here God, indien zij zich bekeren en tot Mij komen; want mijn arm is de gehele dag uitgestrekt, zegt de Here God der heerscharen.”
2 Nephi 29
Dit hoofdstuk handelt over Gods woord door middel van de Schriften, gezien in het breder kader van Gods verbonden in de loop van de geschiedenis. Het is een kort maar uitzonderlijk rijk gestructureerd hoofdstuk.
De veertien verzen kan men als één groot chiasme zien met volgende hoofdpassages in spiegelstructuur:
Elk van die passages splitst dan verder uit in andere parallelle structuren.
1-2 Er komt een wonderbaar werk omdat God zijn verbond met Israël gedenkt
3-6 De Bijbel: de niet-Joden willen niet meer Bijbel, maar zij versmaden de Joden die hen de Bijbel brachten.
Ook de volgende verzen ademen parallelstructuren.
7-11 De verbreding tot alle mensen en alle volken
Vanaf vers 7, maar zeker vanaf vers 11, komt de “golf” van grimmigheid opnieuw tot rust met de belofte dat alles zal samenkomen en Israël hersteld wordt.
12-14 Alles komt uiteindelijk samen omdat God Zijn verbond gedenkt.
2 Nephi 30
Dit is het laatste hoofdstuk in het onderdeel van Nephi’s eigen profetieën. Ditmaal is de aanzet van de golf nog maar een weinig grimmig, en hoop en goed nieuws nemen snel de boventoon. Ook Jesaja komt er terug bij, maar nu de beroemde beelden van de uiteindelijke vrede.
(Fase D – eindtijd – het herstel van Israël – de uiteindelijke overwinning van goed over kwaad)
1-2 Universalisme: wie zich bekeert hoort bij het verbondsvolk.
3–6 Het Boek van Mormon zal velen tot geloof brengen, ook “het overblijfsel van ons nageslacht”.
7 Ook de Joden zullen in Christus beginnen te geloven.
8 Het werk zal voortgaan onder alle natiën.
9-11 Gods oordeel zal een grote scheiding onder de mensen veroorzaken.
12-15 Beelden van Jesaja: vrede op aarde.
16-17 Alles zal geopenbaard worden.
Voetnoten
[1] Joseph M. Spencer & Jenny Webb, “Introduction”, in Reading Nephi Reading Isaiah: Reading 2 Nephi 26–27, Joseph M. Spencer & Jenny Webb (eds.) (Salem: Salt Press LLC, 2011), 2.
[2] John W. Welch, “Getting Through Isaiah,” in Isaiah in the Book of Mormon, Donald W. Parry and John W. Welch, eds. (Provo, Utah: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 1998), 19–46.
[3] Michael Hubbard MacKay and Gerrit J. Dirkmaat, From Darkness unto Light: Joseph Smith’s Translation and Publication of the Book of Mormon (Salt Lake City: Deseret Book, 2015); Michael Hubbard MacKay and Nicholas J. Frederick, Joseph Smith’s Seer Stones (Provo: Religious Study Center / Salt Lake City: Deseret Book, 2016). Een andere gedetailleerde studie is die van Brant A. Gardner, The Gift and Power: Translating the Book of Mormon (Salt Lake City: Greg Kofford Books, 2011). Aan te bevelen is ook Roger Nicholson, “The Spectacles, the Stone, the Hat, and the Book: A Twenty-first Century Believer’s View of the Book of Mormon Translation,” Interpreter: A Journal of Mormon Scripture 5 (2013): 121–190 (online beschikbaar).
[4] Joseph Smith—Geschiedenis, 35.
[5] Matthew L. Bowen, “’What Thank They the Jews?’ (2 Nephi 29:4): A Note on the Name ‘Judah’ and Antisemitism,” Interpreter: A Journal of Mormon Scripture 12 (2014): 111–125.
[6] Bruce Longenecker, “On Israel’s God and God’s Israel: Assessing Supersessionism in Paul,” The Journal of Theological Studies 58, no. 1 (2007): 26-44; Michael J. Vlach, The Church as a Replacement of Israel: An Analysis of Supersessionism (Berne: Peter Lang, 2009).
[7] Leonard Dinnerstein, Antisemitism in America (New York: Oxford University Press, 1994); David Gerber (ed.), Anti-Semitism in American History (Champaign: University of Illinois Press, 1986); William Pencak, Jews and Gentiles in Early America, 1654–1800 (Ann Arbor: University of Michigan Press, 2005); Robert Rockaway and Arnon Gutfeld, “Demonic images of the Jew in the nineteenth century United States,” American Jewish History 89, no. 4 (2001): 355–381.
[8] Amanda Colleen Brown, “Out of the Dust: An Examination of Necromancy as a Literary Construct in the Book of Mormon,” Studia Antiqua 14, no. 2 (2016), 27–37; Jenny Webb, “Slumbering Voices: Death and Textuality in Second Nephi,“ in Reading Nephi Reading Isaiah: Reading 2 Nephi 26–27, Joseph M. Spencer & Jenny Webb (eds.) (Salem: Salt Press LLC, 2011), 63–78.
[9] “What is the meaning of ‘familiar spirit’ in Isaiah 29? – Book of Mormon Answers”, Journal of Book of Mormon Studies 7, no. 1 (1998): 74. Zie ook Robert Cloward, “Isaiah 29 and the Book of Mormon,” in Isaiah in the Book of Mormon, Donald W. Parry and John W. Welch, eds. (Provo, Utah: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 1998), 191–247.
Om terug te keren:
1 – Wonderlijke Nephi: twee modi en twee tonen
2 – Perspectieven in profetieën: wie ziet wat wanneer?
3 – Meer licht op het vertaalproces van het Boek van Mormon
4 – “En hoe danken zij de Joden voor de Bijbel?”
5 – In het Nederlands vertalen: het voorbeeld van “familiar spirit”
6 – Gestructureerd lezen