Les 12 – Jakob 1–4

“Zoekt het koninkrijk Gods”

1 – Jakob: een andere stem
2 – “Mijn geliefde broeders” – waar zijn de zusters?
3 – De bevolking: een andere kijk op hun diversiteit
4 – Weetjes bij bepaalde verzen
5 – Gestructureerd lezen

Lees de bestudeerde hoofdstukken hier.
Deze pagina als pdf

1 – Jakob: een andere stem

Jakob, de jongere broer van Nephi (zo’n twintig jaar jonger) is op een aantal punten de tegenpool van Nephi. Zijn stijl is anders. Zijn focus is anders. Zijn woordenschat is anders. Die verschillen maken hem niet alleen boeiend, maar ze illustreren ook de authenticiteit van het Boek van Mormon.

“Gezeten kind’ van Carl Paul Jennewein (1890-1978)

In les 8 maakten we al kennis met Jakob. Het kind was “in de wildernis” geboren, na het vertrek van de groep uit Jeruzalem. De zegen die hij later van zijn vader Lehi kreeg herinnerde aan die moeilijke tijd: “… in uw kinderjaren hebt gij ellende en veel smart doorstaan wegens de ruwheid van uw broeders … “ (2 Nephi 2:1–3). De kleine Jakob toonde al vroeg zijn gevoeligheid voor het leed van anderen  toen hij zijn moeder zag lijden (1 Nephi 18:19). Hij groeide op onder de bescherming van Nephi – “gij zult veilig wonen bij uw broeder, Nephi”, zei Lehi in zijn zegen.

Als volwassen man werd Jakob door Nephi “tot priester en leraar over het land van mijn volk” gewijd (2 Nephi 5:26). Nephi liet hem ook een toespraak op de kleine platen noteren – een duidelijke oefening voor het later bijhouden van de kroniek (2 Nephi 6–10). Daar komt voor het eerst de aanspreking “mijn geliefde broeders” voor, een intense uitdrukking die Jakob er dertien keer herhaalt en die Nephi zelf en anderen later overnemen.

Nu komen we aan het eigen boek Jakob. Nephi heeft zijn jongere broer de opdracht gegeven om de kleine platen – de geestelijke inhouden – onder zijn hoede te nemen, vijfenvijftig jaar na het vertrek uit Jeruzalem. Jakob moet nu ongeveer vijftig jaar oud zijn. Nephi zelf, in de zeventig, heeft afscheid genomen in zijn laatste woorden in 2 Nephi.

Wat valt op?

Jakob’s stijl is anders. Hij tracht geen lange parallellismen op te bouwen zoals Nephi dat  deed. De nuchtere Nephi forceerde soms de tekst om literair te klinken en zocht daartoe inspiratie in de Psalmen of in Jesaja. Nephi was de man van de twee modi en de twee tonen die hij wonderlijk vermengde. Jakob is gewoon zichzelf, met de hand op het hart, eenvoudig en gevoelig. In tegenstelling tot Nephi zal hij in zijn eigen boek geen enkele keer Jesaja citeren. Jesaja’s afstandelijke en oorlogsgerichte beeldspraak ligt Jakob blijkbaar niet. Toen hij jaren daarvoor Jesaja citeerde, verduidelijkte hij dat hij het op verzoek van Nephi deed (2 Nephi 6:4). Nu hij zelf kan kiezen, zal hij Zenos uitgebreid citeren, met de vredevolle beelden van de wijngaard en het redden van de bomen.

Jakob’s focus is anders. Hij bekommert zich om de mensen in hun dagelijkse doen. Zijn eerste toespraak na de dood van Nephi gaat over sociale rechtvaardigheid en over gezinsrelaties. Hij pakt de rijken over hun hoogmoed aan en wijst op hun verantwoordelijkheid – “de naakten te kleden en de hongerigen te voeden en de gevangenen te bevrijden en in de behoeften van de zieken en noodlijdenden te voorzien” (Jakob 2:19). Hij pakt de mannen over hun seksueel wangedrag aan, vanuit de ellende die zij hun vrouwen en kinderen aandoen. In tegenstelling tot Nephi, die geen goed woord voor de Lamanieten had, kan Jakob over het uiterlijk heen kijken en prijst hij de Lamanieten als toonbeeld van huwelijkstrouw, liefde en wederzijds respect. Die focus op het menselijke betekent niet dat Jakob de religieuze intensiteit loslaat: het uiteindelijk doel, zoals bij Nephi, is mensen helpen de zaligheid te bereiken. In dat opzicht sluit zijn bekommernis aan bij die van Nephi.

 

Meester_van_Alkmaar_Werken_van_Barmhartigheid_1De naakten te kleden, de hongerigen te spijzen… horen bij de “zeven werken van barmhartigheid”, vaak in de kunst weergegeven. Hier één van de zeven panelen van het werk van de Meester van Alkmaar (ca. 1500). Het onderschrift luidt: “Deelt mildelick den armen – god zal u weder ontfarmen”. Zie hier alle panelen.

 

Jakob’s woordenschat is anders. Hij gebruikt gevoelsmatige woorden en uitdrukkingen die Nephi nooit heeft gebezigd, en die ook elders niet voorkomen, wat een natuurlijk bewijs van verschillend auteurschap is. Enkele voorbeelden:

  • “… zijn kruis zouden opnemen en de smaad der wereld zouden dragen” (1:8)
  • “… om het aangename woord Gods te horen, ja, het woord dat de verwonde ziel geneest” (2:8)
  • “… zij die niet zijn verwond, krijgen dolken aangelegd om hun ziel te doorboren en hun tere gemoed te verwonden” (2:9)
  • “… de hand der voorzienigheid heeft u zeer vriendelijk toegelachen” (2:13)
  • “… Gij hebt op het hart van uw teergevoelige vrouwen getrapt … het snikken van hun hart stijgt op tot God tegen u” (2:35)
  • “… het leven is voorbijgegaan alsof het een droom voor ons was, want wij zijn een eenzaam en ernstig volk, zwervers, uit Jeruzalem geworpen, geboren in beproeving in een wildernis en door onze broeders gehaat, hetgeen oorlogen en twisten heeft veroorzaakt; daarom hebben wij onze levensdagen vertreurd” (7:26)


Het overwegend thema van de pijn en de treurnis verraadt een zekere melancholie die nochtans continu van liefde voor de mens doortrokken is. Jakob zou je zo omarmen.

 

2 – “Mijn geliefde broeders” – waar zijn de zusters?

“Mijn geliefde broeders, …” zijn de eerste woorden die we van Jakob hoorden, al in 2 Nephi 6. In die eerste toespraak herhaalde hij die aanspreking dertien keer. Nadien neemt Nephi de aanspreking over en uiteraard komt ze nu weer terug in het boek Jakob. Maar waarom geen zusters in de aanspreking? Die vraag trachten we te beantwoorden aan het eind van dit onderdeel.

Een bredere inleiding tekent eerst de context.

Wat was de plaats van de vrouw in de culturen van het Boek van Mormon? We beschikken slechts over fragmentarische gegevens, en dan nog door mannen geschreven. Aan de oppervlakte zien we een Bijbelse, patriarchale mannenwereld. Alle schrijvers in het Boek van Mormon zijn mannen. De spilfiguren van de geschiedenis zijn mannen. De profeten en priesters zijn mannen. Vrouwen hebben van bij de aanvang een functionele rol – de heer zegt aan Lehi “dat zijn zoons dochters tot vrouw moesten nemen om voor de Heer nageslacht te verwekken” en daarvoor komt het gezin van Ismaël erbij. De dochters worden uitgehuwelijkt – van keuze of liefde lezen we niets. Zelfs de namen van die vrouwen, nochtans de stammoeders van de Nephieten en Lamanieten, blijven onvermeld. Dat geeft geen aanmoedigend beeld als we naar dat verleden kijken door de bril en met de gevoeligheden van nu. Maar precies dat kijken vertroebelt ook het zicht waardoor we andere signalen missen.

Dat hun cultuur patriarchaal was, zoals nagenoeg alle archaïsche culturen, is onmiskenbaar. Maar dat betekent nog niet dat de vrouw er onmondig, ongeletterd, onopgemerkt en rechteloos bij liep. De Nephieten onderhielden de wet van Mozes. Die wet legde man en vrouw heel wat regels op, maar bood de vrouw ook rechten en bescherming. De gelijkheid tussen man en vrouw voor God is uitgesproken: “Hij verwerpt niemand die tot Hem komt, zwarte en blanke, slaaf en vrije, man en vrouw” (2 Nephi 26:33). Of nog: “En nu, wegens het verbond dat gij hebt gesloten, zult gij de kinderen van Christus worden genoemd, zijn zonen en zijn dochters” (Mosiah 5:7). Of nog: “… die herstelling zal tot allen komen, zowel jong als oud, zowel geknechten als vrijen, zowel man als vrouw” (Alma 11:44).

Er zijn meer indicaties over vrouwen in het Boek van Mormon dan we op het eerste gezicht zouden verwachten. Ze komen op heel wat plaatsen ter sprake – 159 voorkomens van de woorden “vrouw” en “vrouwen”, tegen 123 voorkomens van “mannen”. Anderzijds, geen “zusters”, maar wel … 567 keer “broeders”. Dat weegt op de indruk bij het lezen.

 

Mondig, geletterd

Vrouwen konden mondig optreden. Zo staat het gezin van Lehi en Sariah van bij de aanvang model voor de interactie tussen man en vrouw. Zonder angst en als gelijke kan Sariah haar man verwijten toesturen. Lehi reageert niet autoritair, maar begrijpend en troostend. Samen met hem neemt Sariah vervolgens deel aan het ritueel van het dankoffer (1 Nephi 5:2–9). Iets verder in het verhaal zien we hoe ook binnen andere koppels man en vrouw als eensgezinde gelijken optreden: Laman en Lemuël en hun vrouwen rebelleren tegen de drie andere koppels (1 Nephi 7:6). Vrouwen nemen initiatief: de vrouw en een dochter van Ismaël redden Nephi’s leven door te pleiten met Laman en Lemuël (1 Nephi 7:19). Nephi noteert de emoties van Ismaëls dochters bij de dood van hun vader (1 Nephi 16:35). Merkwaardig vers is wel deze waardering: “En zo groot waren de zegeningen des Heren over ons, dat onze vrouwen, terwijl wij in de wildernis van rauw vlees leefden, overvloedig voor hun kinderen te zogen hadden en sterk waren, ja, even sterk als de mannen” (1 Nephi 17:2). Nephi noteert de verwijten van Laman en Lemuël die de klachten van hun vrouwen echoën: “… en wij hebben al deze jaren in de wildernis rondgezworven; en onze vrouwen hebben gezwoegd tijdens hun zwangerschap; en zij hebben kinderen in de wildernis gebaard en alles doorstaan, behalve de dood” (1 Nephi 17:20). Nephi vermeldt ook zijn eigen vrouw “met haar tranen en gebeden”, tijdens de storm op zee, wanneer zij het hart van Laman en Lemuël tracht te verzachten (1 Nephi 18:19). Tussen al de mannelijke stoerheid bieden vrouwen de stem van pleitrede en van gevoel.

We kunnen er ook van uitgaan dat deze vrouwen geletterd waren, aangezien ook zij beefden bij het lezen van de woorden in de Liahona (1 Nephi 16:27). Zij zijn betrokken bij religie “om het aangename woord Gods te horen, ja, het woord dat de verwonde ziel geneest” (Jakob 2:8). Dat verklaart dan weer de impact van de moeders op het onderwijs van kinderen, zoals blijkt uit het verhaal van de tweeduizend jonge krijgslieden (Helaman 56:47–48). Zij hebben evenveel recht op openbaring en geestelijke gaven: “En nu, door engelen deelt Hij zijn woord mee aan de mensen, ja, niet alleen aan mannen, maar ook aan vrouwen” (Alma 32:23).

 

Opgemerkt

Naast de hierboven vermelde voorkomens van vrouwen, zijn ze ook elders aanwezig in het Boek van Mormon. Ze staan altijd mee vermeld in beelden van de mensheid – zoals in de visioenen van Lehi en Nephi – of in toespraken: “… het gehele mensdom moet worden wedergeboren, ja, mannen en vrouwen” (Mosiah 27:25).

Vrouwen vergaderen mee met de mannen om te luisteren naar toespraken in de tempel of naar bijzondere boodschappen (Jakob 2:7–8; Mosiah 2:5-7). Vrouwen nemen actief deel aan het economisch proces: “En ik liet de mannen de aardbodem bebouwen en allerlei graan en allerlei vruchten van iedere soort telen. En ik liet de vrouwen spinnen en zwoegen en arbeiden, en allerlei fijn linnen vervaardigen, ja, en weefsel van iedere soort” (Mosiah 10:4–5; zie ook Helaman 6:13). Ook al klinkt het hier als bevestiging van rolpatronen, zoveel verschillende beroepen zullen er in deze agrarische maatschappij niet geweest zijn. En “zwoegen en arbeiden” wijst op diversiteit van taken. Vrouwen spelen een rol in politieke en militaire verwikkelingen. In Mosiah 19 lezen we hoe mannen het bevel weigeren om hun vrouwen en kinderen achter te laten en hoe de Lamanieten – soms zijn ze veel menselijker dan voorgesteld – hun leven sparen uit medelijden, wat dan weer migratie en hervestigingen veroorzaakt. De ontvoering van vierentwintig “dochters der Lamanieten” leidt tot ingrijpende politieke gebeurtenissen (Mosiah 20). Een belasting zorgt voor het onderhoud van oorlogsweduwen en –wezen (Mosiah 21:17). Vrouwen zetten zich in als ambassadrices voor vrede (Mosiah 23:33–34). Alvast bij de Lamanieten (hier komen ze er weer beter uit) hadden vrouwen successierecht op de troon (Alma 47:32-35). Bijzondere aandacht krijgen twee vrouwen, de dienstmaagd Abish en haar koningin, vrouw van koning Lamoni, beiden geprivilegieerd als deel van een bekeringsverhaal (Alma 19). Een andere moedige dienstmaagd bezorgt de Nephieten belangrijke strategische informatie (Alma 50:30–31). Als nodig dragen vrouwen wapens en strijden mee (Alma 55:17; Ether 15:15).

Men kan de frequente uitdrukking “vrouwen en kinderen” als denigrerend beschouwen, alsof dit vrouwen tot een bezitscategorie op het niveau van kinderen verlaagt. Dat lijkt echter niet de bedoeling van de uitdrukking als men met alle vermeldingen van vrouwen in het Boek van Mormon rekening houdt. Taalkundig is er evenwel nog het probleem dat de Nederlandse vertaling niet het onderscheid maakt tussen “wives” (echtgenotes) en “women” (vrouwen) en beide woorden door “vrouwen” vertaalt. Daardoor verlies je nuances die onder meer onder de wet van Mozes belangrijk zijn.

 

Slachtoffers

Minne_Moeder beweent haar dood kind_1953_Gent“Moeder beweent haar dode kind” van de Vlaamse beeldhouwer George Minne (1866-1941)

In de boeken Alma, Helaman, 3 Nephi en Ether bevinden vrouwen zich continu in het aandachtsveld, helaas vooral als slachtoffer van oorlog. Bezorgdheid om hun veiligheid blijkt een constante in het Boek van Mormon. Opperbevelhebber Moroni herinnert aan “de heilige steun die wij onze vrouwen en kinderen verschuldigd zijn” (Alma 44:5). Op zijn mantel schreef hij “Ter gedachtenis aan onze God, onze godsdienst en vrijheid, en onze vrede, onze vrouwen en onze kinderen” (Alma 46:12).

Vooral de boeken Ether, Mormon en Moroni brengen de zwartste bladzijden over vrouwen, zowel bij Nephieten als Lamanieten. Het is een nietsontziend verhaal van geweld tegen vrouwen – gefolterd, verkracht, verbrand, vermoord. Mormon, in zijn brief in Moroni 9, probeert het radeloos te verwoorden. Schrijnend passen zijn woorden van toen nog bij het heden op tal van plaatsen in de wereld.

 

Monogamie en respect

Afwijkend van de wet van Mozes is de regel van monogamie, die Lehi reeds vooropstelde: “…  geen enkele man onder u zal meer dan één vrouw hebben; en hij zal geen bijvrouwen hebben” (Jakob 2:27, 34). Voor Jakob is polygamie te wijten aan mannelijke seksuele lust. De veroordeling stoelt op de pijn die vrouwen treft:

Gij hebt op het hart van uw teergevoelige vrouwen getrapt en het vertrouwen van uw kinderen verloren door het slechte voorbeeld dat gij hun hebt gegeven; en het snikken van hun hart stijgt op tot God tegen u. En wegens de strengheid van het woord Gods, dat op u neerkomt, zijn vele harten gestorven, met diepe wonden doorstoken. (Jakob 2:35).

Het relativerende vers “als ik voor Mijzelf nageslacht wil doen opstaan, zal Ik mijn volk gebieden” (Jakob 2:30) houdt desondanks de deur op een kier voor polygamie, wanneer de omstandigheden dit voor een “nageslacht” zouden vereisen. Een voorbeeld zou dan Abraham zijn, ten tijde van de onvruchtbaarheid van Sara. Of de mormoonse polygamie in de negentiende eeuw aan dit criterium beantwoordde is controversieel. In termen van “nageslacht” heeft het in die periode en erna wel een hecht netwerk van toegewijde leden en leiders opgeleverd. Men kan die polygamie echter ook als een aberrante episode in de geschiedenis van het mormonisme beschouwen.

 

Namen

Chagall_Sarah en Hagar_1953“Sara en Hagar” van de joodse schilder Marc Chagall (1887–1985). Sara is één van de weinige vrouwen met naam vermeld in het Boek van Mormon.

 

Opvallend is dat vrouwen zeer zelden met een  eigennaam voorkomen. Binnen de geschiedenis van het Boek van Mormon zijn er slechts drie met naam vermeld: Sariah, de vrouw van Lehi ; Abish, een gelovige Lamanitische dienstmaagd; en de hoer Isabel – drie prototypische vrouwen.[1] Buiten die geschiedenis ook slechts drie: Eva, vrouw van Adam; Sara, vrouw van Abraham; en Maria, moeder van Jezus – drie centrale Bijbelse vrouwen.[2] Voor het overige zijn er wel een aantal specifieke vrouwen, zoals Nephi’s vrouw, de dochters en de vrouw van Ismaël, de gelovige vrouw van koning Lamoni of de koningin waarmee Amalickiah huwt, maar zonder naam. Toont die anonimiteit een gebrek aan aandacht of gaat het om een culturele terughoudendheid om de naam van een vrouw te boek te stellen?

Er is geopperd dat het noteren van eigennamen niet evident was voor het geschrift op de platen, tenzij ze gebruikelijk waren en de schrijver ze met een eigen schriftteken kon aanduiden. Vandaar bijvoorbeeld de “broeder van Jared”, nochtans een veelvuldig gebruikte omschrijving in het boek Ether, maar nooit met zijn eigen naam vermeld. We weten uit hedendaagse verduidelijking dat zijn naam Mahonri Moriancumer was – dus mogelijk te omslachtig voor herhaalde notitie, terwijl de “broeder van Jared” mogelijk maar één of twee tekens vereiste. Maar die uitleg kan moeilijk gelden voor alle vrouwennamen. Culturele terughoudendheid lijkt dan ook het meest aannemelijk.

 

Geliefde broeders

Wat nu met de “geliefde broeders”, een aanspreking die Jakob als eerste gebruikte, maar die verder ook Nephi, Alma, Amulek, Mormon en Moroni zo vaak doorheen het Boek van Mormon bezigen? Mannen richten zich daarmee tot mannen, ook al zijn de vrouwen evenzeer deel van het gehoor. Dat ze er bij zijn, en dat de woorden ook tot hen gericht zijn, is expliciet aangegeven (Jakob 2:7–8; Mosiah 2:5). Waarom dan alleen maar “broeders”?

  • De meest plausibele verklaring voor het gebrek aan vrouwelijke aanspreking is cultureel: het past niet dat een man zich tot vrouwen richt, tenzij ze de eigen moeder, echtgenote of een dochter is. Die terughoudendheid geldt ook nu nog in sommige oosterse culturen.
  • Een andere verklaring kan patriarchaal zijn: het woord is tot de gezinspatriarch gericht en passeert metaforisch via hem naar de rest van zijn gezin. Dat kan blijken uit de familiale opstelling bij de toespraak van koning Mosiah. Bij de tempel slaan de mensen hun tenten op “iedere man volgens zijn gezin, bestaande uit zijn vrouw, en zijn zonen, en zijn dochters, en hun zonen, en hun dochters, van de oudsten tot de jongsten, alle gezinnen van elkaar gescheiden … met de ingang van zijn tent naar de tempel toe gekeerd” (Mosiah 2:5). Desondanks spreekt Mosiah ook dit gehoor toe met “mijn broeders” (Mosiah 2:9).
  • Tenslotte kan ook het aspect van de verantwoordelijkheid gelden: nagenoeg alle woorden gericht aan de “geliefde broeders” zijn sterk vermanend en vaak scherp veroordelend. Denkelijk verdienen mannen die woorden met grote voorrang… Maar dat argument is hopeloos verschonend.

 

Besluit

Kent het Boek van Mormon een eerlijke plaats aan de vrouw toe? In de verste verte niet. Maar daarmee illustreert het ook zijn authenticiteit als het product van zijn tijd, zoals de Bijbel. Het doet het zelfs, gerekend op het aantal verhalen met vrouwen in de hoofdrol, minder goed dan de Bijbel. Aandachtige lectuur reveleert echter meer vrouwelijke aanwezigheid en impact, maar ook meer schrijnende aanklachten van geweld op vrouwen, dan een oppervlakkige indruk doet veronderstellen.[3]

 

3 – De bevolking: een andere kijk op hun diversiteit

Jakob 1:13–14 opent de deur naar een bespreking van bevolking:

De mensen nu die geen Lamanieten waren, waren Nephieten; niettemin werden zij Nephieten, Jakobieten, Jozefieten, Zoramieten, Lamanieten, Lemuëlieten en Ismaëlieten genoemd. Maar ik, Jakob, zal hen voortaan niet door die namen onderscheiden, maar hen die trachten het volk van Nephi te vernietigen, zal ik Lamanieten noemen, en hen die Nephi welgezind zijn, zal ik Nephieten of het volk van Nephi noemen, volgens de regering der koningen.

Vroeger werd het Boek van Mormon vaak simplistisch voorgesteld als het verhaal van twee bevolkingsgroepen in het Oude Amerika: enerzijds de Nephieten, anderzijds de Lamanieten. Beide zouden allemaal afstammelingen zijn van de groep die onder leiding van Lehi uit Jeruzalem vertrokken is. De Lamanieten zouden dan de voorouders van de Amerikaanse Indianen zijn.

Een aandachtige lectuur van het Boek van Mormon, gekoppeld aan genetisch en demografisch onderzoek, toont echter dat het plaatje heel wat ingewikkelder en … realistischer is. Wetenschappers helpen daarbij. Sinds een aantal jaar zorgt de kerk ook zelf voor het bijsturen van de simplistische voorstelling. Enkele conclusies op een rij:[4]

 

Een erg onvolledige geschiedenis

Het Boek van Mormon vertelt geen “duizend jaar geschiedenis”, zoals makkelijk gezegd, maar een verkapte, ongelijkmatig verdeelde geschiedenis. Van de periode sinds de aankomst uit Jeruzalem tot 130 v.C. – een periode van 470 jaar – weten we nagenoeg niets, behalve het summier geschiedkundige dat op de kleine platen vermeld staat. Die kleine platen waren voor geestelijke zaken bedoeld, overvloedig ingevuld in 1 en 2 Nephi, maar daarna snel verwaterd. Het grootste gedeelte van het Boek van Mormon, 62%, gaat over een korte periode van 160 jaar (130 v.C. tot 30 n.C.), terwijl slechts vier bladzijden de drie eeuwen erna dekken. Zelfs voor de periodes die aan bod komen klagen de schrijvers dat ze slechts een fractie van al het gebeuren kunnen noteren.[5]

Daarenboven is alles geschreven vanuit het beperkt perspectief van een linie van Nephitische schrijvers. Zelfs vanuit dat perspectief, en in die begrensde periodes, lezen we van frequente migraties, scheidingen en assimilaties tussen bevolkingsgroepen.[6] Van een mooie tweeledige verdeling tussen Nephieten en Lamanieten is dus in het Boek van Mormon zelf geen sprake.

 

Vermenging met andere bevolkingen

Het Oude Amerika was al behoorlijk bevolkt toen Lehi en de zijnen aankwamen. Uit het Boek van Mormon zelf kennen we het bestaan van de Jaredieten. Genetisch en antropologisch onderzoek wijst op vroege migraties vanuit Azië over de Beringstraat en vandaar verdere verspreiding naar het zuiden in de millennia voor onze tijdrekening. Studie van de vele inheemse talen wijst ook op uiteenlopende, oeroude origines. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat Nephieten en Lamanieten snel in aanraking zijn gekomen met lokale bevolkingsgroepen.[7]

Dat zal vooral voor de Lamanieten het geval geweest zijn. Zij ontwikkelden zich als een jagersvolk en legden dus grotere afstanden af (2 Nephi 5:24). De sedentaire Nephieten, als landbouwers en stedenbouwers, bleven in de nabijheid van hun tempel. Volgens antropoloog John Sorenson zouden de Nephieten daarom in de loop der jaren tot een veel talrijker volk dan de Lamanieten moeten zijn uitgegroeid. Dat blijkt echter niet het geval: na een goeie tweehonderd jaar, zijn de Lamanieten “veel talrijker” geworden dan de Nephieten, ondanks de voorspoed van deze laatsten. Het verschil kan niet aan oorlogen te wijten zijn want de Nephieten hebben zich in die periode goed beschermd (Jarom 6-7). Sorenson verklaart het grotere aantal Lamanieten uit hun snelle overheersing van kleine lokale stammen van jagersfamilies en hun assimilatie ermee, wat overeenstemt met de leidersambities van Laman en Lemuël (2 Nephi 5:3, 14).

Die vermenging met donkerder genetische types kan ook verklaren waarom Nephieten de Lamanieten met een donkerder huid vereenzelvigen, naast de verklaring vanuit hun levenswijze in de natuur. Al na een paar generaties meldt Enos dat de Lamanieten “wild en woest” waren, “bloeddorstig”, “vol afgoderij en vuilheid”. Ze aten rauw vlees en “zwierven in de wildernis rond met een korte lederen gordel om hun lendenen en hun hoofd geschoren”. Dergelijke omwenteling in het leven van migranten uit Jeruzalem lijkt de hypothese van assimilatie met autochtone bevolkingen te bevestigen. Het Boek van Mormon omschrijft Lamanieten ook niet als directe nakomelingen van Laman, maar als “hen die trachten het volk van Nephi te vernietigen”. Daarbij spelen allerhande vijandige allianties een rol. Zo kunnen we ook beter begrijpen dat hedendaagse indianen “Lamanieten” zijn, als nakomelingen van autochtone bevolkingsgroepen die zich in de loop der jaren met de weinige, oorspronkelijke Lamanieten vermengden. Het werpt een ander licht op genetische studies.[8]

Daarnaast zijn of blijven vele Lamanieten niet zomaar wilden die halfnaakt op roofdieren jagen. Een religieuze en culturele achtergrond vanuit Jeruzalem en vanuit de familiebeleving wis je zomaar niet uit. In de loop der eeuwen diversifiëren ze zich, vorderen in kennis en technieken en vormen uiteenlopende bevolkingsgroepen met verschillende graden van beschaving. Nephieten onderhandelen met hen, zoals Zeniff (Mosiah 9), Limhi (Mosiah 19:15–17) of Ammon (Alma 17). Omstreeks 140 v.C. vraagt de koning der Lamanieten aan Amulon, leider van de priesters van Noah, om zijn volk te onderwijzen in taal, geschiedschrijving en handel, waardoor zij “in rijkdom toenemen, met elkaar handel drijven en machtig worden” (Mosiah 24:1–7). Een halve eeuw later zullen talrijke Nephieten, die Amlici als koning wensen, zich bij de Lamanieten voegen, wat verdere culturele interactie vertegenwoordigt (Alma 2:24). Hetzelfde zal gebeuren met de inbreng van Zoramieten, oorspronkelijk in het Nephitische kamp, die bij Lamanieten aansluiten (Alma 35:10–11).

 

Wie zijn dan “Nephieten”?

Volgens de periode en volgens de invalshoek dekt de term “Nephieten” verschillende ladingen, van nauwer naar breder:

  1. Alleen directe nakomelingen van Nephi zelf (Jakob 1:13; Alma 3:17); Nephi spreekt dan van “het volk van mijn nageslacht” (1 Nephi 12:15). Hoe groot die stamboom zich vertakte is niet geweten.
  2. Bij aanvang van de geschiedenis, al diegenen die Nephi in de wildernis volgen en die dan binnen dit geheel verschillende patriarchale groepen vormen, zoals Jakobieten, Jozefieten en Zoramieten, volgens hun voorvader (2 Nephi 5:6; Jakob 1:13). Zij kennen hun stamboom.
  3. Ten tijde van de regering der koningen, allen die koning Nephi volgen en daarom “het volk van [koning] Nephi” worden genoemd (2 Nephi 5:9; Jarom 5-7; Mosiah 25:3). Daartoe kunnen dus ook autochtonen zijn toegetreden. De term “volk van Nephi” zal echter later ook gelden voor de volgende, nog bredere omschrijvingen.
  4. Al wie een bepaald gedrag deelt, in het bijzonder geloof in Christus (Alma 3:11; 48:9-10; 54:10; 4 Ne 1:36-38). De Mulekieten worden op die manier Nephieten (Mosiah 25). Op basis van hetzelfde gedragscriterium kunnen vroegere Nephieten, zoals de Zoramieten, bij de Lamanieten verzeilen (Alma 43:4).
  5. Al wie geen Lamaniet is (Jakob 1:13). Deze verdeling heeft uiteindelijk nog weinig met etnische oorsprong te maken, maar is ideologisch, zoals de groepen in 4 Nephi tegenover elkaar staan.


Schrijvers in het Boek van Mormon horen tot de eerste of de tweede groep – nakomelingen van Nephi of nauw verwant – en daarbinnen ook nog eens beperkt tot een bevoorrechte fractie van priesters en leiders die konden lezen en schrijven en het beheer over de platen hadden. Zij spreken daarom vanuit een Nephitisch stambewustzijn, net zoals oudtestamentische schrijvers de wereld vanuit hun etnisch middelpunt bekijken en de anderen globaal beoordelen. De hedendaagse lezer die die context beseft zal etnische en raciaal gekleurde uitingen, zowel in de Bijbel als in het Boek van Mormon, beter kunnen plaatsen. Ook al klinken sommige van die uitingen nu eenzijdig, en soms storend, ze getuigen wel van authenticiteit in hun archaïsche cultuurcontext.

 

4 – Weetjes bij bepaalde verzen

Jakob 1:5

“Want wegens ons geloof en ons grote verlangen was het ons waarlijk geopenbaard welke dingen ons volk zouden overkomen”

Het Engels luidt hier “For because of faith and great anxiety …” . In de gemoedsgesteltenis van Jakob duidt anxiety op een diepe ongerustheid. Zijn angst spruit voort uit een verantwoordelijkheidsbesef van zijn priesterschap omdat de zonden van anderen op hem kunnen neerkomen (Jakob 2:2).  De juiste vertaling vraagt dan minstens om ongerustheid, verontrusting of bekommering. Het gradatieverschil met “verlangen” blijkt ook uit Jakob 2:3 wanneer hij meldt gebukt te gaan “onder een veel groter verlangen naar en een veel grotere bezorgdheid over het welzijn van uw ziel” (in het Engels: “with much more desire and anxiety for the welfare of your souls”). “Bezorgdheid” is zelfs een nog te zwak woord voor “anxiety”. De woorden hebben belang omdat ze uniek zijn in Jakob’s taalgebruik om zijn emoties uit te drukken.

 

Jakob 1:15 – “Verstokt van hart”

“En nu geschiedde het dat het volk van Nephi tijdens de regering van de tweede koning verstokt van hart begon te worden.”

Verstokt van hart is een oude Nederlandse uitdrukking, die hier voor het Engelse grow hard in their hearts staat. “Verstokt” komt tot ons uit de middeleeuwen met de betekenis verhard of verstijfd. Het werkwoord stokken is verwant met stollen (hard worden, blijven steken). Vandaar “zijn adem stokt”. Het afgeleide werkwoord verstokken betekent stijf, onbeweeglijk worden, bijvoorbeeld hij verstokte van schrik. “Verstokt van hart” bedoelt dus eigenlijk stijf of ontoegankelijk worden vanwege een verhard hart. Die verharding laat het woord van God niet binnen.

 

Jakob 3:3 – “Met een zware vervloeking vervloekt”

“… en de Lamanieten, die niet vuil zijn zoals gij, maar niettemin met een zware vervloeking zijn vervloekt, zullen u tot vernietiging toe geselen.”

“Met een zware vervloeking vervloekt”. Ik besprak dit hebraïsme in les 2, het zogenaamd Semitisch “cognaat voorwerp” of “cognaat accusatief”, zoals in “ik heb een droom gedroomd”. Het illustreert de oude vormen die de woord-voor-woord vertaling vanuit de taal van het Boek van Mormon overnam. Als dit je interesseert, sla het hier even op in les 2.

 

Jakob 3:8 – Niet blank, maar wit, en dus zuiver

“O mijn broeders, ik vrees dat, tenzij gij u van uw zonden bekeert, hun huid blanker zal zijn dan de uwe wanneer gij met hen voor de troon Gods wordt gebracht.”

Het Engels geeft hier: “O my brethren, I fear that unless ye shall repent of your sins that their skins will be whiter than yours, when ye shall be brought with them before the throne of God.”

Whiter door blanker vertalen geeft hier een ongewenste raciale ondertoon. Beter letterlijk vertalen als witter. Er zijn sterke Schriftuurlijke argumenten dat white als synoniem van het Engelse pure geldt, en dus de betekenis zuiver heeft. Zie de bespreking hiervan in les 7.

 

Jakob 3:11 – De poel van vuur en zwavel

“… en bevrijdt u van de pijnen der hel, opdat gij geen engelen van de duivel wordt om in die poel van vuur en zwavel te worden geworpen, hetgeen de tweede dood is.”

Hieronymus Bosch_De hel_II_LFragment van “de hel” van Hiëronymus Bosch (1450-1516). In de Nederlanden riep de voorstelling van de hel in die periode ook de gruwel van oorlogen en epidemieën op. Zie hier voor een grotere weergave.

De poel van vuur en zwavel is een Bijbelse metafoor voor “de hel” die de zondaars wacht. Vermoedelijk komt het schrikwekkend beeld van de angst voor een ziedende vulkanische krater of voor een vulkaanuitbarsting zelf. Zwavel (of sulfer) is een broze, licht ontvlambare stof die in vulkanische gebieden voorkomt. Zwavel is altijd met vuur in verband gebracht. Vroeger werden er “zwavelstokjes” mee gemaakt, die dienst deden als lucifers.

In de Bijbel is er al sprake van vuur en zwavel bij de verwoesting van Sodom en Gomorra (Genesis 19:24). De dreiging met vuur en zwavel vinden we terug bij Jesaja (30:33) en bij Ezechiël (38:22). Ook in Psalmen luidt de dreiging: “Hij zal op de goddelozen valstrikken, vuur en zwavel doen regenen” (11:6). De “poel” komt echter pas voor in de Openbaring van Johannes  (19:20; 20:10, 21:8). Zoals met andere nieuwtestamentische beelden bracht openbaring deze beelden ook bij Nephitische profeten.

Het oudere Engelse woord brimstone komt van “burn-stone” of brandsteen. Het moderne Engelse woord is gewoon sulfur .

 

Jakob 4:14 – Het voorbijzien van het doel

“Welnu, wegens hun verblindheid — een verblindheid die veroorzaakt werd door het voorbijzien van het doel— moeten zij wel vallen.”

Het Engels luidt hier: “Wherefore, because of their blindness, which blindness came by looking beyond the mark, they must needs fall”.

Looking beyond the mark, letterlijk voorbij het teken zien, is mogelijk een verwijzing naar “Gods teken” waar gelovigen naar moeten opzien voor redding.[9] Wie er “voorbij” ziet, wordt niet gered. De oorsprong is het teken van de koperen slang die Mozes op een staak verhief: wie er naar opkeek bleef in leven. Het symboliseert Christus, zoals Johannes bevestigt: “En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden” (3:14).

Het beeld is ook de Nephieten goed vertrouwd:

En zowaar de Here God leeft, die Israël uit het land Egypte leidde en Mozes macht gaf om de natiën te genezen toen zij door de giftige slangen waren gebeten — indien zij wilden opblikken naar de slang die hij voor hun ogen verhief…  (2 Nephi 25:20).

Zie, er is over Hem gesproken door Mozes; ja, en zie, er werd in de wildernis een zinnebeeld opgeheven, opdat eenieder die ernaar keek, zou leven.  (Alma 33:19).

We begrijpen natuurlijk dat “het doel” Christus of het evangelie is, maar de vertaling “het doel” doet iets verliezen van de Schriftuurlijke beeldspraak van “het teken”, zelfs als dat teken een wegmarkering of een ander signaal zou verbeelden.

 

5 – Gestructureerd lezen

Jakob 1 – Inleidend hoofdstuk voor situering

1-4                Schrijverstoelichting over de overdracht van de platen en het doel van de kleine platen. Het onderscheid met de grote platen opnieuw duidelijk gesteld.

5-8                De redenen waarom de kleine platen belangrijk zijn:

  • vele openbaringen
  • de mensen bewegen tot Christus te komen

9-14             Blik op de geschiedenis

  • de regering der koningen ingesteld: Nephi II, Nephi III, …
  • dood van Nephi
  • verdeling van de groepen

15-16           Het ontstaan van twee grote problemen: overspel en hoogmoed.

17-19           Hoe Jakob zijn taak ziet

  • leert in de tempel, gebruik makend van inspiratie
  • weet zich gewijd tot priester en leraar
  • aanvaardt de verantwoordelijkheid

 

Jakob 2 – Een toespraak van Jakob

1–3               Gericht tot de broeders, maar in aanwezigheid van vrouwen en kinderen.
Jakob verduidelijkt het gezag waarmee hij optreedt en het doel ervan.

4–11            Lange aanloop om het onderwerp in te leiden: hij heeft het er zelf moeite mee en is bezorgd om de vrouwen en kinderen die het moeten aanhoren.

12-22           Aanklacht, niet tegen rijkdom op zich, maar tegen hebzucht en hoogmoed die ermee gepaard gaan.

Rijkdom mag, maar men moet vrijgevig zijn voor barmhartigheid.

23-35           De aanklacht tegen overspel, onkuisheid, hoererij.

  • mensen trachten hun zonden te rechtvaardigen (23)
  • de Heer verafschuwt veelwijverij gebaseerd op begeerte en hoererij (24, 28)
  • voor het doel nakomelingen te verwekken zal de Heer anders gebieden (30)
  • de mannen verdienen veroordeling wegens hun “verdorvenheid en gruwelen” (31)
  • als argument geldt vooral het leed van vrouwen en kinderen (32-33, 35)

 

Jakob 3       – Vervolg van de toespraak van Jakob

1-2                Beloften en raadgevingen aan die “rein van harte” zijn

3-11             Waarschuwingen aan hen die niet rein van harte zijn.

Vergelijking met de Lamanieten die beter zijn dan de Nephieten.

12-14           Slotverzen over de platen = indruk van afsluiting, moest de schrijver niets meer kunnen toevoegen.

 

Jakob 4 – Verdere leringen van Jakob

1-3                Over de platen

  • weinig geschreven, want het graveren is moeilijk
  • doelen opnieuw verduidelijkt

4-7                Zowel vroegere profeten als wij:

  • wij weten van Christus en hopen op Hem
  • wij geloven en bidden
  • wij onderhouden de wet van Mozes, die ons wijst op Christus
  • wij hebben openbaringen, hoop en geloof
  • toch zijn we ook zwak om onze afhankelijkheid te beseffen

8-9                Lof aan de macht van God: wij moeten beseffen hoe weinig we eigenlijk nog van de “verborgenheden van God” afweten.

10-13           Kostbare raadgevingen

  • over raad geven en raad aannemen
  • over verzoening en geloof
  • over profeteren

14                 Over de Joden als hardnekkig volk – ook toepasselijk op ons en onze tijd

    • het duidelijk woord verachten
    • trachten te vinden wat zij niet kunnen verstaan
    • het doel voorbij zien

15-18           Profetie over de Joden: zij zullen de Steen (Christus) verwerpen, nochtans zullen zij er ooit op kunnen bouwen.

“Ik zal u deze verborgenheid ontvouwen” = Aankondiging van volgend hoofdstuk.

 

Voetnoten

[1] Sariah in 1 Nephi 2:5; 5:1, 6; 8:14; Abish in Alma 19:16); Isabel in Alma 39:3.

[2]    Eva in 1 Nephi 5:11; 2 Nephi 2:18–19. Sara in 2 Nephi 8:2; Maria in Mosiah 3:8; Alma 7:10.

[3]    Quasi identieke informatie geven Donna Lee Bowen and Camille S. Williams, “Women in the Book of Mormon,” Encyclopedia of Mormonism (Macmillan, 1992), 1577–1580; Carol Pratt Bradley, “Women, the Book of Mormon, and the Law of Moses,” Studia Antiqua 3, no. 1 (2003): 125–171; Marjorie Meads Spencer, “My Book of Mormon Sisters”, Ensign (September 1977), 66–71. Een kritische stem is die van de bekende mormoonse dichteres Carol Lynn Pearson, “Could Feminism Have Saved the Nephites?” Sunstone 19, no. 1 (March 1996): 32–40. Zij betreurt dat de vrouwen niet meer impact kregen in de Nephitische maatschappij. Een antwoord hierop gaven Kevin and Shauna Christensen, “Nephite Feminism Revisited: Thoughts on Carol Lynn Pearson’s View of Women in the Book of Mormon,” FARMS Review of Books 10, no. 2 (1998): 9–61.

[4]    Het meeste van deze informatie is gebaseerd op John L. Sorenson, An Ancient American Setting for the Book of Mormon (Salt Lake City / Provo: Deseret Book and Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 1985). Sorenson heeft die inzichten ook in kerkelijke tijdschriften gebracht: “Digging into the Book of Mormon: Our changing understanding of ancient America and its scripture”, two parts, Ensign, September 1984, 26–37, October 1984, 12–23.; “I have a question,” Ensign, September 1992, 27–28. Zie ook Terryl L. Givens, “’Common-Sense’ Meets the Book of Mormon: Source, Substance, and Prophetic Disruption,” The FARMS Review 20, no. 1 (2014): 33–55.

[5]    Bv. Jakob 3:13; 3 Nephi 5:8; 26:6; Woorden van Mormon 1:5; Helaman 3:14; Ether 15:33.

[6]    Bv. Omni 1:12–19; Mosiah 23-24; 25:12; 26:1-4; Alma 27; Alma 47:29.

[7]    John L. Sorenson, “When Lehi’s Party Arrived in the Land, Did They Find Others There?” Journal of Book of Mormon Studies 1 (1992): 1–34.

[8]    Beweringen dat DNA-onderzoek de onmogelijkheid van een Israëlitische aanwezigheid in Oud-Amerika aantoont zijn ondertussen beantwoord. Zie bv. Matthew Roper and John L. Sorenson, “Before DNA,” Journal of Book of Mormon Studies 12, no. 1 (2003): 6–23; Michael F. Whiting, “DNA and the Book of Mormon: A Phylogenetic Perspective,” Journal of Book of Mormon Studies 12, no. 1 (2003): 24–35.

[9]    David E. Sloan, “Nephi’s Convincing of Christ through Chiasmus: Plain and Precious Persuading from a Prophet of God,” Journal of Book of Mormon Studies 6, no. 2 (1997): 67–98.

Om terug te keren:

1 – Jakob: een andere stem
2 – “Mijn geliefde broeders” – waar zijn de zusters?
3 – De bevolking: een andere kijk op hun diversiteit
4 – Weetjes bij bepaalde verzen
5 – Gestructureerd lezen