Les 16 – Mosiah 4-6

“Gij zult de kinderen van Christus worden genoemd”

1 – Hoe zou u de toespraak van koning Benjamin indelen?
2 – Wat wijst op ontwikkelingen in de Nephitische maatschappij?
3 – Waarom alleen “broeders” in de aanspreking?
4 – Vanwaar de tegenstelling tussen rechterhand en linkerhand?
5 – Gestructureerd lezen

Lees de bestudeerde hoofdstukken hier.

1 – Hoe zou u de toespraak van koning Benjamin indelen?

Benjamin’s toespraak bestrijkt vier hoofdstukken in Mosiah: 2, 3, 4 en 5. Het lesmateriaal verdeelt de toespraak over twee lessen: vorige les hoofdstukken 2 en 3, en nu hoofdstukken 4 en 5. Dat helpt niet om de structuur van deze toespraak in zijn geheel te vatten. Ook de verdeling zelf in vier hoofdstukken (door Orson Pratt in 1879) kan het zicht op de onderliggende samenstelling ondergraven. Hier en daar korte passages aanhalen is zeker nuttig om bepaalde thema’s te bespreken, maar ontzegt ons inzicht in het geheel.

Een beredeneerde verbondstoespraak in een plechtige verbondsbijeenkomst

Deze toespraak bevat alle onderdelen die, volgens antieke retorische regels, passen bij een plechtige “verbondsbijeenkomst”.[1] Zo lezen we een preambule (introductie en aankondiging) en een finale die daar de echo van is. Verder een grote spiegelstructuur met individuele regelgevingen, leerstellig onderwijs en verwijzingen naar verleden en toekomst. In dat alles ankeren ook nog verbondsformules en uitspraken over zegeningen en vervloekingen. De toespraak wordt verweven met de reacties van de toehoorders, in het bijzonder de voordracht en het sluiten van het verbond. De stijlpatronen van die onderdelen vinden we op meerdere plaatsen in het Oude Testament, in het bijzonder in Exodus, Deuteronomium en Joshua. Maar ze zijn ook eigen aan andere antieke culturen, zoals we weten uit verbondsteksten van de Hittieten. De hele verbondstoespraak van koning Benjamin krijgt een nog grotere dimensie door twee kenteringen, zowel op geestelijk als op wereldlijk vlak: het aanvaarden van Christus en het aanvaarden van een nieuwe koning. Ten slotte vond het hele gebeuren hoogstwaarschijnlijk plaats in het kader van een bijzonder Loofhuttenfeest, kenmerkend voor een plechtige verbondsbijeenkomst (zie de bespreking in les 15).

De structuur van de toespraak kun je als een groot chiasme uittekenen:[2]

L16_Toespraak_P

In elk van deze onderdelen schuilen andere stijlfiguren van Hebreeuwse oorsprong, zoals herhalingsparafrasen en kleine en grote chiasmen. Zie voorbeelden, voor Mosiah 2 en 3, in de kaders in les 15. Voor Mosiah 4 en 5, zie hierna bij gestructureerd lezen.

Andere invalshoeken

Naast de stilistische structuur, zijn ook andere benaderingen volgens de inhoudelijke thema’s voorgesteld. Elder Neal A. Maxwell noemt koning Benjamin’s toespraak “een handboek voor discipelschap”.[3] Hij bespreekt als hoofdthema’s ontvankelijkheid voor Gods woord, toewijding, dienstvaardigheid en zachtmoedigheid. Elder Maxwell merkt ook op dat de enige latere verwijzing naar Benjamin’s toespraak in het Boek van Mormon, een eeuw later, enkel het centrum van de grote chiastische structuur herneemt, namelijk “dat er geen andere weg of ander middel is waardoor de mens kan worden gered, dan alleen door het zoenbloed van Jezus Christus” (Helaman 5:9). Het illustreert hoe latere lezers zo’n centrum wisten te herkennen.

Susan Easton Black, BYU professor van kerkgeschiedenis en –leer, ziet in Benjamin’s toespraak drie aparte onderdelen, die elk een aspect van de dienstverlening van koning Benjamin voorstellen.

  • Het eerste is een verslag van zijn koninklijke opdracht, waarin hij het volk herinnert aan de maatschappelijke en geestelijke vrede die hij hun gebracht heeft (Mosiah 2:9–41).
  • Het tweede onderdeel weerspiegelt zijn profetische opdracht, waarin hij de woorden van een engel overbrengt en Christus en de verzoening bekendmaakt (Mosiah 3:1–27)
  • Het derde onderdeel behandelt de sociale opdracht van christelijk leven en hoe de geestelijke opwekking zich moet vertalen in liefdevol dienstbetoon (Mosiah 4:4–30).

Vanuit die invalshoek kun je inderdaad begrijpen waarom Orson Pratt voor de verdeling in hoofdstukken 2, 3 en 4 opteerde (zie dit onderdeel in les 14). Het is een eenvoudige, thematische indeling, die echter voorbijgaat aan tal van andere zinnen in elk onderdeel, aan de onderliggende stilistische rijkdom en aan de berekende structuur die het centrum van het chiasme eruit doet schieten – “dat er geen andere naam, noch enige andere weg of middel, zal worden gegeven waardoor redding tot de mensenkinderen kan komen, dan alleen in en door de naam van Christus, de almachtige Heer” (3:17).

 

2 – Wat wijst op ontwikkelingen in de Nephitische maatschappij?

Antropoloog John Sorenson meent dat de toespraak van de oude koning Benjamin ook grondige wijzigingen in de Nephitische maatschappij markeert.[4] Benjamin is ongeveer een halve eeuw koning geweest (van omstreeks 175 tot 124 v.C.). Het begin van zijn regeerperiode was moeilijk, met onderlinge twisten en een zware oorlog met de Lamanieten, maar hij was erin geslaagd vrede in zijn land te vestigen “voor de rest van zijn dagen” (Woorden van Mormon 12–18, Mosiah 1:1). Nu is hij oud, dicht bij de dood (Mosiah 2:26). Hij herinnert zijn toehoorders eraan dat hij met zijn eigen handen heeft gewerkt om hen van belastingen te sparen. Het beeld dat hij aldus van het verleden oproept is dat van een agrarische, eerder klasseloze maatschappij waar elkeen in zijn onderhoud kon voorzien. Maar de groei van de bevolking had klaarblijkelijk tot meer differentiatie in beroepen en in inkomsten, in kansgrijpers en kansarmen geleid. Zo begrijp je dat koning Benjamin in het laatste deel van zijn toespraak over sociale ongelijkheid spreekt. Hij verwijst “naar goud en zilver en alle rijkdommen van allerlei aard die wij bezitten” (4:19). Anderzijds richt hij zich ook “tot de armen, gij die niet hebt, maar toch voldoende hebt om van dag tot dag in leven te blijven” (4:24). Koning Benjamin brengt dit thema meesterlijk aan, precies na het hoogtepunt van de geestelijke ervaring door het volk: “… zojuist nog hebt gij zijn naam aangeroepen en gebedeld om vergeving van uw zonden, … o hoezeer behoort gij elkaar dan niet te geven van hetgeen gij bezit” (4:20–21). De waarschuwing is ook profetisch aangezien jaren later hoogmoed en zucht naar rijkdom de maatschappij zouden ontwrichten (Alma 4:6–14).

 

3 ­– Waarom alleen “broeders” in de aanspreking?

Alle gezinnen zijn opgeroepen om te komen luisteren en de aanwezigheid van vrouwen en dochters wordt uitdrukkelijk vermeld (Mosiah 2:5). Toch spreekt koning Benjamin zijn toehoorders herhaaldelijk toe met “Mijn broeders”. We zagen hetzelfde in de toespraak van Jakob in de tempel, hoewel ook daar de vrouwen tot het publiek hoorden. Vermoedelijke verklaring hiervoor is culturele terughoudendheid: het past niet zich rechtstreeks tot vrouwen te richten, tenzij het de eigen moeder, echtgenote of dochter is. Een argument hiervoor is dat Benjamin op een bepaald moment wel de aanspreking verbreedt: “O, al gij oude mannen, en ook gij, jonge mannen, en gij, kleine kinderen die mijn woorden kunnen begrijpen” (2:40). Kleine kinderen, waaronder meisjes, vallen niet onder de culturele terughoudendheid om ze te kunnen aanspreken. In 4:4 verbreedt Benjamin de aanspreking tot “Mijn vrienden en mijn broeders, mijn verwanten en mijn volk”. Ook hier dus een diplomatieke woordkeuze, die wel iedereen betrekt, zonder “zusters” te vernoemen. Voor de plaats van de vrouw in het Boek van Mormon, zie deze bespreking in les 12.

 

4 – Vanwaar de tegenstelling tussen rechterhand en linkerhand?

… daarom wil ik dat gij de naam van Christus op u neemt, gij allen die met God het verbond hebt aangegaan dat gij tot het einde van uw leven gehoorzaam zult zijn. En het zal geschieden dat wie ook dat doet, ter rechterhand Gods zal worden bevonden, want hij zal de naam kennen. En nu, het zal geschieden dat wie ook de naam van Christus niet op zich neemt, met een andere naam moet worden aangeduid; daarom bevindt hij zich ter linkerhand Gods” (Mosiah 5:8–9).

De bevoorrechte plaats “ter rechterhand Gods” is ruim bekend in de Schriften. De voorkeur voor de rechterhand zit ook op andere plaatsen in het gebruik verweven.

Rembrandt_Jakob zegent Efraim en Manasse“Jakob zegent Efraïm en Manasse” door Rembrandt van Rijn (1606–1669)

Toen Jozef zijn zonen Efraïm en Manasse voor Jakob bracht, met de bedoeling Manasse als oudste voor Efraïm te bevoordeligen, wijzigde Jakob de orde: “Maar Israël stak zijn rechterhand uit en legde die op het hoofd van Efraïm, hoewel deze de jongste was, en hij legde zijn linkerhand op het hoofd van Manasse. Hij kruiste zijn handen, hoewel Manasse de eerstgeborene was” (Genesis 48:14). Prediker maakt het verschil tot een spreuk: “Het hart van een wijze is tot zijn rechterhand, maar het hart van een dwaas is tot zijn linkerhand (10:2). En bij het laatste oordeel, wanneer de volken bijeengebracht worden, zal “Hij ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan Zijn linkerhand. Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld” (Mattheüs 25:32–34).

Vanwaar die symboliek? De gewone fysieke verklaring is de dominantie van rechtshandigheid, ook al in de verste oudheid: het is die hand die begroet, schenkt, ontvangt. Het is die kant waar de hand naar reikt. Een andere verklaring is oriëntatie naar de windstreken: het oosten, waar de zon opkomt, is de richting waar men zich naar keert voor het gebed; aan de linkerhand ligt dan het noorden, het gebied van koude en duisternis; aan de rechterhand het zuiden met zijn warmte.

 

5 – Gestructureerd lezen

Door studie van de koperen platen, en mogelijk ook van de inhoud van de kleine platen, beheerst koning Benjamin de Hebreeuwse stijlfiguren die we vroeger besproken hebben:
– Chiasme, contrast en herhalingsparafrase: zie hier.
– Opsomming: zie hier.
– Voorzetsel-uitdrukkingen: zie hier.
Het is echter ook mogelijk dat een sterk opgeleide kroniekschrijver na hem, zoals Alma de jongere (een meester in literaire kunde), deze teksten later opnieuw stilistisch uitgeschreven heeft.

Algemene structuur: zie het onderdeel hierboven over de indeling van de toespraak van koning Benjamin.

Niet alle chiasmen zijn hieronder uitgetekend – slechts enkele als voorbeeld.

Mosiah 4         Uitwerking, vervolg en einde van koning Benjamin’s toespraak

1-3                     Uitwerking van de toespraak op het volk

4:4                      Inleiding van dit deel van de toespraak: aanspreking en oproep tot luisteren

5-8          Over zaligheid en verzoening.

L16_Mosiah_4-6

9-10                   Vijf maal “gelooft..” (opsomming) met als conclusie:
en nu, indien gij al deze dingen gelooft, ziet, dat gij ze volbrengt.

11-12                 Hername van het tema van verzen 5-7

13-28                 Het effect van uw bekering: een evangelie van naastenliefde

Deze verzen vertalen op een krachtige wijze het evangelie in een concrete, sociale dimensie.

27                       een tussenvers dat evenwicht in alles aanbeveelt.

29-30                 Slotverzen met duidelijke, praktische raad.

Mosiah 5         Uitwerking van de toespraak van koning Benjamin

1-5                     De reactie van het volk: een unaniem getuigenis.

  • wij geloven…
  • wij weten…
  • wij hebben geen lust meer om het kwade te doen, maar wel…
  • wij hebben een goed inzicht…
  • wij verblijden ons…
  • wij zijn gewillig met onze God een verbond te sluiten…

5-15                   Het antwoord van koning Benjamin

  • zijn vreugde
  • de naam Christus staat centraal
  • waarschuwingen en beloften

L16_Mosiah_5-10

Mosiah 6         Korte geschiedkundige situering

1-2                     Namen opgeschreven: het belang van het registreren van het verbond

3-5                     Koning Mosiah (= Mosiah II) gewijd.

Datering: 476 jaar voorbij = 124 vC

Dood van koning Benjamin, drie jaar later.

4-7                     De eerste jaren van de regering van een rechtvaardig vorst.

 

Voetnoten

[1]    Dit onderdeel is deels gebaseerd op Stephen D. Ricks, “The Treaty/Covenant Pattern in King Benjamin’s Address (Mosiah 1-6),” Brigham Young University Studies 24, no. 2 (1984): 151–162. Voor een detail bespreking van elke woordengroep, zie Alison V. P. Coutts et al., “Complete Text of Benjamin’s Speech with Notes and Comments,” in King Benjamin’s Speech, edited by John W. Welch and Stephen D. Ricks (Provo, Utah: FARMS, 1998).

[2]    Ik volg hier grotendeels John W. Welch, “Chiasmus in the Book of Mormon” in John W. Welch (ed.), Chiasmus in Antiquity: Structures, Analyses, Exegesis (Hildesheim: Gerstenberg Verlag, 1981), 202–203.

[3]    Neal A. Maxwell, “King Benjamin’s Sermon: A Manual for Discipleship”, in John W. Welch, Stephen D. Ricks (eds.), King Benjamin’s Speech: “That Ye May Learn Wisdom (Provo: FARMS, 1998), chapter 1.

[4]    John L. Sorenson, An Ancient American Setting for The Book Of Mormon (Salt Lake City: Deseret Book and FARMS, 1985), 86.

Om terug te keren:

1 – Hoe zou u de toespraak van koning Benjamin indelen?
2 – Wat wijst op ontwikkelingen in de Nephitische maatschappij?
3 – Waarom alleen “broeders” in de aanspreking?
4 – Vanwaar de tegenstelling tussen rechterhand en linkerhand?
5 – Gestructureerd lezen