Les 41 – 3 Nephi 22–26

“Hij legde alle dingen aan hen uit”

1 – Na het lijden, de jubel van de redding
2 – Toen de staken pinnen werden en de pinnen ringen
3 – Het offer in gerechtigheid van de zonen van Levi
4 – Achtergrond en weetjes bij bepaalde onderdelen
5 – Gestructureerd lezen

Lees de bestudeerde hoofdstukken hier.

De vijf hoofdstukken voor deze les gaan voornamelijk over de Schriften en over het uitleggen ervan. Drie van de vijf zijn aanhalingen uit het Oude Testament (Jesaja en Maleachi). Uitleggen is meer dan parafraseren of evidenties herhalen. Het doet nadenken over wat Schriftstudie kan inhouden.

Voor achtergrondinformatie voor deze les ga ik wat dieper in op hoofdstuk 22 (Jesaja 54) als een “liefdesverklaring” van God. Verder studie van twee specifieke elementen: de symboliek van de staak van Zion en het offer in gerechtigheid van de zonen van Levi. Ten slotte een reeks weetjes. En naast al die gegevens valt er nog heel wat meer te verdiepen in deze hoofdstukken.

 

1 – Na het lijden, de jubel van de redding

Zion is een vrouw: een liefdesverklaring van God
Profetische perspectieven voor Israël

In 3 Nephi 22 citeert Jezus Jesaja 54 — een van de mooiste hoofdstukken uit het Oude Testament.

 

Zion is een vrouw: een liefdesverklaring van God

Op de vraag waar 3 Nephi 22 over gaat is het klassieke antwoord: het vergaderen van Israël, het vestigen van Zion en de uiteindelijke overwinning. Lezers worden naar dat antwoord verleid door de toegevoegde inleiding tot het hoofdstuk: het gaat daar om “Zion en haar pinnen”, dus de kerkelijke organisatie in ringen, de “vestiging” ervan, de “vergadering” van Israël en het “zegevieren”. Die elementen horen er inderdaad bij en zijn dus niet onjuist. Maar er is meer, en mogelijk het belangrijkste.[1]

Heel het hoofdstuk lang spreekt de Heer een vrouw toe, niet zomaar een vrouw, maar zijn geliefde, zijn echtgenote: “Want uw Maker, uw echtgenoot, Heer der heerscharen is zijn naam” (vers 5). De Engelse tekst heeft hier inderdaad husband, wat de huidige Nederlandse vertaling van het Boek van Mormon minder innig vertaalt door man. In de vroegere edities stond echtgenoot. De vrouw, de echtgenote, symboliseert Zion, Israël of Jeruzalem, maar door de details in de beeldspraak is zij ook werkelijk een vrouw die alle vrouwen verzinnebeeldt.

 

chagall-bride-with-fan“Bruid met waaier” door  Marc Chagall (1887-1985)

 

Vooreerst erkent God het lijden van de vrouw in wat haar kan overkomen: versmaden en schaamte tijdens jeugdjaren, kinderloosheid, eenzaamheid, weduwschap (verzen 1, 4, 6). Het zijn slechts enkele algemene woorden, maar die elke periode van het leven oproepen, en waarachter men alle vormen van miskenning, vernedering en misbruik mag veronderstellen. “O, gij ellendige, door storm voortgedrevene, ongetrooste!” luidt het dan ook (vers 11). God kiest niet voor niets een vrouw als symbool voor het verdrukte Israël.

Als antwoord op elk van die schrijnende toestanden weerklinkt dan Gods begeesterende troost en opdracht: “Breek uit in gejubel en juich!” (vers 1). Tegenover elke pijn stelt de Heer zijn antwoorden, rechtstreeks gericht aan de vrouw: aan uw kinderloosheid en eenzaamheid in een kleine tent komt een einde; uw tent zal verruimen met bijkomende vertrekken, er komt meer tentzeil bij en langere touwen om de onderdelen te verbinden (vers 2). In die groeiende ruimte zullen uw kinderen “talrijker dan de kinderen der gehuwde” zijn (vers 1) en zullen “al uw kinderen leerlingen des Heren zijn” (vers 13). Vanuit haar onderdrukte staat verrijst de vrouw om boven anderen uit te stijgen, ja, zelfs boven andere volken en steden (vers 3). Zo luidt de hoop voor elke vrouw die geleden heeft: “Want als een verlaten en diepbedroefde vrouw heeft de Heer u geroepen, als een vrouw uit de jeugdtijd, toen gij versmaad werdt, zegt uw God” (vers 6).

De volgende verzen spreken over vroegere, moeilijke momenten in de relatie van God met Israël — “een kort ogenblik heb Ik u verlaten” en “in een weinig verbolgenheid heb Ik mijn aangezicht een ogenblik voor u verborgen” (verzen 7–8). Voor de geschiedenis van Israël verwijst dit naar hun ongehoorzaamheid. Maar in de metafoor van de vrouw wordt dat schuldig verleden afgezwakt en zelfs omgewend: volgens deze zachtere tekst is het God die de vrouw een kort ogenblik verliet; het is God die, een weinig verbolgen, zijn aangezicht voor haar verborg — alsof God de schuld van de breuk deels op zich neemt. En God komt nu tot haar terug, in een stroom van emotie, “met groot erbarmen” en “met eeuwigdurende goedertierenheid” (verzen 7–8). De dimensie van die emotie wordt eerst via het verleden verwoord: zoals gezworen aan Noah dat er geen zonvloed meer zou komen, “zo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer verbolgen op u zal zijn” (vers 9). Vervolgens via de toekomst: “Want de bergen zullen wijken en de heuvels zullen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal niet van u wijken, noch zal mijn vredesverbond wankelen, zegt de Heer, die Zich over u ontfermt” (vers 10). God, “uw Maker, uw echtgenoot”, verbindt zich in de meest plechtige termen tot eeuwige trouw, zoals het een echtgenoot betaamt.

In poëtische taal schenkt God haar dan symbolen van zijn liefde, zorg en eerbetoon: “Ik beleg uw stenen met fraaie kleuren en leg uw grondvesten met saffieren. Ik maak uw vensters van robijnen en uw poorten van karbonkelstenen en uw gehele omwalling van edelsteen” (verzen 11–12). God spreekt als een verliefde. Dit is de poëzie van het Hooglied. Dit is de echo van een ander profeet, door wiens mond God Jeruzalem als zijn bruid verbeeldt: “Ga ten aanhoren van Jeruzalem prediken: Zo zegt de Heere: Ik denk aan u, aan de genegenheid van uw jeugd, aan de liefde van uw bruidsdagen, toen u achter Mij aan ging in de woestijn, in een land waarin niet wordt gezaaid” (Jeremia 2:2).

En ook al zullen er nog dreigingen komen (verzen 15–16), “gij zult verre zijn van verdrukking, want gij zult niet vrezen, en verre zijn van verschrikking, want die zal tot u niet naderen” (vers 14) .

 

Profetische perspectieven voor Israël

Tegelijkertijd vertegenwoordigen het leed en de verlossing van de vrouw het hele godsvolk. Het hoofdstuk laat daartoe verschillende invalshoeken en interpretaties toe.

Vanuit het perspectief van de Bijbel, als men aanneemt dat Jesaja omstreeks 700 v.C. predikte, kunnen zijn woorden betrekking hebben op de toestand van de Israëlieten te midden van lopende dreigingen in die periode. Ze kunnen echter ook op latere toestanden in de toekomst slaan. In de historische context van Jesaja en aansluitend op Jesaja 52 gaat het om Jeruzalem: Jeruzalem is de eenzame ongelukkige vrouw zonder kinderen, maar alles zal ten goede veranderen. Jeruzalem kan daarbij symbool staan voor het hele volk Israëls.

Vanuit het perspectief van het Boek van Mormon, aangezien Jezus hier Jesaja citeert in 34 n.C., hebben de profetische woorden betrekking op een verdere toekomst. Die toekomst werd al gesitueerd in het vorige hoofdstuk 21: de context is de vergadering van Israël als deel van het “groot en wonderbaar werk” in de laatste dagen. “Andere volken in bezit nemen” (vers 3) wordt uitgelegd als hen doen delen in het evangelie. “De verwoeste steden bevolken” klinkt hier aansluitend op de ervaring van de Nephieten met de recente verwoestingen van steden tijdens de drie dagen van Jezus’ lijden en dood.  De periode van schande en smaad, alsmede Gods verbolgenheid (verzen 4 tot 9), kunnen betrekking hebben op de momenten van verstrooiing van Israël. Maar met erbarmen ontfermt God zich over zijn volk. Sommige analisten zien de periode van schande en smaad als verwijzend naar de scheiding van de afgebroken tak Israëls, die de Nephieten en Lamanieten vertegenwoordigen. Op het einde van hoofdstuk 21 gaat het om de terugkeer naar Jeruzalem: “Ja, en dan zal het werk beginnen, waarbij de Vader onder alle natiën de weg zal bereiden waarlangs zijn volk huiswaarts kan worden vergaderd naar zijn erfland.”

Algemeen luidt de tekst als een indringende uiting van Gods liefde voor de ontredderde mens. De basisgedachte is er één van troost en van belofte: na ellende komt geluk. In die zin kan de boodschap voor elke situatie gelden, voor een mens afzonderlijk, voor een stad of voor een volk. Voor een volk is het toe te passen op de kinderen van Israël en vandaar op de hele mensheid. Jezus zelf volgt die lijn in de volgende hoofdstukken, wanneer hij Maleachi citeert en zo tot zijn terugkeer in heerlijkheid komt, de opstanding en het laatste oordeel over alle mensen (26:3–5).

 

2 – Toen de staken pinnen werden en de pinnen ringen

Ons uitgangspunt zijn enkele verzen uit de originele Engelstalige Schriften:

  • Enlarge the place of thy tent, and let them stretch forth the curtains of thy habitations; spare not, lengthen thy cords and strengthen thy stakes (3 Nephi 22:2; vergelijk Jesaja 54:2)
  • … arise from the dust, O Jerusalem; yea, and put on thy beautiful garments, O daughter of Zion; and strengthen thy stakes and enlarge thy borders forever (Moroni 10:31)
  • For Zion must increase in beauty, and in holiness; her borders must be enlarged; her stakes must be strengthened (Leer en Verbonden 82:14)

De taal van een beeldspraak verkennen
De Bedoeïenentent: uitbreidbaar met palen, tentkleden en gordijnen
Het Engelse woord stake is ons Nederlandse staak
De staken van Zion
Waar komt de vertaling “ring” vandaan?
Wat zijn de staken van Zion in andere talen?
Onze volgende staakconferentie

 

De taal van een beeldspraak verkennen

“Maak de plaats voor uw tent wijd, en men spanne de kleden van uw woningen uit; wees er niet karig mee, maak uw touwen lang en sla uw pinnen vast.” (3 Nephi 22:2)

Het vers is deel van het lyrisch hoofdstuk uit Jesaja dat Jezus citeert. Het verkondigt vreugde en troost aan wie eenzaamheid en smaad kent. Die eenzame en ongelukkige wordt voorgesteld als een kinderloze vrouw aan wie de Heer zijn groot erbarmen zal tonen en een toekomst van vele kinderen (zie de bespreking in het vorige onderdeel). Het staat symbool voor de komende verlossing, met beelden die voor het publiek van toen een sterke betekenis hadden.

Vers 2 biedt de gelegenheid om eens verfijnd naar zo’n beeldspraak te kijken – ook omdat dit vers, vanuit het Engelse stake, aan de basis ligt van het Nederlandse woord ring, een fundamentele organisatorische eenheid in de kerk.

pinVers 2 is de weergave van Jesaja 54:2. In de HSV Bijbelvertaling is het quasi identiek als in het Boek van Mormon: “Vergroot de plaats voor uw tent, laat men uw tentkleden wijd uitspannen, wees niet terughoudend, verleng uw touwen, sla uw pinnen vast.” Wie hier snel over leest, ziet het beeld van een tent, met errond pinnen in de grond. Aan elke pin zit een touw gespannen om de tent recht te houden. Een pin is een eerder klein voorwerp, een staafje hout of metaal, met een scherpe punt om het in de grond te drukken. Het heeft ook een haakje of een inkeping om het touw tegen te houden. Kampeerders noemen het ook een haring of een pen. We begrijpen dat zo’n pin goed vast in de grond moet zitten.

Maar wat is dan de relatie met het voorgaande: een tent “wijd maken” of “vergroten”? Wat zijn de “tentkleden” die zonder terughoudendheid uitgespannen worden? Waarom moeten touwen verlengd worden? Zo komen we tot de vraag of “pinnen vastslaan” wel overeenstemt met de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst.

 

De Bedoeïenentent: uitbreidbaar met palen, tentkleden en gordijnen

Richard Hall wijst erop dat we van de leefwereld van Jesaja moeten uitgaan.[2] Tenten zijn de woningen van nomadische volkeren, zoals de Rechabieten uit Jesaja’s tijd (Jeremia 35:7) en zoals Bedoeïenen die nu nog gebruiken. In zijn eenvoudigste vorm vraagt de opstelling maar één of twee palen of staken in het midden, met daarover een tentdoek. Van de top van elke staak gaat een touw naar de pin in de grond. In de beeldspraak van Jesaja is het in die kleine ruimte dat de kinderloze vrouw eerst leeft. Maar nu mag zij jubelen: “Maak de plaats voor uw tent wijd, span de tentkleden uit, verleng de touwen.”

Palen en staken zijn synoniem. Paal komt van het Latijn palus, verwijzing naar de oude Romeinse grenspalen en doet meer denken aan een mooie, recht gehouwen en ronde stam. Staak is van Germaanse oorsprong en doet meer denken aan een nog ruwe stam of grote stok, wat het beste past bij deze nomadische tenten.

bedoeinen-tent_2De plaats voor de tent wijder maken. Dat gebeurt zoals nu nog bij Bedoeïenen: er komen staken bij die meer tentdoek kunnen dragen. Het sluit aan bij het volgende beeld: “Laat men uw tentkleden wijd uitspannen, wees er niet karig mee”. Het is een techniek die deze nomadische volken al enkele millennia kennen en die de woonruimte uitbreidt. Soms worden er anderskleurige tentdoeken aan de bestaande gehecht zodat het geheel veelkleurig wordt.

De Engelse versie leest, conform het Hebreeuws: “… let them stretch forth the curtains of thy habitations”. Dat verwijst naar hetzelfde principe van uitbreiding, maar meer met het beeld van de gordijnen die de verschillende vertrekken in de grotere tent van elkaar scheiden (curtain komt via het Frans cortine van het Latijn cortem, dat een aparte ruimte in huis betekent, meestal afgescheiden door een gordijn; ook het Nederlandse gordijn komt van het Franse cortine). Vroegere Nederlandse edities van het Boek van Mormon vertaalden trouwens curtains door gordijnen. De tent krijgt dus meerdere vertrekken dankzij de bijkomende staken en afscheidingen.

De touwen verlengen. Die bijkomende staken vragen ook meer touw, hetzij om ze onderling te verbinden, hetzij naar bijkomende pinnen, wat de uitspraak “verleng uw touwen” verklaart. Hoe meer staken de tentdoeken ondersteunen, hoe langer de touwen worden. Daarop heeft dus het verlengen van de touwen eerder betrekking, niet zozeer op de afstand tussen een pin in de grond en het aanknopingspunt aan het doek of aan de buitenste palen. Die afstand van pin tot de meest nabije paal blijft immers meestal gelijk, hoe wijd de tent ook wordt.

Sla uw pinnen vast of versterk uw staken? De Engelse tekst, zowel in de Bijbel als in het Boek van Mormon leest: “strengthen thy stakes”, wat een preciezere vertaling van het Hebreeuws is. Het Hebreeuwse חַזֵּֽקִי׃ (chaz·ze·ki) betekent sterker maken, niet zozeer vastslaan. Het Hebreeuwse וִיתֵדֹתַ֖יִךְ יָתֵד (vi·te·do·ta·yich) verwijst naar uw staken, niet zozeer naar pinnen zoals wij die ons in modern taalgebruik voorstellen. In die vroegere eeuwen was het trouwens ook eerder een paaltje dat in de grond werd geplaatst om het einde van het touw aan vast te knopen, dus de term gold voor elk stuk hout dat de tent overeind hield. Volgens Richard Hall slaat de uitdrukking strengthen thy stakes in de eerste plaats op de palen in de tent. Hoe groter de tent, hoe zwaarder de tentdoeken en hoe meer spanning op de touwen. Versterk de staken kan bijvoorbeeld het toevoegen van stutten betekenen, maar evengoed gebruik sterkere palen.

bryce-maniac_cr

 

Het Engelse woord stake is ons Nederlandse staak

Het Engelse stake komt van een Oud-Germaans woord *stakon, dat ook het Nederlandse staak gaf, het Oud-Duits Stake, het Deense stage, het Oud-Noors stiaki, en meer.[3] Definities van staak geven “stok van verschillende lengten en dikten en voor verschillenden doeleinden gebruikt; in de grond geslagen staak of paal; lange, dunne, rechte paal, stok”.[4] Het woord stok komt trouwens van staak. Een staak dient om iets te ondersteunen of af te bakenen: in de tuin- en landbouw gebruikt men staken om planten omhoog te laten groeien, zoals bonenstaak; een staakheining is een afpaling met boomstaken. Al die betekenissen stemmen overeen met het gebruik van stake in het Engels.

De Nederlandse vertaalkeuze voor pinnen in Jesaja 54:2 is dus ongelukkig omdat ze de basisbetekenis paal of staak uitsluit. Bij de Nederlandse vertaling van de Jesaja-hoofdstukken in het Boek van Mormon hebben de vertalers zich laten leiden door de Nederlandse Bijbelvertaling van Jesaja en dus ook pinnen gebruikt. In feite hadden ze staak, staken als vertaling van het Engelse stake, stakes moeten behouden, want beide woorden hebben dezelfde origine en betekenen hetzelfde. Bij een volgende Nederlandse editie van het Boek van Mormon zou het verstandig zijn staken in 3 Nephi 22:2 te gebruiken. Een staak omvat ook de betekenis van het paaltje dat in de grond een tenttouw vasthoudt, net zoals in het Engels, zodat het woord voor alle maten van staken geldt, tot het niveau van de houten pin in de grond.

 

De staken van Zion

In het Engels zijn deze stakes, palen of staken, het symbool van geografische en bestuurlijke eenheden voor de kerk geworden (Leer en Verbonden 68:25). De groei van de kerk, gezien als de steeds wijder wordende tent van Zion, vereiste telkens nieuw palen, nieuwe stakes.

Zo lezen we over een groeiend aantal staken in Leer en Verbonden, wanneer de ruimte om te vergaderen in Zion (toen in 1833 in Missouri) te klein zal worden: “Totdat de dag komt wanneer er niet meer ruimte voor hen wordt gevonden; en dan heb Ik andere plaatsen die ik hen zal toewijzen, en zij zullen staken worden genoemd, voor de gordijnen of de sterkte van Zion” (101:21). Het beeld van de gordijnen, vastgehecht aan nieuwe staken, past bij het beeld van nieuwe geografische ruimten voor de uitbreidende tent die de kerk is. Mijn net gegeven vertaling van dat vers volgt precies het Engels: “… and then I have other places which I will appoint unto them, and they shall be called stakes, for the curtains or the strength of Zion.” De huidige Nederlandse vertaling verliest dat beeld: “en die zullen pinnen worden genoemd, voor het tentdoek of de sterkte van Zion.”

BYU religieprofessor Robert Millet meldt hoe de kerkleiders op het einde van negentiende eeuw de visie van de vergadering naar Utah in internationale expansie omzetten, namelijk als het uitbreiden “van de centrale tent van Zion met vele staken die stevig geplant worden in de grond van verre landen”.[5]

 

nathan-bryce_enlarged_tent

 

Waar komt de vertaling “ring” vandaan?

De Nederlandse keuze om stake, in de betekenis van een geografische en bestuurlijke eenheid, door ring te vertalen dateert van het einde van de negentiende eeuw.  Ring was toen de benaming voor een regio met gemeenten in de Nederlandse Hervormde Kerk (ring Haarlem, ring Deventer…).[5b] Iemand, wellicht een mormoonse bekeerling met een vermoedelijk Hervormde achtergrond, koos het woord dus naar analogie en blijkbaar zonder de Jesaja-symboliek van stakes als peilers voor de tent te beseffen. Vanaf 1897 vinden we de vertaling ring in het pas begonnen kerkelijk tijdschrift De Ster,  telkens als er sprake was van  een “stake” in Utah.[6] In 1908, voor de eerste editie van de Leer en Verbonden, werd het woord ring dan ook, blijkbaar zonder verder nadenken, als vertaling van stake  overgenomen. Van dan af was het deel van “Schriftuur”.

Een halve eeuw later, op 12 maart 1961, werd de “Holland Ring” georganiseerd, de eerste ring op het Europese vasteland en de eerste niet-Engelstalige in de wereld. Toen de symboliek van de staken werd uitgelegd, besefte men dat “ring” een ongelukkige woordkeuze was. Daarenboven beschouwde men de Jesaja-vertaling van “pin” als iets onaantastbaar (ook al was die vertaling onnauwkeurig en beperkend). Maar nu moest die pin ineens voor de beeldspraak als “paal” gelden. Dus een heel grote pin? Het gaf aanleiding tot dit moeizaam editoriaal in De Ster van mei 1961, gericht tot de “Broeders en zusters van deze pin”:

“Een ‘stake’ is een ‘paal’ of ‘staak’, in dit verband bedoeld als een grote, zware ‘pin’. De pin dus die de Tent van Zion ophoudt! Wij zouden onze nieuwe, meer volledige en zelfstandiger organisatievorm dus eigenlijk de ‘staak’ van Zion moeten noemen. Het is echter zo dat in de Nederlandse vertalingen van de Leer en Verbonden het woord ‘stake’ vertaald is door ‘ring’, waarbij gedacht wordt aan de vorm van een ‘stake’, zijnde een ‘ring’ van ‘wijken’ (vertaald van het Engelse ‘ward’)… Hoewel de benaming dus volgens de bedoeling, zoals deze spreekt uit de eerste openbaringen van onze profeet Joseph Smith waarin het begrip in verband gebracht wordt met de ‘stakes’ (pinnen of staken) van Jesaja 54 : 2, niet geheel correct genoemd kan worden, zal in Nederland, overeenkomstig de vertalingen in de Leer en Verbonden, het woord ‘ring’ gebruikt blijven. Het is echter goed er bij stil te staan welke gedachte aan de benaming ‘stake’ zoals deze overal elders in de Kerk gebruikt wordt, ten grondslag ligt.”[7]

De uitleg van een “ring van wijken” staat haaks op het concept van de ondersteunende staken die de tent uitbreiden. Het argument dat het nu eenmaal zo in Leer en Verbonden staat is erg zwak. Men ging gewoon voort met een term uit de Nederlandse Hervormde Kerk van de negentiende eeuw, die iemand ooit had gekozen.  Bij vroegere herzieningen van de Nederlandse editie van Leer en Verbonden had dit al lang verbeterd kunnen zijn.

 

Wat zijn de staken van Zion in andere talen?

De “Holland Ring” was de eerste niet-Engelstalige ring in de wereld. De benaming ring is, voor zover ik weet, ook de enige afwijkende vertaling ter wereld. Elders hebben vertalers nauwgezet rekening gehouden met de eigenlijke betekenis van het Engelse stake als staak of paal.

  • In het Spaans koos men zelfs voor estaca, een woord dat het Spaans in de middeleeuwen vanuit Germaanse talen had overgenomen  (mogelijk uit Oudnederlands) met de betekenis staak of paal.[8] Zo sloot de vertaling perfect aan op het Engelse stake.  In het Spaans is een ringpresident dus un presidente de estaca. Het Portugees deed hetzelfde: o presidente da estaca. De ironie wil dus dat Spanje, Portugal en heel de Latijns-Amerikaanse wereld voor stake een woord “van bij ons” gebruiken, terwijl wij in het Nederlands het afwijkende ring gebruiken.
  • Het Italiaans koos voor palo, van het Latijn palus¸ dat ook bij ons paal gaf.[9] De Romeinen hadden het begrip van de grenspalen immers over heel het rijk verspreid. De Italianen hadden eigenlijk ook stacca kunnen kiezen, dat het Italiaans al sinds de middeleeuwen eveneens uit het Germaans had overgenomen met de betekenis staak. Maar een Italiaanse presidente del palo drukt nog steeds het concept van de palen of staken van de tent van Zion uit.
  • Zelfde keuze in het Duits dat voor Pfahl opteerde, dat ook van het Latijn palus is afgeleid. [10] “Der Führer eines Pfahls wird Pfahlpräsident genannt”, klinkt het dan ook voor de media, met de uitleg: “Der Begriff Pfahl geht auf das Alte Testament zurück, in dem das ‘Zelt’ oder die Kirche von stützenden Pfählen aufrecht gehalten wird (siehe Jesaja 54:2)”.[11] Perfecte uitleg voor de beeldspraak.
  • De Fransen kozen voor pieu, ook van het Latijn palus, met een klassieke fonetische ontwikkeling over de eeuwen, over pals, pels, peus naar pieu, maar steeds met behoud van de betekenis. Ze hadden kunnen kiezen voor estaque, dat ook het Frans in de middeleeuwen vanuit de Germaanse talen had overgenomen, en nu nog gebruikt wordt in plaatsnamen die naar een omheining met staken verwijzen.
  • In de Scandinavische talen, Zweeds, Noors en Deens, viel de keuze op stav, van dezelfde oorsprong als het Nederlandse staf of staaf, met dezelfde Indo-Europese wortel als in staak. Ook hier dus het begrip van een staak van Zion geleid door een stavspresident.
  • Het Russisch koos voor кол (kol = paal, mast, piket). De stake president is er een президент кола (president kola).

 

Onze volgende staakconferentie

Bovenstaande is geen pleidooi om nu meteen ring te vervangen door staak of paal. Het is een hele stap om een ingeburgerde taalgewoonte te veranderen. Maar het kan leuk en leerrijk zijn om van tijd tot tijd eens informeel staak te gebruiken in plaats van ring, en staakpresident en staakconferentie, zoals het Engels stake president en stake conference, en zo te herinneren aan de eigenlijke betekenis. Zoals De Ster in 1961 schreef: “Het is echter goed er bij stil te staan welke gedachte aan de benaming ‘stake’ zoals deze overal elders in de Kerk gebruikt wordt, ten grondslag ligt.”

Anderzijds, een lokale kerkleiding, die uit traditie en gemakzucht een evidente fout laat betijen, laat de kerk verzanden. “De herstelling is een voortgaand proces”, ook inzake taalgebruik. Een verandering van ring naar staak valt dus zeker te overwegen, maar moet je niet forceren, waarbij mensen meteen gedwongen worden een vertrouwd woord te verlaten. De aanbevolen strategie is om het woord staak eerst regelmatig te vermelden bij de uitleg over de tent van Zion, ook met verwijzing naar het Engels, en zo ingang te doen vinden. Dat kan makkelijk in de uitdrukkingen “staak van Zion” en “staken van Zion”, met herinnering aan het beeld van de ondersteunende tentpalen: “De ringconferentie van onze staak van Zion vindt plaats op… “ of “Ringpresident Jansen, president van onze staak van Zion…” Met een bewuste strategie kan dit op enkele jaren voor een natuurlijke overgang zorgen, om dan definitief om te schakelen. Het woord is ook makkelijk te gebruiken en te onthouden, aangezien het precies hetzelfde woord in het Engels is — stake.

Om iets luchtiger te eindigen:

Jesaja zei staak
(in ’t Hebreeuws weliswaar).
De vertaler zei pin
(want staak vond hij raar).
De kerk zei steek
(dat is Engels voor staak).
De vertaler zei ring
(zo begreep hij het ding).
Na een tijd echter bleek
(ook al was dit niet fijn)

dat een pin en een ring
geen staak konden zijn.

 

3 – Het offer in gerechtigheid van de zonen van Levi

Wie zijn de zonen van Levi?
Wat is het offer in gerechtigheid?
Waar en wanneer vindt het offer plaats?

En Hij zal zitten als een smelter en reiniger van zilver; en Hij zal de zonen van Levi reinigen, Hij zal hen louteren als goud en als zilver, opdat zij de Heer een offer zullen offeren in gerechtigheid. Dan zal het offer van Juda en van Jeruzalem de Heer aangenaam zijn zoals in de dagen vanouds en zoals in vroegere jaren. (3 Nephi 24:3–4, in navolging van Maleachi 3).

Het offer dat de zonen van Levi nog “in gerechtigheid” moeten brengen is een van die passages uit een Oudtestamentisch verleden dat zich vroeg in het mormonisme nestelde. Bij de herstelling van het Aäronische priesterschap in 1829 door Johannes de Doper luidt het dat dit priesterschap “zal nimmermeer van de aarde worden weggenomen, totdat de zonen van Levi de Heer wederom een offer offeren in gerechtigheid” (Leer en Verbonden 13). In de loop der jaren zijn de inzichten hierin gerijpt en verschoven, met uiteenlopende interpretaties en nadrukken.

 

Wie zijn de zonen van Levi?

Letterlijk zijn het al de nakomelingen van Levi, zoon van Jakob (Israël). Ten tijde van Mozes werd aan hen de priesterschapsdienst toegewezen (Mozes en zijn broer Aäron zijn beiden van de stam van Levi), vandaar ook de benaming “zonen van Mozes en ook de zonen van Aäron”. Zij waren verantwoordelijk voor het brengen van de offers onder de wet van Mozes.

In 1832 volgde deze openbaring, gericht aan Joseph Smith en een aantal ouderlingen:

Welnu, zoals Ik heb gezegd aangaande de zonen van Mozes — want de zonen van Mozes en ook de zonen van Aäron zullen een aannemelijke offergave en offerande brengen in het huis des Heren, welk huis voor de Heer zal worden gebouwd in dit geslacht, op de gewijde plek, zoals Ik heb aangewezen — en de zonen van Mozes en van Aäron, wier zonen gij zijt, zullen op de berg Zion in het huis des Heren met de heerlijkheid des Heren worden vervuld; en ook velen die Ik heb geroepen en uitgezonden om mijn kerk op te bouwen (Leer en Verbonden 84:31–32).

Noteer: “de zonen van Mozes en van Aäron, wier zonen gij zijt”. Hier wijzigt of verbreedt de identificatie naar hedendaagse priesterschapsdragers, die mogelijk wel nakomelingen van Levi zijn, maar die overdrachtelijk als zonen van Levi beschouwd worden. Dat kan voor alle priesterschapsdragers gelden.

Tien jaar later, in 1842, richt Joseph Smith zich in een epistel tot de kerkleden, voornamelijk over de doop voor de doden:

“Hij zal de zonen van Levi zuiveren en hen louteren als goud en als zilver, opdat zij de Heer in gerechtigheid een offerande zullen brengen. Laten wij daarom als kerk en als volk en als heiligen der laatste dagen de Heer in gerechtigheid een offerande brengen; en laten wij in zijn heilige tempel, wanneer die voltooid is, een boek aanbieden met de geslachtslijsten van onze doden dat alleszins aannemelijk zal zijn” (Leer en Verbonden 128:24).

Indien we de tweede zin van het vers (“laten wij daarom”) lezen als een toepassing van de eerste zin (“de zonen van Levi”), dan vereenzelvigt Joseph Smith hier de kerk “als volk en als heiligen der laatste dagen” met de zonen van Levi.[12] Tempelwerk voor de doden is dan de “offerande in gerechtigheid”. Dit sluit aan bij het vervolg van de woorden van Maleachi, met het terugvoeren van het hart der vaderen tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen (3 Nephi 25:6). Het kan echter ook om een vergelijking gaan: zoals de zonen van Levi een offerande in gerechtigheid zullen brengen, zo kunnen wij als leden er ook een brengen door het werk voor de doden.

 

Wat is het offer in gerechtigheid?

Hier ook, uiteenlopende interpretaties.

Net hiervoor gemeld: tempelwerk voor de doden is één van de interpretaties.

In de context van Maleachi alleen, gezien vanuit de exegese van het Oude Testament, is de gewone interpretatie dat bij het laatste oordeel de priesterklasse der Levieten een zuiverend offer in de tempel moet brengen, omdat zij vanouds de priesterschapsdienst uitmaken. Het mormonisme incorporeerde dit gegeven in het perspectief van de herstelling aller dingen als deel van het priesterschap.

In “instructies tot de Priesterschap” in 1840, opgenomen in de Leringen, verklaarde Joseph Smith, als commentaar op de passage in Maleachi:

“Het is nodig om hier enige beschouwingen te geven in verband met de boven aangehaalde leerstelling, daar men in het algemeen veronderstelt, dat de offerande volkomen opgeheven werd met de Grote Offerande, die door Jezus Christus werd gebracht, en dat er in de toekomst geen noodzaak meer zal bestaan voor de verordening van de offerande. Die dit beweren zijn echter niet op de hoogte met de plichten, voorrechten en het gezag van het Priesterschap en niet bekend met de Profeten.

Het brengen van offeranden heeft altijd in verband gestaan met de plichten van het Priesterschap en het vormt hiervan een onderdeel. Het werd tegelijk met het Priesterschap ingesteld en zal van geslacht op geslacht voortduren tot na de komst van Christus. Wij vinden dat dikwijls melding wordt gemaakt van offeranden, die in vroeger dagen door de dienstknechten van de Allerhoogste werden gebracht vóór de wet van Mozes werd ingesteld, en deze verordeningen zullen van kracht blijven als het Priesterschap hersteld zal zijn met al zijn gezag, macht en zegeningen.”[13]

 

chagall_noahs-sacrifice-1932“Noahs offer” door Marc Chagall

 

De verwijzing naar offers van vóór de wet van Mozes voert terug naar offers zoals gebracht door Adam, Abel, Henoch, Noah of Abraham, dus ook dierlijke offers met het vergieten van bloed. In de mormoonse visie van de geschiedenis hielden deze mannen het hogere priesterschap en voerden zij offerhandelingen volgens de plichten van hun priesterschap uit (Leer en Verbonden 84:6-17). Strikt genomen, in de Bijbelse logica van de opheffing van de wet van Mozes in Christus, zijn deze pre-Mozaïsche gebruiken niet weggedaan. In de geest van de herstelling van “alle dingen”, dat fundamenteel deel is van het mormonisme, lijkt Joseph Smiths creatieve redenering sluitend.[14]

Als apostel was Joseph Fielding Smith nog explicieter in deze logica. Hij stond bekend om zijn literalisme dat vanaf de jaren 1920 tot in de jaren 1960 een sterke stempel op mormoonse doctrinale interpretatie legde. Hoewel het meeste van zijn literalisme niet meer gepredikt wordt, blijven zijn boeken in herdruk bij Deseret Book. Het vraagt dus besef van de dynamiek van het mormonisme, dat continu verder rijpt, om het volgende te plaatsen toen Joseph Fielding het in 1956 publiceeerde:

“Wij leven in de bedeling van de volheid der tijden waarin alle dingen moeten vergaderd worden, en alle dingen moeten hersteld worden vanaf het begin. Ook deze aarde zal hersteld moeten worden tot de toestand die gold voor Adams overtreding. Nu, volgens de aard der dingen, zal ook de wet van offerande hersteld moeten worden, anders zouden niet alle dingen die de Heer heeft bevolen hersteld worden. Het zal daarom nodig zijn dat de zonen van Levi, die voorheen bloedofferanden in Israël brachten, nog zo’n offer brengen om deze verordening in deze bedeling af te ronden en te vervullen. Offeren door het vergieten van bloed werd ingesteld in de dagen van Adam en moet noodzakelijkerwijs hersteld worden.

Het offeren van dieren zal worden gedaan om de herstelling te vervolledigen wanneer de tempel waarover gesproken is gebouwd zal zijn; bij het begin van het duizendjarig rijk, of in de herstelling, zullen bloedoffers lang genoeg gebracht worden om de volheid van de herstelling in deze bedeling te vervolledigen. Daarna zullen offeranden van een andere aard zijn.”[15]

Die interpretatie, in de lijn van het creatief verkennen van doctrine door Joseph Smith, moet wel verzoend kunnen worden met andere Schriftteksten. Na zijn opstanding verkondigde Jezus aan de Nephieten:

“Ik ben het licht en het leven der wereld. Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einde. En gij zult Mij geen bloedvergieten meer offeren; ja, uw offeranden en uw brandoffers moeten worden afgeschaft, want Ik zal geen van uw offeranden en brandoffers aannemen. Maar gij zult Mij als offer een gebroken hart en een verslagen geest brengen.” (3 Nephi 9: 18–20).

Ook in de moderne openbaring: “Gij zult de Heer, uw God, een offer in gerechtigheid brengen, ja, dat van een gebroken hart en een verslagen geest” (Leer en Verbonden 59:8).

Maar binnen die moderne openbaring bestaat dus nog een zijspoor: een literaristische visie die alsnog een pre-Mozaïsch bloedritueel aan de herstelling koppelt, weliswaar om ook dat ritueel te “vervullen”. Het is een vreemd perspectief, dat de doorsnee-gelovige zich moeilijk kan voorstellen.

 

Waar en wanneer vindt het offer plaats?

In de literalistische interpretatie zal dit offer plaatsvinden in een nog te bouwen tempel: “… de zonen van Mozes en ook de zonen van Aäron zullen een aannemelijke offergave en offerande brengen in het huis des Heren, welk huis voor de Heer zal worden gebouwd in dit geslacht, op de gewijde plek, zoals Ik heb aangewezen” (Leer en Verbonden 84:31). De betrokken tempel moet die in Independence, Missouri zijn (Leer en Verbonden 57:3). De periode van verwezenlijking is in de apotheose van de eindtijd.

In de “gematigde” interpretaties, met de huidige kerkleden als “zonen van Levi”, zijn plaats en tijd van de “offers in gerechtigheid” makkelijker aan te duiden: concreet in het heden als genealogisch werk, en meer algemeen als het tot de Heer komen met een gebroken hart en een verslagen geest. Een retorische handigheid voor het heden is het “offer in gerechtigheid” voor te stellen als de offervaardigheid die alle priesterschapsdragers nu in het leven moeten betonen, wél met verwijzing naar Joseph Smith’s Leringen, maar zonder de tekst in zijn volledigheid aan te halen.[16]

Ten slotte blijft er nog een open vraag. De tekst luidt dat het Aäronische priesterschap “zal nimmermeer van de aarde worden weggenomen, totdat de zonen van Levi de Heer wederom een offer offeren in gerechtigheid” (Leer en Verbonden 13). Dat zou betekenen dat dit lagere priesterschap wordt weggenomen nadat het offer gebracht is. Joseph Fielding Smith laat verstaan dat dit inderdaad zo zal zijn wanneer eenmaal alle tijdelijke noden van de sterfelijkheid voorbij zullen zijn.[16b].

 

4 – Achtergrond en weetjes bij bepaalde onderdelen

3 Nephi 22:3 – “…en aan de smaad van uw jeugd niet meer denken”
3 Nephi 22:11–12 – Saffieren, robijnen en karbonkel
3 Nephi 22:16 – “Zie, Ik heb de smid geschapen… de verderver om te vernielen.”
3 Nephi 23:9–13 – De lacune in de tekst van Samuël de Lamaniet
3 Nephi 23:14 – “…dat Hij hun gebood de dingen te leren die hij hun had uitgelegd”.
3 Nephi 24:1 – “…de woorden op te schrijven die de Vader aan Maleachi had gegeven”
3 Nephi 24:1 – “Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal
3 Nephi 24:3 – “En Hij zal zitten als een smelter en reiniger van zilver”
3 Nephi 24:9 – “Met een vervloeking zijt gij vervloekt”
3 Nephi 25:2 – De Zon of de Zoon der gerechtigheid?
3 Nephi 26:3 – “Hij legde alle dingen uit”… “geen honderdste deel van opgeschreven

 

3 Nephi 22:3 – “…en aan de smaad van uw jeugd niet meer denken”

Deze frase stond niet in de originele editie van het Boek van Mormon in 1830. Het is een typografische fout die er bij een latere editie is ingeslopen, als gevolg van een klassieke vergissing bij het zetwerk, namelijk het hernemen (of het overslaan) van stukken die sterk op elkaar lijken. Als je de zinnen onder elkaar zet, is de gelijkheid inderdaad sterk en dus makkelijk te verwarren bij zetwerk:

Oorspronkelijk:

ja, gij zult de schande van uw jeugd vergeten
en aan de smaad van uw weduwschap niet meer denken

Nu, met de tweede lijn per vergissing ingelast:

ja, gij zult de schande van uw jeugd vergeten
en aan de smaad van uw jeugd niet meer denken
en aan de smaad van uw weduwschap niet meer denken

De fout werd pas in de jaren 1980 gemeld[17] en is tot nu toe niet verbeterd.

 

3 Nephi 22:11–12 – Saffieren, robijnen en karbonkel

Zie, Ik beleg uw stenen met fraaie kleuren en leg uw grondvesten met saffieren. Ik maak uw vensters van robijnen en uw poorten van karbonkelstenen en uw gehele omwalling van edelsteen.

In poëtische taal schenkt God zijn echtgenote symbolen van zijn liefde, zorg en eerbetoon (zie hierboven bij de bespreking van het hoofdstuk).

  • Saffieren: safir is een oorspronkelijk Hebreeuws woord voor deze edelsteen. Vooral gekend als blauwe steen, bestaat hij ook in andere kleuren. Saffieren bestaan ook in grotere stenen, vandaar de verwijzing naar grondvesten: men kan er een vloer mee leggen.
  • Robijnen: van het Latijn ruber (rood), is de robijn een rode edelsteen die in de oudheid erg gegeerd was. Als natuurlijke steen is hij redelijk doorzichtig, vandaar de verwijzing naar vensters. Het was een zogenaamde levenssteen, die de mens kracht teruggeeft. De Schrift vermeldt zijn waarde in vergelijking met een nog grotere waarde: “de wijsheid is kostelijker dan robijnen” (Spreuken 3:15).
  • Karbonkel: is geen edelsteen maar een bruinrood tot zwart mineraal dat voor zijn donkere tinten geapprecieerd wordt.

 

3 Nephi 22:16 – “Zie, Ik heb de smid geschapen… de verderver om te vernielen.”

Zie, Ik heb de smid geschapen, die de kolen in het vuur aanblaast en een werktuig vervaardigt voor zijn werk; en Ik heb de verderver geschapen om te vernielen.

De context is een dreiging die zich alsnog tegen Zion keert, ondanks de verlossing. Die dreiging is in het voorgaande vers verwoord: “Zie, zij zullen zich zeker tegen u vergaderen, doch niet uit Mij”. Zion of Israël hoeft echter niet meer te vrezen: “wie zich tegen u vergadert, zal om uwentwil vallen”.

In vers 16 verwijst de Heer naar twee krachten, die van de smid en die van de verderver. Uit vers 17 blijkt dat ook de smid deel van de dreiging is: “Elk wapen dat tegen u wordt gesmeed, zal niets uitrichten”. De verderver is dan wellicht de kracht die die wapens gebruikt.

Hoe kan God “de schepper” van deze negatieve krachten zijn? Een mogelijk antwoord is dat alles uiteindelijk door God geschapen is. Zowel Christus als Satan zijn kinderen van God, dus door hem geschapen. Maar de keuzen die zij maken heeft God niet in handen. De verwoording “Ik heb de verderver geschapen om te vernielen” is dus mogelijk afwijkend van de bedoeling van de tekst. Doctrinaal vraagt het om: Ik heb iemand geschapen die de verderver werd om te vernielen.” Dat blijkt ook uit vers 15: “Zie, zij zullen zich zeker tegen u vergaderen, doch niet uit Mij”.

 

3 Nephi 23:9–13 – De lacune in de tekst van Samuël de Lamaniet

Zie hiervoor dit onderdeel in les 35.

 

3 Nephi 23:14 – “…dat Hij hun gebood de dingen te leren die hij hun had uitgelegd”

En nu geschiedde het, toen Jezus alle Schriften die zij hadden opgeschreven, in hun geheel had uitgelegd, dat Hij hun gebood de dingen te leren die Hij hun had uitgelegd.

De huidige Nederlandse vertaling (inclusief de nieuwe editie van 2017) maakt deze tekst ambigu. Men kan dit nu lezen alsof wij de uitleggingen van Jezus moeten bestuderen om ze beter te begrijpen. (Stel de vraag in de klas: “Jezus gebiedt ons de dingen te leren die Hij heeft uitgelegd. Hoe moeten wij dat doen?”).

Maar leren heeft twee betekenissen: zelf meer kennis verwerven (“ik leer schaken”) of iemand anders die kennis onderwijzen (“ik leer mijn zoon schaken”). Het Engels onderscheidt daartoe to learn en to teach. De Engelse tekst van dit vers luidt: “… that they should teach the things which he had expounded unto them”. Vorige edities van het Boek van Mormon vertaalden correct, zonder dubbelzinnigheid: “… dat zij de dingen zouden onderwijzen die Hij hun had uitgelegd”. Het is jammer dat zovele correcte en duidelijke vertalingen in vorige edities ten onrechte in de huidige Nederlandse editie van het Boek van Mormon werden gewijzigd en evenmin verbeterd werden in de editie van 2017.

 

3 Nephi 24:1 – “…de woorden op te schrijven die de Vader aan Maleachi had gegeven”

En het geschiedde dat Hij hun gebood de woorden op te schrijven die de Vader aan Maleachi had gegeven en die Hij hun moest verkondigen. En het geschiedde, toen zij waren opgeschreven, dat Hij ze uitlegde.

Historici zijn onzeker over de precieze levensperiode van Maleachi, maar zijn het er wel over eens dat hij predikte na de wederopbouw van de tempel in 516 v.C., mogelijk in het midden van de vijfde eeuw (dus rond 450 v.C.). Dat is meer dan een eeuw nadat Lehi Jeruzalem had verlaten. Het is dus logisch dat zijn profetieën niet op de koperen platen konden voorkomen. Jezus geeft de Nephieten deze twee hoofdstukken van Maleachi en laat ze noteren.

 

3 Nephi 24:1 – “Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal”

Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal; en de Heer, die gij zoekt, zal plotseling tot zijn tempel komen, namelijk de bode des verbonds, in wie gij u verheugt. Zie, Hij komt, zegt de Heer der heerscharen.

Vanuit het Oude Testament wordt de eerste zin van deze passage aanzien als een voorspelling voor het optreden van Johannes de Doper, die de weg voor Jezus voorbereidt. Jezus zelf bevestigt dit tijdens zijn bediening in Palestina: “Want hij is het over wie geschreven staat:  Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken” (Mattheüs 11:10).

Hier in het Boek van Mormon, wanneer Jezus tot de Nephieten in 34 n.C. predikt, is deze voorspelling al vervuld. In de citatie van een oude tekst blijft die voorspelling natuurlijk wel historisch bestaan, net zoals wij de voorspellingen voor de geboorte van de Heiland in het Oude Testament lezen, en vanuit ons huidig perspectief weten dat ze vervuld zijn. Het kan dus nog steeds op Johannes de Doper betrekking hebben.

De zin over de bode kan echter op gelijk welke bode betrekking hebben, want elke profeet treedt als een bode op om een weg voor iets voor te bereiden, bijvoorbeeld:

  • In het tweede deel van dit zelfde vers noemt de Heer zichzelf een bode:  “…en de Heer, die gij zoekt, zal plotseling tot zijn tempel komen, namelijk de bode des verbonds, in wie gij u verheugt”. In moderne openbaring beschouwt Jezus zijn eigen roeping “om een boodschapper te zijn voor mijn aangezicht om voor Mij uit de weg te bereiden” (Leer en Verbonden 45:9).
  • Moroni is in de jaren 1820 een bode die de weg van de herstelling voorbereidt.
  • Evenzo is Joseph Smith een bode die de volgende fase voorbereidt.
  • De profeet Elia wordt in het volgende hoofdstuk aangekondigd (3 Nephi 25:5), en ook hij zal worden gezonden om een werk voor te bereiden.

In de citatie van de zin door Jezus in 34 n.C. kan “mijn bode” dus op een of meerdere boodschappers betrekking hebben.

De voorspelling in het tweede deel van de passage — “de Heer, die gij zoekt, zal plotseling tot zijn tempel komen” — verwijst ook eerder naar de laatste dagen, net zoals de volgende verzen van het hoofdstuk.

 

3 Nephi 24:3 – “En Hij zal zitten als een smelter en reiniger van zilver”

En Hij zal zitten als een smelter en reiniger van zilver; en Hij zal de zonen van Levi reinigen, Hij zal hen louteren als goud en als zilver, opdat zij de Heer een offer zullen offeren in gerechtigheid. Dan zal het offer van Juda en van Jeruzalem de Heer aangenaam zijn zoals in de dagen vanouds en zoals in vroegere jaren. (3 Nephi 24:3–4, in navolging van Maleachi 3).

Het beeld van de smelter en reiniger komt uit de productie van metaal. Die begint bij het smelten op hoge temperatuur van erts — gesteente dat een delfstof bevat, zoals koper of zilver. Al van vijfduizend jaar v.C. kenden oude beschavingen het smelten van erts tot koper. Dan volgden brons, ijzer, zilver en goud. In de gesmolten massa moesten alle onzuiverheden verwijderd worden, namelijk wat bovendreef als schuim of slakken of wat onderaan bleef als bezinksel. Dat is het reinigen. Het beeld dient als toepassing voor het laatste oordeel: dan zullen de onzuiverheden, namelijk zij die niet aan de normen beantwoorden, verwijderd worden.

Voor de zonen van Levi en het offer in gerechtigheid, zie het onderdeel hierboven.

 

3 Nephi 24:9 – “Met een vervloeking zijt gij vervloekt”

Weer even iets over hebraïsmen – de typische Hebreeuwse stijlvormen. Hoewel de frase hier een aanhaling is uit Maleachi, is deze stijlfiguur ook eigen aan het Boek van Mormon – “met een zware vervloeking vervloekt” (Jakob 3:3). In Semitische talen is dit een “cognaat voorwerp” of “cognaat accusatief”, zoals in “ik heb een droom gedroomd” (1 Nephi 3:2). Dat wil zeggen dat het voorwerp in de zin het werkwoord als zelfstandig naamwoord herhaalt. In de Bijbel vinden we hetzelfde, bijvoorbeeld in Joël – “uw ouderen zullen dromen dromen” (Joël 2:28). In het Boek van Mormon vinden we deze structuur meermaals: “En ik leerde mijn volk gebouwen te bouwen” (2 Nephi 5:15; zie ook Mosiah 9:8); “het verlangen dat ik van Hem verlangde” (Enos 1:13); “vrezen met vrees” (Alma 18:5); “hij oordeelde rechtvaardige oordelen” (Mosiah 29:43). De Nederlandse vertaling respecteert hier niet altijd het Engels. Voor de twee laatste voorbeelden luidt de vertaling “… vrezen, uit vrees dat …” (in het Engels is het “fear with fear”) en “hij velde rechtvaardige oordelen” (in het Engels “he did judge righteous judgments”). De vertaler verkoos allicht om het “Nederlandser” te laten klinken, maar daardoor verliest de tekst zijn origineel cognaat voorwerp.

 

 

3 Nephi 25:2 – De Zon of de Zoon der gerechtigheid?

“Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de Zoon der gerechtigheid opgaan met genezing onder zijn vleugels”

De Bijbelversie geeft hier: “Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan”. Dezelfde discrepantie komt voor in het Engels: “Son of Righteousness” in het Boek van Mormon, terwijl het in de King James vertaling “Sun of Righteousness” is. Als we de Hebreeuwse tekst van Maleachi erbij nemen, gaat het wel degelijk om “de Zon der gerechtigheid”: שֶׁ֣מֶשׁ (she-mesh) betekent zon. De combinatie met “zal opgaan” (וְזָרְחָ֨ה – ve-za-re-chah) bevestigt het. Ook de toevoeging “met genezing onder zijn vleugels” versterkt het zonnebeeld omdat antieke culturen de zon als gevleugeld voorstelden.

gevleugelde-zon_hezekia-koning-van-judaSumerische weergave van de gevleugelde zon, met verwijzing naar Hizkia, koning van Juda.

Daarmee wordt echter een bewijs geleverd dat Joseph Smith de tekst niet uit de Bijbel overschreef, maar mondeling dicteerde in het vertaalproces vanaf de platen. Oliver Cowdery noteerde wat hij hoorde en verwarde mogelijk Sun met Son. Zelfs achteraf, bij het nalezen van het manuscript of bij het verbeteren van de drukproeven, maakte men blijkbaar geen vergelijking met Maleachi, anders was het verschil vermoedelijk opgemerkt. Het bevestigt het vertaal- en productieproces zoals beschreven.[18]

Het kan natuurlijk ook, maar minder waarschijnlijk, dat de originele tekst in Maleachi niet de correcte is, en dat de tekst in het Boek van Mormon de oorspronkelijk juiste is. Dan is de schrijfwijze nog steeds het resultaat van het dicteren, maar ditmaal correct genoteerd.

Voor de betekenis maakt het niet veel uit, want zowel Zon als Zoon der gerechtigheid verwijzen naar de Heiland.

 

3 Nephi 26:3 – “Hij legde alle dingen uit”… “geen honderdste deel van opgeschreven”

“Hij legde alle dingen uit” is de curriculumtitel van deze les, maar in feite blijft het grotendeels een titel en laat het de lezer op z’n honger — zeker indien met “alle dingen” de net aangehaalde teksten van Jesaja en van Maleachi bedoeld worden. Het vers bevestigt dat Jezus deze Schriften en de geschiedenis verklaarde: “En Hij legde alle dingen uit, ja, vanaf het begin tot het tijdstip dat Hij in zijn heerlijkheid zou komen”. Maar na dat veelbelovende vers volgen alleen maar enkele vertrouwde beelden van de eindtijd — “de aarde als een boekrol opgerold”, het voorbijgaan van hemelen en aarde en een bekende passage over het laatste oordeel (26:3–5). Dan rondt Mormon het zo af:

En nu kan er in dit boek geen honderdste deel worden opgeschreven van de dingen die Jezus het volk waarlijk leerde; maar zie, de platen van Nephi bevatten het grootste gedeelte van de dingen die Hij het volk leerde. En ik heb deze dingen opgeschreven, die het kleinste deel zijn van de dingen die Hij het volk leerde (26:6–8)

Mormon herinnert ons eraan dat wat hij noteerde maar een samenvatting en een inkorting is van wat Jezus leerde. Het overige mocht hij niet overnemen: “Zie, ik stond op het punt ze op te schrijven, alles wat op de platen van Nephi was gegraveerd, doch de Heer verbood het, zeggende: Ik zal het geloof van mijn volk beproeven” (26:11). Dat wordt ervoor verklaard: “Wanneer zij dit ontvangen hebben — en het is raadzaam dat zij dit eerst ontvangen, om hun geloof te beproeven — dan zullen hun, indien zij deze dingen geloven, de grotere dingen worden geopenbaard” (26:9).

 

5 – Gestructureerd lezen

3 Nephi 22 – Aanhaling van Jesaja 54

Sluit aan bij het vorige hoofdstuk dat de vergadering van Israël voorspelt.

Zie voor dit hoofdstuk de meer gedetailleerde bespreking hierboven.

  • 1–3 – De eenzame, onvruchtbare vrouw mag jubelen over wat haar te wachten staat: meer kinderen dan de gehuwde, uitbreiding van haar tent door haar nageslacht.
  • 4–9 – Troost en belofte: schande en smaad gaan voorbij, alsmede Gods verbolgenheid; met erbarmen ontfermt God zich over de eenzame.
  • 10–12 – Poëtische beelden om de verlossing en de beloning te uiten.
  • 13–14 – Belofte van kinderen en vestiging in gerechtigheid.
  • 15–17 – Wie zich tegen u verzet zal niet slagen. Het vers vermeldt dus toch ook een dreiging in de toekomst.

 

3 Nephi 23 – Over de Schriften

  • 1–3 – Onderzoekt Jesaja, wat hij heeft gezegd is gebeurd en zal gebeuren.
  • 4–6 – Over het belang van de Schriften, zowel van vroeger als wat Jezus nu laat noteren.
  • 7–13 – Jezus vraagt naar de bijgehouden kroniek en stelt een vergetelheid vast in het verslag over Samuël de Lamaniet.
  • 14 – Wat Jezus heeft uitgelegd moet je zelf verder onderwijzen.

 

3 Nephi 24 – Aanhaling van Maleachi 3

  • 1–5 – Profetie over de komst van de Heiland in de laatste dagen.
  • 6–12 – Veroordeling van Israël voor hun zonden en opwekking tot bekering.
  • 13–18 ­– Herstel en troost, ondanks het ongeloof en de hoogmoed.

 

3 Nephi 25 Aanhaling van Maleachi 4

  • De dag van de wederkomst van de Heer.

 

3 Nephi 26 – Verder optreden van Jezus

  • 1–2 – Afronding van de aanhalingen uit profeten en de optekening van Maleachi.
  • 3–5 – “Hij legde hun alle dingen uit” — hoewel we daar niet veel over lezen en Mormon ons even later op onze honger laat.
  • 6–12 – Tussenlassing van Mormon: geen honderdste is opgeschreven; doel van de kroniek is dat het later van de “andere volken” opnieuw tot (de nakomelingen van) dit volk zou komen.
  • 13–19 – Een samenvattend verslag van gebeurtenissen: drie dagen leringen; de wondere openbaringen uit de mond van kinderen; de kerk waarin iedereen alles gemeenschappelijk heeft.

 

Voetnoten

[1]    Talrijk zijn de exegetische studies die dit aspect ontleden. Vanuit mormoons perspectief, zie Cynthia L. Hallen, “The Lord’s Covenant of Kindness Isaiah 54 and 3 Nephi 22,” in Isaiah in the Book of Mormon, eds. Donald W. Parry and John W. Welch (Provo, Utah: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 1998), 313–349; Cynthia L. Hallen, “Redeeming the Desolate Woman: The Message of Isaiah 54 and 3 Nephi 22,” Journal of the Book of Mormon and Other Restoration Scripture 7, no. 1 (1998): 40–47; Donna B. Nielsen, Beloved Bridegroom: Finding Christ in Ancient Jewish Marriage and Family Customs (Salt Lake City: Onyx Press, 1999).

[2]    Richard W. Hall, “Her Stakes Must Be Strengthened,” Religious Educator 3, no. 2 (2002): 66–75.

[3]    Zie onder stake n.1 op etymonline.com/

[4]    Gegevens uit de Geïntegreerde Taalbank van de Taalunie. http://gtb.inl.nl/

[5]    Robert L. Millet, “Quest for the City of God: The Doctrine Of Zion In Modern Revelation,” in Doctrines for Exaltation: The 1989 Sperry Symposium on the Doctrine and Covenants (Salt Lake City: Deseret Book), 169–185.

[5b]  Nederlandse Hervormde Kerk Commissie voor de Archieven, De Archieven van de Nederlandse Hervormde Kerk: in korte overzichten, deel II (Leiden: Brill, 1971). Zie ook D.J. Bos, “In dienst van het koninkrijk: Beroepsontwikkeling van hervormde predikanten in negentiende-eeuws Nederland,” PhD (Amsterdam, Faculty FMG, 1999).

[6]    De Ster van 15 maart 1897 (p. 90), in de vertaling van een brief van het “Eerste Presidentschap” over de wijziging van de eerste donderdag van de maand naar de eerste zondag om te vasten. In het nummer van 1 april 1897 lezen we over de “Salt Lake-ring van Zion” (p. 106). Van dan af komt het woord herhaaldelijk voor.

[7]    “De Hollandse Ring,” De Ster 61, no. 5 (mei 1961), 151–152. Het stuk is niet gesigneerd, maar vermoedelijk van de hand van de eerste ringpresident, Johan Paul Jongkees.

[8]    Edward A. Roberts, A Comprehensive Etymological Dictionary of the Spanish Language with Families of Words based on Indo-European Roots, 2 vols. (Xlibris Corporation, 2014), item estaca.

[9]    Ottorino Pianigiani , Vocabolario Etimologico della Lingua Italiana, re-ed. 1993 (Firenze: Ariani, 1926), item stacca, palo.

[10]  Wolfgang Pfeifer (Leitung), Etymologisches Wörterbuch des Deutschen (München, 1995), item Pfahl.

[11]  http://www.presse-mormonen.de/artikel/pfahl

[12]  Hedendaagse analisten zijn deze identificatie genegen. Zie bv. Sidney B. Sperry, “Moroni Expounds Old Testament Scriptures,” Journal of the Book of Mormon and Other Restoration Scripture 4, no. 1 (1995): 269–285. “Those who hold the Aaronic and Melchizedek priesthoods are indeed the sons of Levi and are the ones whom Malachi apparently had in mind when he gave his great prophecy” (274).

[13]  “Instruction on Priesthood”, 5 October 1840, page 9 (Joseph Smith Papers), hernomen in Teachings of the Prophet Joseph Smith by Joseph Smith, Compiled by Joseph Fielding Smith (Salt Lake City: The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 1938), 172–173; vertaling hier overgenomen uit Leringen van de profeet Joseph Smith, eerste Nederlandse uitgave (Den Haag: Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste dagen, n.d.), 181.

[14]  Voor zover ik kan oordelen is het al even geleden dat de kerkelijke tijdschriften naar deze volledige uitspraken van Joseph Smith verwezen. Ze werden nog vermeld in 1981: Monte S. Nyman, “Restoring ‘Plain and Precious Parts’: The Role of Latter-day Scriptures in Helping Us Understand the Bible,” Ensign (December 1981); in 1973: Edward J. Brandt, “The Priesthood Ordinance of Sacrifice,” Ensign (December 1973).

[15]  Joseph Fielding Smith, Doctrines of Salvation, vol. 3 (Salt Lake City: Bookcraft, 1956), 94. Zie ook Bruce R. McConkie, Mormon Doctrine, 469. Dit soort passages wordt echter niet meer opgenomen in “moderne” lesboeken, zoals in Leringen van de profeten – Joseph Fielding Smith (2014). Het typeert de terughoudendheid van de huidige samenstellers van het curriculum om die “oude” en vreemdsoortige verklaringen in herinnering te brengen.

[16]  Monte J. Brough, “Living the Law of Sacrifice,” Ensign (April 2000).

[16b] Joseph Fielding Smith, Church History and Modern Revelation, vol. 1  (Salt Lake City: Deseret Book, 1953), 62: “We may be sure that the Aaronic Priesthood will never be taken from the earth while mortality endures, for there will always be need for temporal direction and the performance of ordinances pertaining to ‘the preparatory Gospel.”

[17]  John A. Tvedtnes, “Isaiah Variants in the Book of Mormon,” in Isaiah and the Prophets: Inspired Voices from the Old Testament, ed. Monte S. Nyman and Charles D. Tate Jr. (Provo, UT: Religious Studies Center, Brigham Young University, 1984), 165–178. Oorspronkelijk publicatie van 1981.

[18]  Stan Larson, “Conjectural Emendation and the Text of the Book of Mormon,” Brigham Young University Studies 18, no. 4 (1978): 563–569 (565), met verwijzing naar Sidney B. Sperry, “The Book of Mormon and Textual Criticism,” in Book of Mormon Institute (Brigham Young University Extension Publications, 5 December 1959), 5.