Zalig zij die komen zitten

Het was een kerklid uit Nederland op bezoek in onze Vlaamse wijk. Kwam hij die zondag vanuit de ring of wegens familie? Het doet er niet toe. Ik mag niet oordelen, en doe het toch: hij was een vermaner, een calvinist.

In de les ging het, zoals gebruikelijk, over inzet en toewijding. Onze bezoeker kwam krachtig uit de hoek:
– Nou, wie elke zondag hier maar gewoon op z’n stoel komt zitten, maar niet met volle overtuiging, niet met de Geest des Heren, het zal hem niets baten.

Ach, broeder, nee! Jaag ze niet weg. Kijk om je heen en leer ze kennen – met namen en gegevens wat gewijzigd voor de privacy.

Adriaan komt enkel voor zijn vrouw. De kerk is haar leven en hij gunt het haar. Dus rijdt hij haar elke zondag naar de kerk en zit mee in de dienst, geduldig, onverstoorbaar. Zo’n twintig jaar geleden is hij wel met haar gedoopt, maar ook dat was uit verbondenheid. Het priesterschap heeft hij afgehouden, dat was een morele grens die hij niet wou overschrijden. Vanmiddag gaat hij naar de voetbal. Als het een belangrijk kampioenschap is, gaat zij mee. De steun is wederzijds.

Jozefien komt een zondag op de drie of vier,  of toch zo ongeveer. Bohémienne, fladdert ze wat rond, deels voor de vriendschap die ze geeft en krijgt, deels om de contacten voor haar yoga-cursus op woensdag warm te houden. Een kerktaak heeft ze niet, maar ze vrolijkt allen op, in de een of andere kleurrijke Boho-maxi-jurk met zijden sluier en laat een parfum van lavendel na.

Het echtpaar Neirinck, in de zestig, stilletjes in hun hoek op de laatste rij. Ze komen, ondanks een diepe verbittering over prop 8 en over de policy — wat de kerkleiding homo-koppels aandoet. Ze komen desondanks, voor hun actieve dochter en schoonzoon, en de kleinkinderen, waarvan de oudste over enkele maanden in de tempel zal trouwen. Daar willen ze bij zijn, want een conflict over een tempelaanbeveling willen ze vermijden. Dus verbijten ze veel.

Nathan, de zestienjarige zoon van het gezin Callens komt vanuit een compromis: als hij dit jaar elke zondag meekomt, en het schooljaar afrondt zonder herexamens, dan krijgt hij zijn bromfiets. Hij vindt het wel lastig, want de tijd in de kerk  fnuikt zijn studietijd voor school. Maar tussendoor in de les, weet hij op z’n e-reader makkelijk te shiften tussen de Schriften en het leesboekje dat hij voor Frans moet samenvatten.

Helga, eeuwige onderzoekster. Of komt ze eigenlijk alleen maar omdat ze anders ’s zondags eenzaam is? In de hal omhelst ze de leden die ze nu al jaren kent. Misschien heeft ze al dertig keer de lessen van de zendelingen gehad, maar gedoopt worden, nee. Ik ben al gedoopt, blijft ze herhalen. Sjofel gekleed heeft ze haar vaste plek in de kapel, dicht bij de verwarming. Dit is haar thuis.

En dan is er Toon. In de vijftig, vergevorderde kanker. Hij is nooit actief in de kerk geweest, maar hij is in de kerk geboren, van ouders die bekeerlingen waren. Hij heeft er wat oude kennissen aan overgehouden, flarden van leringen, maar nooit een getuigenis. Nu de dood nadert wil hij nog wel eens naar de kerk komen, vanuit een twijfel of een heimwee. Wendy, een niet-mormoonse vriendin, bekommert zich om hem, haalt hem op en voert hem weer huiswaarts. Met haar voelt Toon zich beter dan met goedbedoelende leden die hem voorhouden dat gebed en geloof zullen helpen. Toon en Wendy, ze komen meestal als de dienst al bezig is en zijn vaak weer weg voor het einde.

Zalig zij die komen zitten.