De psychologie van de vermaner

Deze analyse schreef ik bij de bespreking van 3 Nephi 11, als deel van les 37 over het Boek van Mormon. Omdat nogal wat mensen mij er toen voor dankten, leek het nuttig de tekst ook apart aan te bieden.

Het allereerste gebod van de Heer aan de Nephieten
Mensen ontsporen evengoed in strakheid als in laksheid
Wat drijft vermaners?
Wat zijn mogelijke gevolgen van onnodig of ongepast vermanen?
De zwijgende groep: luisteren en verdragen
“Het is mijn leer dat zulke zaken moeten worden weggedaan”

 

Het allereerste gebod van de Heer aan de Nephieten

Het allereerste gebod van de Heer bij zijn verschijnen aan de Nephieten luidt: “En er zal geen woordenstrijd onder u zijn” (3 Nephi11:22). Het komt meteen nadat Hij het volk tot zich heeft laten komen en de discipelen macht heeft gegeven om te dopen. Het komt nog vóór de “Bergrede”. Meer nog, in datzelfde hoofdstuk 11 herhaalt Jezus het gebod nogmaals enkele verzen verder, met nadruk:

“En er zal geen woordenstrijd onder u zijn, zoals er tot dusver is geweest; evenmin zal er woordenstrijd onder u zijn over de punten van mijn leer, zoals er tot dusver is geweest. Want voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, hij die de geest van twisten heeft, is niet van Mij, maar van de duivel, die de vader van twisten is, en hij hitst het hart der mensen op om in toorn te twisten, de een met de ander. Zie, dat is niet mijn leer om het hart der mensen tot toorn op te hitsen, de een tegen de ander; dit is daarentegen mijn leer: dat zulke zaken moeten worden weggedaan” (11:28–30).

De Nederlandse vertaling koos hier woordenstrijd en twist voor de Engelse termen disputation en contention. Dat vernauwt die begrippen meteen tot “hevige discussies” en “ruzie”.  Maar disputation is elke vorm van meningsverschil. Contention is elke situatie die een spanning of conflict doet ontstaan. To contend with anger verhoogt de graad tot werkelijke twist, want Satan “hitst het hart der mensen op”. Jezus onderscheidt hier dus gradaties, van geschillen en spanningen tot werkelijke woede.

In bovenstaande passage heeft Jezus het niet over buitenstaanders of vijanden van de kerk. Hij heeft het “onder u”, dus de mensen aan wij hij verschijnt. Dit is nochtans “het rechtvaardigste deel van het volk dat gespaard was gebleven” (10:12).

Geschil over de leer was de Nephieten niet vreemd. Een recente controverse ging over het behoud van de wet van Mozes. Na het teken van Jezus’ geboorte — de nacht zonder duisternis — waren er enigen “die begonnen te prediken en aan de hand van de Schriften trachtten te bewijzen dat het niet meer noodzakelijk was de wet van Mozes te bewaren” (3 Nephi 1:24). Het typeert waar het vaak om gaat bij meningsverschillen binnen religie: de grenzen bij regels en geboden. Zo is bij de joden de wet van Mozes eeuwenlang een bron van geschillen geweest. Onderscheiden rabbijnse scholen en denkrichtingen bepaalden allerhande specifieke regels over wat mocht en vooral niet mocht op de sabbat, over wat mocht en vooral niet mocht inzake voeding. De meest conservatieve groepen verstarden de beleving tot een strak gecodificeerd gedrag. Vandaar, in Palestina, de beoordelingen van Farizeeën en Schriftgeleerden over Jezus’ optreden: hij overtrad de wet. Bij sommige Nephieten na Jezus’ geboorte was de beweging andersom: loskomen van de wet van Mozes. De strikte gelovigen reageerden behoudsgezind. In zijn verwijzing naar die geschillen onder de Nephieten trekt Jezus geen partij. Hij vraagt alleen “dat zulke zaken moeten worden weggedaan”.

 

Mensen ontsporen evengoed in strakheid als in laksheid

In een priesterschapsles verdedigt een lid het creationisme in zesduizend jaar. In een zondagsschoolles stelt de leerkracht dat alle cafeïne-houdende dranken onder het woord van wijsheid vallen. In een toespraak over de sabbat vertelt de spreker hoe zijn gezin de sabbat eerbiedigt en nooit naar een concert of een museum zou gaan “zoals sommige leden wel doen”. In een getuigenisvergadering herinnert een zuster aan de doelen inzake aantal namen voor tempelwerk en betreurt dat “sommige leden” daar niet aan werken. In een ZHV-vergadering gaat het om kledingnormen en het bedekken van de schouders, ook bij meisjes van het jeugdwerk — een steek naar enkele moeders toe.

Dit is een delicaat onderwerp want je wil evenmin hen kwetsen die dit soort uitspraken doen. Het gaat in bovenstaande voorbeelden meestal ook om een kleine minderheid van leden, en ook niet in alle wijken. Toch komt het voor en heeft elk van dergelijke voorvallen gevolgen op gevoelens van anderen. Door het wegdoen van woordenstrijd en twist als allereerste gebod aan de Nephieten, nodigt de Heer ook ons uit erover na te denken.

Mensen ontsporen evengoed in strakheid als in laksheid. Maar ontsporen in strakheid is een van de belangrijkste oorzaken van geschillen en spanningen in de kerk. Dat is niet alleen bij mormonen zo, maar in elke religie met expliciete normen. Een nog vriendelijke term voor mensen die geboden en normen overdreven benadrukken is vermaner. Een hardere term is fundamentalist. Het fenomeen van fundamentalisering in religie is al lang onderwerp van onderzoek, vroeger in het kader van sekten, maar de voorbije jaren hoog op de agenda naar aanleiding van radicalisering in sommige religies.

Door een aanhoudende focus op gedrag gaan vermaners hun religie essentieel ervaren als een geheel van geboden en verboden, en de buitenwereld als fundamenteel slecht. De eigenlijke inhoud van hun geloof kennen ze niet zo goed of hebben ze verwaarloosd. Ook in het mormonisme doet dit zich voor. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de vraag “wat betekent het voor u om mormoon te zijn?” Vaak hoor je dan: de sabbatdag eren; tiende betalen; de Schriften dagelijks lezen; gezinsgebed en gezinsavond houden; maandelijks vasten; geen tabak, alcohol, koffie en thee; een taak in de kerk vervullen; geen seksuele betrekkingen buiten het huwelijk; je zedig kleden; niet de normen van de wereld volgen. Maar in die antwoorden blijft de kern van het mormonisme onvermeld. Het is inderdaad makkelijker concrete geboden en verboden op te sommen dan aan te geven wat het mormonisme, of kortom het herstelde evangelie, zijn unieke dimensie en zijn zielsverheffende betekenis geeft.

 

Wat drijft vermaners?

In positieve zin is er de oprechte behoefte om zichzelf en anderen te sterken in het beleven van het evangelie. Vanuit een eerlijke bekommernis om goede kerkleden te zijn, nemen vermaners de “vervolmaking der heiligen” ernstig. “Nauwgezetheid” in het onderhouden van geboden is nu eenmaal een Schriftuurlijke opdracht met het oog op de eeuwige beloning.

Er zijn echter ook andere, meer onbewuste motieven die vermaners kunnen aandrijven.

Zo kan vermanen uit zelfverheffing spruiten. Het fenomeen is bekend: de arrogantie van de gelovige onder het kleed van rechtschapenheid.[1] In een kerk die getrouwheid en persoonlijke waardigheid benadrukt, worden leden aangestuurd om zich ook publiekelijk als getrouw en waardig te profileren. Dat openlijk bevestigen mag natuurlijk, maar de stap naar zelfverheffing is klein. Wie in een les of toespraak stelt dat tiende betalen een voorrecht is en dat we daar niet op mogen beknibbelen, laat verstaan dat hij een goed tiende-betaler is. Een leider die tot eerbied voor de sabbat vermaant en daarbij vertelt dat zijn zoontje een uitnodiging voor een verjaardagsfeestje bij een vriend heeft afgewezen omdat het op zondag was, huldigt zowel het kind als zijn voorbeeldige opvoedingsrol. Wie de leden vermaant meer in de Schriften te lezen en daarbij vertelt dat zijn gezin elke ochtend om zes uur opstaat om samen een half uur in de Schriften te lezen, hoopt daar bewondering voor te oogsten. Op de achtergrond kan bij sommigen ook verborgen ambitie meespelen: wie toegewijd en waardig overkomt, maakt een betere kans op hogere leiderschapsfuncties. Deze strategieën, die zich subtiel kunnen vermengen met oprechte bedoelingen, zijn bekend in de psychologie van de religieuze persoonlijkheid, ook bij mormonen.[2] Onderzoek wijst uit dat publiek voorbeeldig religieus gedrag vaak correleert met indruk maken en zelfverheffing.[3]

Vaak drijft gezagsuitoefening de vermaner. Die houding spruit uit een psychische verzuchting, vaak onbewust, om anderen te kunnen bevelen. Autoritair aangelegde personen vinden in godsdienstige regels een bijzonder geschikt kanaal om anderen de les te spellen.[4] Mogelijk hebben sommige van deze vermaners in het gewone leven zelden of nooit gezag kunnen uitoefenen. In de mormoonse kerk krijgen ze ruim de gelegenheid om als leerkracht of leider op te treden of gewoon om hun stem met gezag te laten horen. De telkens weer belerende of terechtwijzende spreektoon van iemand in een les, toespraak of gesprek verraadt de eerder autoritaire vermaner. In een toespraak zal dit type persoon meestal ook voor de vuist spreken, met enige prekerige opwinding, soms gestreng, soms ook wat kluchtig om succes te oogsten. In regio’s waar de kerk nog jong is en meer bekeerlingen de dienst uitmaken is de kans op vermaners met dergelijke trekken groter dan in ervaren wijken met bezadigde leiders en lange tradities. Maar ook bij generatie-mormonen, die zich door die erfelijke status gezagvol vinden, leeft die houding soms.

 

Wat zijn mogelijke gevolgen van onnodig of ongepast vermanen?

Vooreerst kan de vreugde van het evangelie, een essentieel kenmerk van het mormonisme, bedolven raken onder verplichtingen en gewetensvragen: doe ik wel genoeg? Waarin ben ik nog niet volmaakt? Hoe moet ik mij verder verbeteren? Ons lesmateriaal en bijhorende vragen dragen daar vaak ongewild toe bij. Personen die, zoals in de voorbeelden bij zelfverheffing, hun voorbeeldig gedrag in de verf zetten, zeggen misschien op zich niets verkeerds, maar kunnen deprimerend op anderen inwerken: wie immers niet zo (extra) voorbeeldig handelt, voelt zich ergens tekort schieten.

Ten tweede kan het waardenbesef al eens uit balans raken, alsof gelijk welke overtreding even erg is. Een kop koffie drinken is dan even erg als heroïne gebruiken, of zelfbevrediging even erg als verkrachting. Kinderen en jongeren die in een excessieve sfeer van regels en zondebesef worden grootgebracht, hoe liefdevol ook omringd, blijken soms moeite te hebben met de ontwikkeling van een evenwichtig waardenpatroon.[5] In sommige gevallen kan het schaamte, benauwdheid en depressies over triviale zaken stimuleren. Ik herinner me hoe een oud-studente van me op BYU na twee jaar om een gesprek vroeg. Ze was ondertussen op zending geweest. Ze begon te wenen en vertelde dat ze al twee jaar met een zware gewetenslast wegens een zonde kampte. Ze kwam bekennen en vergeving vragen. Ze had namelijk twee jaar geleden tijdens een toets even afgekeken van de student naast haar… Psychotherapeuten krijgen te maken met dit soort excessieve psychische belasting, ook binnen het mormoonse kader.[6] In alle normerende religies kampt een groep strikte gelovigen met dit soort afwijkingen, met name bij perfectionistisch ingestelde ouders met te hoge verwachtingen.[7] Uit onderzoek blijkt echter ook dat mormonen die geboden en verboden ondergeschikt maken aan evenwichtige godsdienstigheid en geestelijke maturiteit, een sterke mentale gezondheid vertonen en positief functioneren.[8]

Een derde gevolg betreft de besmetting van anderen. Zolang vermaners een marginale rol in de groep vervullen blijft het effect beperkt. Maar hun benadering kan anderen tot gelijkaardig gedrag beïnvloeden, zeker wanneer vermaners optreden vanuit een leidersfunctie of als leerkracht. Jeugd en bekeerlingen nemen de retoriek over omdat het blijkbaar passend is zo in de kerk te spreken. Zo krijg je steeds meer toespraken en getuigenissen over geboden en verboden. Die ontwikkeling kan ook blijken uit de opgelegde onderwerpen voor toespraken. Na een tijd kunnen wijken en gemeenten daardoor verschillen in algemene sfeer. Bij de enen overweegt een opwekkend, vreugdevol, opbouwend perspectief; bij anderen een drukkende bezorgdheid over regels en gedrag.

Een vierde gevolg kan isolationisme zijn. Vermaners hebben de neiging om “de wereld” te demoniseren: de maatschappij is slecht. Een kwalijk effect van die houding kan een mentaliteit van afzondering zijn, waardoor de vriendenkring zich uiteindelijk beperkt tot medeleden, ook als gevolg van de tijd die inzet voor de kerk vraagt. Die mentaliteit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat mormoonse ouders hun kinderen liever niet met niet-mormoonse kinderen laten spelen – een houding die kerkleiders ten stelligste afkeuren.[9]

Een vijfde, bekend gevolg van overdreven vermanen is de toevoeging van bijkomende regels en leringen. De sfeer van zelfverheffing of gezagsuitoefening verleidt immers om méér vereisten te stellen omdat je je daar mee kan onderscheiden. Sommigen breiden geboden dan ook uit met eigen specificaties, wat we vooral zien in verband met het woord van wijsheid en de sabbat — precies de domeinen — voeding en sabbat — waarin ook joods legalisme steeds verder ging. Dergelijke specificaties spreken sommigen aan omdat ze zich veilig in gedetailleerde regels voelen.[10] Het irriteert echter anderen omdat die bijkomende regels niet officieel gelden en vermaners die gebruiken om zich als “betere” heiligen der laatste dagen te profileren. Ze mogen die extra’s natuurlijk zelf volgen, maar zelfs maar aangeven dat dit “beter” is, zaait het zaad van spanning en conflict. Hetzelfde geldt voor leerstellige standpunten. Een lid dat in de kerk creationisme als de juiste leer voorstelt, wijkt niet alleen af van het officiële standpunt van de kerk, maar zorgt gegarandeerd voor controverse. Van vermaners worden zo’n leden stoorzenders.

Ten slotte kan de autoritaire vermaner, als hij ook nog een leidersfunctie bekleedt, in bazig gedrag vervallen, soms subtiel uitgevoerd. Joseph Smith waarschuwde ervoor: “Wij hebben door droeve ervaring geleerd dat het de aard en neiging is van bijna alle mensen dat zij, zodra zij een weinig gezag krijgen, zoals zij veronderstellen, onmiddellijk onrechtvaardige heerschappij beginnen uit te oefenen”.[11] In nagenoeg elke religie stelt zich dat probleem.[12] Het mormonisme vormt daar geen uitzondering op, zeker waar de kerk nog jong is en beroep moet doen op onervaren krachten.

 

De zwijgende groep: luisteren en verdragen

Geschil in de kerk is niet altijd openlijk. Bij aanvang gaf ik voorbeelden van personen die over creationisme, cafeïne, sabbatheiliging en kledingnormen spraken. Het kan best zijn dat niemand er openlijk op reageerde. Dat betekent echter niet dat het toehoorders onberoerd liet. Wanneer een zelfzeker kerklid in lessen of toespraken de lat hoger dan vereist legt, of afwijkende leer verkondigt, of zich categorisch opstelt, dan wekt hij bij toehoorders ongelukkige gevoelens op. Maar vaak zwijgen die mensen omdat ze geen openlijk geschil wensen of omdat ze weten dat een reactie de aanstichter alleen maar aanspoort om toch gelijk te willen halen. Maar de aanstichter is wel verantwoordelijk voor de irritatie of het verdriet dat hij opwekt. Hij zaait spanning en conflict in het gemoed van anderen. Als dat vaak gebeurt en aansleept, kunnen vermaners mensen doen afhaken uit de kerk.

 

“Het is mijn leer dat zulke zaken moeten worden weggedaan”

Jezus vraagt ons elke vorm van geschil en spanning te vermijden — “zulke zaken weg te doen”. Wat kan daarbij helpen?

  • Mezelf eens kritisch bekijken: herken ik sommige kenmerken van de vermaner in mij?
  • Andere accenten leggen. Wat motiveert mensen het meest om geboden te (blijven) onderhouden? Niet zozeer de aanhoudende rappel om ze te onderhouden, maar wel de diepere reden waarom ze te onderhouden. Dat betekent opbouwende kennis, leerstellig en historisch, “licht en waarheid”. Apostel Boyd K. Packer waarschuwde dat lokale leiders makkelijk door hun taken opgeslorpt raken en zo gedurende vele jaren, zelfs decennia, intens dienen, vooral in leidersvergaderingen, raden, interviews en conferenties, zonder echter nog zelf hun evangeliekennis door eigenstudie te voeden.[13] In dat vacuüm verschralen hun toespraken dan makkelijk tot repetitief gepraat over geboden, gehoorzaamheid en getrouwheid (zie hier over toespraken). En dat besmet dan weer anderen.
  • Goed op de hoogte zijn van de huidige leer, regels en normen van de kerk. Dan zal je geen creationisme verkondigen, maar, als nodig, enkel naar de officiële verklaring van november 1909 verwijzen, die sindsdien herhaaldelijk opnieuw gepubliceerd werd. Dan zal je niet beweren dat cafeïne onder het woord van wijsheid valt, maar verwijzen naar de verklaring van april 2008. In die verklaringen valt telkens op hoe karig en hoe voorzichtig die opgesteld zijn. De minste toevoeging is afwijking.
  • Aanvaarden dat niet alle leden op dezelfde conforme wijze het evangelie beleven. Wie strikter wil zijn dan een ander mag het gerust, maar houdt dat best voor zichzelf.
  • Als echt vermaand moet worden, leiders laten bepalen wie dat wanneer, in welke mate en naar wie toe doet. De énen hebben vermaningen nodig omdat hun verkeerd gedrag het vraagt. Anderen, die wel alles goed doen, begrijpen diezelfde vermaningen als berisping en als eis om nog te verbeteren. In die zin hebben vermaningen een “functionele ambiguïteit” die we behoedzaam moeten hanteren.

Een laatste nuancering. Over elk “gevoelig” onderwerp kan men ook neutraal van gedachten wisselen, met de inbreng van informatie van kerkhistorici of andere mormoonse experten. Wat leert ons de geschiedenis van het Woord van Wijsheid? Hoe ontwikkelden zich kerkelijke standpunten ten overstaan van schepping en evolutie? Hoe werd de joodse sabbat de christelijke zondag en hoe ontwikkelde dat begrip in christelijke kerken, waaronder ook in het mormonisme (zie hier)? Hoe ontstaan en wijzigen “zedige” kledingnormen (zie hier)? Zo’n bredere kijk laat beter begrijpen hoe boeiend het mormonisme als een levende godsdienst is.

 

Voetnoten

[1]  Larry Osborne, Accidental Pharisees: Avoiding Pride, Exclusivity, and the Other Dangers of Overzealous Faith (Grand Rapids: Zondervan, 2012); Eric-Jon K. Marlowe, “The Only True Church: Boldness without Overbearance,” Religious Educator 7, no. 3 (2006): 22–37.

[2]  G. E. Allen and Kenneth T. Wang. “Examining Religious Commitment, Perfectionism, Scrupulosity, and Well-Being among LDS Individuals,” Psychology of Religion and Spirituality 6, no. 3 (2014): 257–264; Delroy L. Paulhus and Oliver P. John, “Egoistic and Moralistic Biases in Self‐Perception: The Interplay of Self‐Deceptive Styles with Basic Traits and Motives,” Journal of Personality 66, no. 6 (1998): 1025-1060.

[3]  Vicky Gillings and Stephen Joseph, “Religiosity and Social Desirability: Impression Management and Self-Deceptive Positivity,” Personality and Individual Differences 21, no. 6 (1996): 1047–1050; Gary K. Leak and Stanley Fish, “Religious Orientation, Impression Management, and Self-Deception: Toward a Clarification of the Link between Religiosity and Social Desirability,” Journal for the Scientific Study of Religion (1989): 355–359; Constantine Sedikides and Jochen E. Gebauer, “Religiosity as Self-Enhancement: A Meta-Analysis of the Relation between Socially Desirable Responding and Religiosity,” Personality and Social Psychology Review 14, no. 1 (2009): 17–36.

[4]  Kathleen Ritter and Craig O’Neill, Righteous Religion: Unmasking the Illusions of Fundamentalism and Authoritarian Catholicism (New York: Routledge, 2014); Matthieu Van Pachterbeke, Christopher Freyer, and Vassilis Saroglou, “When Authoritarianism Meets Religion: Sacrificing Others in the Name of Abstract Deontology,” European Journal of Social Psychology 41, no. 7 (2011): 898–903.

[5]  Doret De Ruyter, “Fundamentalist Education: A Critical Analysis,” Religious Education 96, no. 2 (2001): 193–210; Seth Dowland, Family Values and the Rise of the Christian Right (Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2015); Peter C. Hill and William Paul Williamson, The Psychology of Religious Fundamentalism (London: Guilford Press, 2005); Oduntan Jawoniyi, “Religious Education, Critical Thinking, Rational Autonomy, and the Child’s Right to an Open Future,” Religion & Education 42, no. 1 (2015): 34–53.

[6]  Zie ook vorige referenties. Verder: G.E. Kawika Allen, Kenneth T. Wang & Hannah Stokes, “Examining Legalism, Scrupulosity, Family Perfectionism, and Psychological Adjustment among LDS Individuals,” Mental Health, Religion & Culture 18, no. 4 (2015), 246–258; Stevan L. Nielsen, W. Brad Johnson, Albert Ellis, Counseling and Psychotherapy with Religious Persons: A Rational Emotive Behavior Therapy Approach (New York: Routledge, 2001); Eric G. Swedin, Healing Souls: Psychotherapy in the Latter-day Saint Community (University of Illinois Press, 2003); Eric G. Swedin, “Psychotherapy in the LDS community,” Issues in Religion and Psychotherapy 25, no. 1 (2000): 27–39.

[7]  Bijvoorbeeld John R. Peteet, Francis G. Lu, William E. Narrow (eds.), Religious and Spiritual Issues in Psychiatric Diagnosis: A Research Agenda for DSM-V (Arlington, VA: American Psychiatric Publishing, 2011); Cheryl Zerbe Taylor, “Religious Addiction: Obsession with Spirituality,” Pastoral Psychology 50, no. 4 (2002): 291-315.

[8]  Peter W. Sanders, GE Kawika Allen, Lane Fischer, P. Scott Richards, David T. Morgan, and Richard W. Potts, “Intrinsic Religiousness and Spirituality as Predictors of Mental Health and Positive Psychological Functioning in Latter-Day Saint Adolescents and Young Adults,” Journal of Religion and Health 54, no. 3 (2015): 871–887.

[9]  M. Russell Ballard, “Doctrine of Inclusion,” Conference (October 2001); Dallin H. Oaks, “Loving Others and Living with Differences,” Conference (October 2014).

[10]  Piazza, Jared. ““If You Love Me Keep My Commandments”: Religiosity Increases Preference for Rule-Based Moral Arguments,” International Journal for the Psychology of Religion 22, no. 4 (2012): 285–302.

[11]  Leer en Verbonden 121:39.

[12]  Candace R. Benyei and Harold G. Koenig, Understanding Clergy Misconduct in Religious Systems: Scapegoating, Family Secrets, and the Abuse of Power (New York: Routledge, 2014); Anson D. Shupe, Wolves Within the Fold: Religious Leadership and Abuses of Power (New Brunswick, NJ: Rutgers University Press, 1998); Anson D. Shupe, Spoils of the Kingdom: Clergy Misconduct and Religious Community (University of Illinois Press, 2007).

[13]  Boyd K. Packer, “Principles”, Ensign, March 1985. Gebaseerd op een toespraak van 6 april 1984.