Het was sinds mensenheugenis dat er nog eens een baby in deze kleine gemeente ingezegend werd. De zendelingen hadden uitgelegd hoe het werkte en het handboek zorgde voor wat beperkte instructies.
– Broeder Vincent zal nu zijn kleindochter inzegenen.
Hij was over de tachtig. Zijn gezondheid was labiel, zijn geheugen evenzeer. Hij behoorde tot die venerabele groep pioniers die het herstelde evangelie jaren geleden hadden aanvaard, ergens na de oorlog. Hij was met een veel jongere vrouw getrouwd, bekeerlinge zoals hij en even toegewijd aan de herstelling. Gedurende decennia had dit koppel trouw gediend in dit afgelegen deel van het Koninkrijk. Die kleine mormoonse gemeente in een grijze provinciestad was hun leven.
Zelf had ik een tijd die gemeente bezocht toen ik in de omgeving studeerde. Nu, weer jaren later, was ik er toevallig opnieuw op een zondag, net de dag van deze inzegening.
De gemeente was nauwelijks gegroeid. Ze ademde nog steeds de authenticiteit van vervlogen pioniersdagen. Een gehuurd rijhuis. Geverniste houten stoelen op korte rijen in de woonkamer. Een zelfgebouwde kansel bedekt met een groene doek. De avondmaalstafel met twee schalen, een voor het brood, een voor het water. Het volstond nog steeds.
– En natuurlijk verwelkomen we Linda, de dochter van broeder Vincent. Gefeliciteerd met je babymeisje.
Ze was er. Al jaren was ze niet meer naar de kerk gekomen. Ondanks hun toewijding hadden de Vincents hun drie kinderen niet in de kleine kudde kunnen houden. Ik herinnerde me Linda als een moeilijke tiener, druilerig tijdens de lessen, geërgerd door de inzet van haar ouders voor een werk waarmee ze zich niet kon vereenzelvigen. Als jonge volwassene was ze stilletjes, zonder misbaar, weggebleven, begeleid door het verdriet en de liefde van haar ouders.
Nu was ze in de dertig. Het was het kindje in haar armen dat haar vandaag had teruggebracht. Vanuit de diepte van onzichtbare banden, vanuit een nagalm van herinneringen, en als een teken van vrede naar haar ouders, wilde ze dat haar vader haar kind zou inzegenen. Hier, in de vertrouwdheid van deze woonkamer, te midden van deze kleine groep, kon ze het aan.
– Wil je naar voor komen met Angelientje?
Ze komt, met de witte bundel. Niet gewoon aan de procedure, denkend aan een bevestiging of aanstelling, neemt iemand een lege stoel uit de eerste rij en draait die naar het publiek. Linda gaat zitten, de baby in haar armen. Broeder Vincent, werktuiglijk, overmand, zet zich achter haar, terwijl de gemeentepresident en zijn eerste raadgever links en rechts van hem plaatsnemen, beiden verloren in de onverwachte bewegingen, terwijl ze de schijn van een liturgie onder controle proberen op te houden.
Broeder Vincent legt zijn handen op Linda’s hoofd.
– Onze Vader in de hemel…
De gemeentepresident onderbreekt hem, fluisterend.
– Ja, juist, stamelt hij terug, terwijl hij zijn handen opheft.
Hij beweegt zich naar de zijkant van de stoel, buigt een beetje naar voor, strekt zijn armen tot zijn vingers het haardosje van de baby raken. De twee andere broeders komen nu voor en naast de stoel te staan, strekken hun armen om met een vingertop een stukje van het hoofdje te bereiken.
– Linda, in de naam van Jezus Christus en door de macht van het heilige priesterschap, zijn we hier om dit kleine meisje te zegenen en haar de naam te geven van …
Hij buigt zijn oor naar haar mond.
– Angelina Sophie Madeleine, fluistert Linda.
– Angelina Sophie …
– Madeleine.
– Madeleine.
Hij valt stil. Een leegheid op zoek naar het goddelijke.
– Geef haar gezondheid, fluistert Linda.
– Vader in de hemel, we zegenen deze baby met gezondheid, met een sterk lichaam, met goede organen, met ogen die …
Zijn zinnen vloeien. Dan opnieuw de stilte.
– Geef haar een vrolijke aard, fluistert Linda.
Zijn zinnen vloeien.
– Geef haar liefde, fluistert Linda.
– Geef haar vertrouwen, fluistert Linda.
Die zondag verliet ik dat rijhuis met de warme zekerheid dat alles ergens altijd goed komt in de heilige orde der dingen.
Wat zou de kerk zijn zonder (de herinnering aan) kleine gemeenten?