Taal van de Schriften: wat met “gij” en “thou-thee-thy”?

Wilfried Decoo
Eerste versie: 30 april 2017
Bijgewerkt:  16 juli 2017

In 2017 verscheen een nieuwe uitgave van de “tripel” (Boek van Mormon, Leer en Verbonden, Parel van Grote Waarde). De Vertaaldienst koos ervoor om het voornaamwoord gij, dat al sinds 1890 gangbaar was, door u te vervangen. Bovendien werd hier en daar ook jij-jou voor familiale en vriendschappelijke relaties ingevoerd, wat de tekst een heel andere sfeer geeft. De ingreep is aanzienlijk: alleen al in het Boek van Mormon gaat het om 2497 wijzigingen. De moeite dus om dit aspect van ons Schriftuurlijk taalgebruik eens te verkennen. Omdat we er ook het Engelse thou-thee-thy bij betrekken, wordt het een grote wandeling, waarbij we ook met de oudste Nederlandse Bijbelteksten kennismaken, haast duizend jaar geleden.

In juli 2017 kwam de nieuwe editie online. In het laatste deel van deze bijdrage bespreek ik de veranderingen telkens bij de relevante punten (in het rood aangeduid).

Wil je het overzichtelijk houden? Overloop de inhoudstafel en keer er al eens naar terug. Ben je enkel geïnteresseerd in het heden, ga dan sneller naar de laatste onderdelen. Maar hou je van geschiedenis, dan is het verleden van onze taal boeiend!

1 Kleine woordjes met grote dimensies
2 Even terug naar school
3 Talen als een uitdijend kleurenspectrum

3.1 Zes à zevenduizend jaar geleden
3.2 MeH₂tér, moder, muoder, mother, moeder, madre, mati, mère, mor…
3.3 Geen dialect meer! Spreek beschaafd zoals de vorst!

4 Gelobistu in got? Ghi en sult gheenen valschen eedt doen!

4.1 De T-vorm voor het enkelvoud: tu, thu, du, do, doe…
4.2 De G-vorm voor het meervoud: ghi, gi, ghij, gij

5 Wees beleefd en dan nog beleefder en dan nog…

5.1 Fase 1: spreek je meerdere in het meervoud aan, zeg dus gij
5.2 Fase 2: gij verdringt tu, maar dat geeft andere problemen
5.3 Fase 3: meervoud met ghylieden, ghylui
5.4 Fase 4: nog beleefder met Uwe edelheid, U.E., U
5.5 Fase 5: jij en jullie als Hollandse eigenheden

6 Stabiele Engelse Schrift: thou-thee-thy en ye

6.1 De Engelse T- en J-vormen kennen we vanuit het Nederlands
6.2 Ook in het Engels: beleefd aanspreken met het meervoud you
6.3 Maar in de religieuze sfeer houden de oude vormen stand
6.4 De King James Version zet de taaltraditie voort tot bij Joseph Smith
6.5 Hoe werd de King James Version dan zo exclusief mormoons?
6.6 Maar tijden veranderen

7 Muterende Nederlandse Schrift: van tu naar gij naar u naar jij

7.1 Toen tu en ghi nog mooi gescheiden waren
7.2 De Statenvertaling (1637): de sprong van tu naar gij
7.3 De vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG-1951): gij blijft
7.4 De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, 2004): de sprong naar jij en jullie
7.5 De Herziene Statenvertaling (HSV, 2010): alle gij wordt u, maar toch ook niet
7.6 De katholieke Bijbel: trouw aan gij, maar soepel naar jij en jullie

8 De mormoonse Schriften: na 127 jaar, de sprong van gij naar u

8.1 Opmerkingen vanuit taalkundige hoek
8.2 De kerkelijke invalshoek: de verankerde heiligheid van de tekst
8.3 Hoe bepalend mag de HSV op mormoonse Schriften zijn?
8.4 Samengevat: drie opties


9 Slotbedenkingen

 

1 Kleine woordjes met grote dimensies

Spreek jij, naast keurig Nederlands, ook je eigen streek- of stadstaal?

  • In Groningen hoor je dan: Wa dust doe? = Wat doe jij?
  • In Maastricht: Deis diech ouch mèt? = Doe jij ook mee?
  • In de Liemerse hoek van Gelderland: Gi-j waet dah wel! = Jij weet dat wel!
  • In Antwerpen: Wa toede na? = Wat doe jij nu?
  • In Gent: En gaa geluuft da? = En jij gelooft dat?[1]

Als je zo kunt spreken, sta je heel dicht bij oude, oorspronkelijke woorden in de Nederlandstalige Schriften. Voor Gods woord is jouw dialect authentieker dan “beschaafd” Nederlands. Dat is een van de aspecten die deze analyse zal verduidelijken. Het zal beter doen begrijpen hoe taal verandert en hoe gevoelig de mens voor zelfs kleine woordjes is.

Schriften vertalen lijkt enkel een taalkundige zaak. In werkelijkheid spelen ook theologische en politieke motieven mee. Als de vertaler kan kiezen tussen twee woorden, welk steunt dan het best de leer of de traditie van zijn kerk — hemel of hiernamaals? Opstanding of verrijzenis? Of vindt een vertaler zaligheid “te katholiek” en heil “te luthers”? Welk van volgende woorden is politiek het meest geschikt voor zijn land — koning of machthebber of regeerder? Nog meer speelt emotie mee: ben je diep gehecht aan de rituele vorm van de Schrift uit je kinderjaren en die jou al decennia begeleidt?

Zowel theologisch, politiek als emotioneel verbergt de keuze tussen kleine woordjes als gij en u veel meer dan men zou vermoeden.

Maar eerst twee smaakmakers voor de rest van de analyse.

 

London, 22 juli 1604

King James (1566–1625), geschilderd door John De Critz de oudere

 

Aankondiging van James I, koning van Engeland: “Zijne Majesteit heeft zes commissies van vierenvijtig experten aangesteld om een nieuwe Bijbelvertaling te maken.” Voor zo’n project had de koning verschillende redenen.[2] Als hoofd van de onafhankelijke Kerk van Engeland wilde hij geen katholieke bijbels. En zeker niet die Engelse Bijbel uit het calvinistische Genève met zijn anti-royalistische notities in de marge! Hij wilde een Bijbel van eigen bodem die ook de eenheid in “zijn” Kerk van Engeland zou versterken. Zeker, de aangestelde experten moesten de oudste Griekse en Hebreeuwse teksten — “the Original” — bestuderen en volgen, maar… de Schrifttaal moest wel de Engelse traditie eerbiedigen. Koning James vaardigde dan ook regels uit voor de nieuwe vertaling. De eerste regel luidde:

The ordinary Bible read in Church, commonly called the Bishops Bible, [is] to be followed, and as little altered as the Truth of the Original will permit.
= De gebruikelijke Bijbel die in de Kerk gelezen wordt, gewoonlijk de Bijbel van de Bisschoppen genoemd, moet gevolgd worden, en zo weinig mogelijk gewijzigd in zover de Waarheid van het Origineel het toelaat.

Die Bishops’ Bible van 1568 gebruikte nog de oude vormen thou, thee en thy (letterlijk jij, jou en jouw) in plaats van het in 1600 “moderne” you en your, en dus ook nog de oude werkwoordsvormen thou art, thou cometh, thou sayest… Ook tot God bad men nog traditioneel met Thou art great, we thank Thee en Thy will be done. Mogelijk wilden sommigen van James’ aangestelde Bijbelexperten wel af van die oude vormen, maar de koning had beslist.

In 1611 verscheen de King James Version (KJV), met thou-thee-thy en vele andere oudere uitdrukkingen. De King’s Bible werd wijd en zijd verspreid. Tweehonderd jaar later, ten tijde van Joseph Smith, was hij ook in het protestantse Amerika nog steeds de norm. Joseph dicteerde the Book of Mormon en zijn eigen openbaringen in dat ingeburgerd religieus taalgebruik. En men bad nog steeds tot God met Thou, Thee en Thy.

Sinds het einde van de negentiende eeuw zijn echter de meeste andere christelijke kerken, de een na de andere, van dat gebruik afgestapt, weliswaar te midden van hevige controverses. Van de King James Version kwam een Revised edition in modernere taal. De meeste Engelstaligen lezen nu vooral andere, in vlotte taal geschreven Bijbelvertalingen.

De mormoonse kerkleiding heeft die vernieuwing niet gevolgd. Ze is blijven vasthouden aan de taal van King James, die ook in de eigen mormoonse Schriften verankerd zit. In de huidige Engelstalige mormoonse wereld moeten jongeren en vooral bekeerlingen dus een hele stap zetten om met die oude taal om te kunnen. Bidden met thou-thee-thy en de juiste werkwoordsvormen is niet zo eenvoudig. De huidige gevolgen van een koninklijk bevel uit 1604 zijn dus niet te onderschatten.

En toch… Honderdduizenden mormonen, opgegroeid met hun “King James”, met hun Book of Mormon en Doctrine and Covenants, zouden voor geen geld hun Schriften in een moderne versie willen. Want in thou art, thou cometh, thou sayest… klinken de stemmen van ouders en grootouders, van generaties gelovigen die in die oude woorden hun troost en hun inspiratie vonden. Voor deze heiligen der laatste dagen helpt de plechtige innigheid van die taal hen dichter bij God te brengen. En meer: hoe zouden ze anders kunnen zingen dan met deze woorden:

O my Father, thou that dwellest
In the high and glorious place
When shall I regain thy presence
And again behold thy face?

 

Dordrecht, 24 november 1618

In november 1618 kwamen de vertegenwoordigers van de Nederlandse Gereformeerde Kerk in synode samen. De synode wilde vooral een einde te maken aan theologisch en politiek geruzie. Maar ook een ander onderwerp kwam aan bod: een nieuwe Bijbelvertaling in het Nederlands. Het Engelse voorbeeld van de King James Version, zeven jaar ervoor gepubliceerd, werkte aanstekelijk. Ook gelijke redenen als in Engeland speelden mee. Inhoudelijk voldeden de beschikbare Nederlandse bijbels niet voor de overwegend calvinistische gemeenten. Die bijbels waren of te katholiek, of te luthers, of te afwijkend van originele Hebreeuwse, Griekse en Aramese teksten die de humanisten de voorbije decennia ontdekt hadden. Politiek zagen de machthebbers, de Staten-Generaal, zo’n eenmakend project ook wel zitten. Zij zouden financieren.

Van 19 tot 27 november 1618 debatteerden de synode-vertegenwoordigers over de grondregels van de nieuwe Bijbelvertaling. Tijdens de zitting van 24 november ontspon zich plots een lang debat: du of gij om God aan te spreken? Sommige vertegenwoordigers stelden dat du de traditionele vorm was. Zo stond het toch in al de vertrouwde Bijbels en gebedenboeken sinds vijfhonderd jaar! De voorstanders van gij wezen er echter op dat du nu ouderwets was en rauw klonk en elk beschaafd mens nu toch gij zegt. Nee, opperde een ander, gij kan onmogelijk voor God: gij is een meervoudsvorm, die men in de dagelijkse omgang nu wel gebruikt om iemand beleefd aan te spreken, maar het is en blijft een meervoud, terwijl God één persoon is. Theologisch kan dat echt niet!

Tja… Net zoals het Engels was het Nederlands aan het evolueren. De oude enkelvoudige aanspreekvorm du had in het “modern” taalgebruik steeds meer plaats geruimd voor het meervoudige gij. Zo sprak je immers één persoon beleefd aan, net zoals in de Engelse spreektaal thou door you was overvleugeld.

In Engeland hadden de Bijbelvertalers echter, op bevel van de koning, voor het behoud van thou moeten kiezen. Maar in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werkte men democratisch. In Dordrecht kwam het dus die dag, op 24 november 1618, tot een stemming. Vanuit de Friese en Hollandse vertegenwoordigingen stemde men voor het behoud van du. Maar anderen kozen voor modern taalgebruik: gij. De meerderheid won nipt en zo kwam de “moderne” aanspreekvorm gij overal in de Statenvertaling.

Het publiek aan de rand van de zaal vond de discussie lachwekkend, maar wij beseffen nu de enorme omvang van de beslissing: het had niet veel gescheeld of ook wij hadden onze eigen thou-thee-thy, zoals in de King James Version. Dan baden we nu: Vader, wij danken di dat du ons zegent met dijne hulp. En velen van ons zouden er innig aan houden.

De hypothese werkt ook omgekeerd: was koning James in 1604 iets minder aan zijn oude Bishops’ Bible gehecht geweest, dan was thou-thee-thy nooit in de King James Version verschenen en baden de mormonen nu: Father, we thank you that you bless us with your help.

Even terug naar Dordrecht in 1618. Gij had het dus gehaald. Maar tweehonderd jaar later, in de negentiende eeuw, raakte in de Hollandse spreektaal gij langzaamaan verdrongen door jij om één persoon aan te spreken. En U werd ook steeds frequenter als beleefdheidsvorm. Traag volgde ook de rest van Nederland. In Vlaanderen en Brabant bleef gij levend in de spreektaal, niet in de formele schrijftaal.

In de Bijbelvertalingen hield gij evenwel krachtig stand, tot op heden in katholieke uitgaven en in vele behoudsgezinde protestantse bijbels — in miljoenen exemplaren. Net zoals in de Engelstalige wereld valt de emotionele waarde van ingegrifte Schrifttaal niet te onderschatten. In dat kleine woordje gij gedenken velen de stem van hun grootouders en voorouders, of voelen in de plechtige innigheid ervan de stem van God.

Ook is gij deel van vele dierbare lofzangen:
Gij zijt mijn hoogste Goed…
Gij ouderlingen Israëls…
– Dan zingt mijn ziel, mijn Heiland God tot U: ja, Gij zijt groot, oneindig groot…
– Komt, heil’gen komt… naar uw kruis krijgt gij kracht…
– Komt, gij kind’ren van de Heer…
– O, mijn Vader… Met een wijs en heerlijk oogmerk zondt Gij mij naar d’aarde heen…

Zijt gij / zijt u / is u / bent u / ben jij… voor een bepaald taalgebruik in de Schriften of in je gebed? Wat leer je over jezelf uit die voorkeur? Hoe respecteer je wie er een andere mening over heeft? Kunnen we iedereen tevreden stellen? Dat is voor de slotbedenkingen.

 

2 Even terug naar school

Eerst een eenvoudige rappel over de persoonlijke voornaamwoorden, die kleine woordjes die een persoon voorstellen. In het huidig Nederlands:

Voor onze analyse gaat het om de tweede persoon als onderwerp, waarmee je een ander of anderen aanspreekt, vandaar de term aanspreekvormen. In modern Nederlands zijn die dus

  • voor het enkelvoud: Jij bent mijn vriend. / Ben jij van hier?  Beleefd: U bent …
  • voor het meervoud: Jullie zijn mijn vrienden. / Zijn jullie van hier? Beleefd: U bent …


Maar die huidige aanspreekvormen jij en jullie of u zijn niet de vormen die onze voorouders gebruikten. Daartoe moeten we de geschiedenis van de talen verkennen.

 

3 Talen als een uitdijend kleurenspectrum

3.1 Zes à zevenduizend jaar geleden
3.2 MeH₂tér, moder, muoder, mother, moeder, madre, mati, mère, mor…
3.3 Geen dialect meer! Spreek beschaafd zoals de vorst!

3.1 Zes à zevenduizend jaar geleden

Nu onderscheiden we officiële talen goed van elkaar: Duits, Engels, Nederlands, Deens, Frans, Grieks… Ze zijn elk precies omschreven in woordenboeken en grammatica’s. In elk land krijgen de kinderen op school les in die officiële taal. Boeken en kranten zijn er in geschreven. Je hoort die taal op radio en TV.

Maar tot de zestiende eeuw kende men zulke goed omschreven talen nauwelijks in de wereld. Onze voorouders doorheen Europa en Azië spraken vele honderden taalvarianten die elk van streek tot streek, van stam tot stam, zelfs van dorp tot dorp op kleine punten verschilden. Al die taalvarianten hadden eenzelfde verre oorsprong. Onderzoekers noemen die oorspronkelijke taal het Proto-Indo-Europees (PIE), dat zo’n zes- à zevenduizend jaar geleden waarschijnlijk ergens rond de Zwarte Zee gesproken werd. Gelovigen kunnen zich voorstellen dat die taal terugging tot de eerste mensen.

Nomaden, kooplui of veroveraars verspreidden dit Proto-Indo-Europees in alle windrichtingen. Hoe verder de taal zich verbreidde en hoe meer eeuwen er over heen gingen, hoe meer de uitspraak in elke streek begon te verschuiven en hoe meer woorden vervormd werden. Het was als een uitdijend kleurenspectrum. Op elk van die verdere plaatsen veranderde de taal langzaam van “kleur”. Dat is een normaal fenomeen van lokale taalevolutie. Na eeuwen konden mensen, die niet al te ver van elkaar woonden, elkaar nog wel begrijpen, maar op grotere afstanden werd het steeds moeilijker.

Onze eigen Nederlandse en Vlaamse dialecten zijn nog steeds een levend overblijfsel van die schakeringen, over de eeuwen heen, op het kleurenspectrum van de talen. Ook al behoren een Groninger, een Rotterdammer en een Bruggeling tot eenzelfde kleinere kleurgroep op het spectrum, zo makkelijk zullen die elkaar niet meteen begrijpen als ze hun eigen “taaltje” spreken.

 

3.2 MeH₂tér, moder, muoder, mother, moeder, madre, mati, mère, mor…

Hoe weten we dat al die talen, van Noorwegen tot Indië, van Spanje tot Pakistan, eenzelfde oorsprong hebben? Omdat de fundamentele woorden, die iedereen altijd gebruikt, in al die talen dezelfde basis hebben. Over duizenden jaren heen zijn de wortels ervan nog steeds herkenbaar. Een woord als moeder vind je in andere Indo-Europese talen, van Ierland tot Indië, als mathair, matar, mother, mater, mère, madre, mati, mayr, mor… Hetzelfde geldt voor vader, broeder, zuster, zoon en dochter, maar ook voor lichaamsdelen als oog, oor, neus of voet, voor voeding als melk, water en zout, voor de telwoorden en voor vele andere basiswoorden.

Nabije talen op het kleurenspectrum vertonen uiteraard meer gelijkenissen (denk aan Duits en Nederlands, of aan Italiaans, Frans en Spaans). Vandaar dat we talen nu in grote groepen onderscheiden (zie het kaartje). Zo behoort Nederlands tot de groep van de Germaanse talen en Frans tot de Romaanse talen. Maar ook het Nederlands zelf is al sinds de middeleeuwen verdeeld over subgroepen met eigen kenmerken. Wetenschappers hebben er allerlei indelingen voor, maar meestal onderscheidt men er zes: West-Vlaams, (Oost-)Vlaams, Brabants, Hollands, Limburgs en Oostelijk (of Saksisch).[3] In het noorden zit dan nog de Friese groep en in Zeeland het Zeeuws. Elk van die groepen versnippert dan verder in lokale varianten. Tot op heden zijn die verschillen in de dialecten blijven bestaan. Tot welke subgroep en lokale variant behoor jij?

 

Alles wordt bestuurd door wetten…

Waarom padre in het Spaans en father in het Engels? Verschillen die in de grote taalgroepen zijn ontstaan, volgen vaste “fonetische wetten”, namelijk klankveranderingen die voor vele woorden gelden. Zo is bijvoorbeeld de klank [p] in één talengroep naar de klank [v] in een andere talengroep verschoven: pater, père, padre zijn elders vader, father, fadar geworden. Maar dat geldt dan evengoed voor pes, pied, piede, podos, pous die in die andere talengroep voet, foot, Fuss, fot zijn geworden.

De wetenschap die dat allemaal bestudeert is de historische fonetiek. Door de woorden in tal van dialecten te onderzoeken, en zo ver mogelijk in oude teksten, kunnen taalkundigen de wetten ontdekken die de wijzigingen over de eeuwen heen verklaren. Zo kunnen ze ook afleiden hoe een woord in het PIE (Proto-Indo-Europees) hoogstwaarschijnlijk klonk. Dat wordt dan op een specifieke manier voorgesteld, bijvoorbeeld *pH₂tér- voor vader of *meH₂tér- voor moeder. Een asterisk (*) bij de aanvang wijst er steeds op dat het woord verondersteld wordt. In de PIE-voorbeelden van vader en moeder wijst de hoofdletter H op de mogelijke aanwezigheid van een huigklank, een belangrijke factor in de diversificatie van talen (luister maar naar het verschil tussen een zachte Vlaamse g en een Hollandse g, met dan nog eens varianten van locatie tot locatie).

Taalkundigen kunnen alleen maar voortgaan op geschreven bronnen, namelijk oude handschriften of markeringen op monumenten of kunstwerken. We gaan ervan uit dat onze verre voorouders, voor zover ze letters voor hun schrift gebruikten, de woorden meestal precies schreven zoals ze die uitspraken. Zo geven de vele schrijfvarianten van eenzelfde woord aanduidingen voor de uiteenlopende verklankingen, van streek tot streek en van periode tot periode. Het is een complexe speurtocht voor academische taaldetectives.

Een weetje in dat verband is dat de huidige schrijfwijzen van een woord soms nog de oude uitspraak weerspiegelen, terwijl de uitspraak ondertussen verder geëvolueerd is. De vervelende –dt uitgang van werkwoorden — jij lijdt, hij houdt, het brandt — is zo’n overblijfsel van wat vroeger als ghij leydet, hij houdet, het brandet werd uitgesproken, of minstens geschreven. Thans komt van tehans, vandaar de h- die men standaard niet meer uitspreekt. Anderzijds zorgen spellinghervormingen voor het normeren op lopende uitspraak. Zo wijzigde de spellinghervorming van 1946-1947 woorden als mensch, bosch, visch, Nederlandsch (dat dus vroeger met een huig-sch werd uitgesproken) in mens, bos, vis, Nederlands. Maar toch hebben we vooralsnog medisch en logisch behouden, terwijl we medies en loogies zeggen. In sommige talen is de afstand tussen schrijfwijze en huidige uitspraak enorm groot geworden, zoals in het Engels. In andere talen is die afstand heel klein, zoals in het Italiaans. Onder meer daarom hebben veel meer Engelstaligen met dyslexie te kampen dan Italianen. Nederlandstaligen zitten er tussenin.

 

3.3 Geen dialect meer! Spreek beschaafd zoals de vorst!

Pas in de zestiende eeuw ontstaat in elk Europees land een overwegende, officiële taal. De boekdrukkunst kon het zich niet permitteren om boeken te drukken voor elke taalvariant afzonderlijk. Men koos dus voor een norm. Die norm was in de meeste gevallen het lokale dialect dat de vorst sprak, want zijn taal was uiteraard “de beste”. Zijn dialect werd dus “beschaafd”. De rest van het land moest volgen. Er kwamen woordenboeken en grammatica’s die dat dialect als officiële taal omlijnden.

Het zou echter nog enkele eeuwen duren voor de lokale taalvarianten hun terrein stapje voor stapje moesten prijsgeven. Steeds meer mensen leerden, naast hun dialect, ook de officiële taal om zo beter in het grotere gebeuren te kunnen functioneren. Die officiële taal werd verplicht in het onderwijs. Sommige regionale taalgroepen zijn echter blijven strijden voor de waarde en eigenheid van hun taal. Zo zijn er het Baskisch, het Bretons, het Catalaans, het Fries, het Welsh, het Zeeuws… De thuistaal is immers voor veel mensen deel van hun diepste identiteit. Daarom vechten Vlamingen al zo lang tegen verfransing.

 

4 Gelobistu in got? Ghi en sult gheenen valschen eedt doen!

In dit onderdeel verkennen we bondig de aanspreekvormen in Oudnederlands en in Middelnederlands. Oudnederlands vinden we in enkele teksten tussen de jaren 800 en ongeveer 1200. Veel meer teksten hebben we in het Middelnederlands, van ongeveer 1200 tot 1500. Van omlijnde talen is hier echter geen sprake: het gaat om een verzameling van dialecten met gedeelde kenmerken.

Een belangrijk onderscheid, dat eeuwenlang gemaakt werd, behelst het enkelvoud of het meervoud in het aanspreken: richt ik mij tot één persoon of tot meerderen? Dat vinden we thans in het verschil tussen jij en jullie. Maar vroeger was dat anders.

4.1 De T-vorm voor het enkelvoud: tu, thu, du, do, doe…
4.2 De G-vorm voor het meervoud: ghi, gi, ghij, gij

4.1 De T-vorm voor het enkelvoud: tu, thu, du, do, doe…

De oudst gekende voorloper van het Nederlands gebruikt tu als aanspreekvorm voor één persoon. Een spellingsvariant is thu.

Gelobistu in got alamehtigan fadaer?
= Geloof je in God de almachtige vader?
Gelobistu in crist godes suno?
= Geloof je in Christus Gods zoon?

Die zinnen komen uit de Utrechtse doopgelofte van het einde van de achtste eeuw, dus meer dan elfhonderd jaar geleden. Ze zijn deel van een “interview” voor dopelingen.

Een ander voorbeeld van tu zit in een liefdesgedichtje van rond 1100, beroemd als de eerste literaire Oudnederlandse tekst. Een Vlaamse monnik schreef het op:

Hebban olla vogala nestas hagunnan        = Hebben alle vogels nesten begonnen
hinase hic enda thu           = behalve ik en jij
wat umbidan we nu?        = wat wachten we nu?

Tu werd op sommige plaatsen als thu, du, do of doe uitgesproken, vandaar de verschillende schrijfwijzen, maar de oorsprong is een T. Daarom spreekt de taalwetenschap van de T-vorm.

Eeuwenlang bleef tu, thu, du… de normaal gebruikte vorm in het aanspreken van één persoon. Op school, in de betere les Nederlands, krijgt onze jeugd nog steeds dit eeuwenoude gedicht te lezen. Het dateert van de veertiende eeuw en werd als een klaaglied gezongen:[4]

Egidius waer bestu bleven                          Egidius, waar ben je gebleven
Mi lanct na di gheselle mijn                        
Ik verlang naar jou, mijn vriend
Du coors die doot du liets mi tleven        
Jij koos de dood, je liet mij het leven.

Nu bestu in den troon verheven               Nu ben je opgenomen in de hemel
Claerre dan der zonnen scijn                     
Stralender dan de zonneschijn
Alle vruecht es di ghegheven                     
Alle vreugde is aan jou gegeven.

 

Ook God werd met tu aangesproken. Zo lezen we in de Delftse Bijbel van 1499 (Genesis 15:2):

En abram seide.                                    = En Abraham zei:
Here god wat salstu mi gheuen?   = Here God, wat zal jij me geven?
Ic sal sonder kinder gaen.                = Ik zal geen kinderen hebben.

Of nog (Jozua 7:7):

Ende iosue seide. Ay here god.         = En Jozua zei. Ach, Here God,
Waer bi woutstu dit volc                    = waarom wou jij dit volk
ouer die iordane doen gaen?            = over de Jordaan doen gaan?

De Zuid-Nederlandse mysticus Jan van Ruusbroec schreef zo over zijn relatie met God:

Ic wone in di ende du leves in my.
= Ik woon in jou en jij leeft in mij.

God zo aanspreken was normaal, want er bestond toen nog geen “beleefdheidsvorm” in de persoonlijke voornaamwoorden. Het was de toon die de eerbied moest weergeven.

 

Die T-vorm bestaat nog steeds in andere talen… en ook nog bij ons

De T-vorm is van Indo-Europese oorsprong. Veel Indo-Europese talen hebben hem als aanspreekvorm voor één persoon behouden. Je bent een vriend hoor je elders als Tu es un ami / Du bist ein Freund /  sì un amicu / Ti si prijatelj / Du er en venn… En ja, in het Engels was het oorspronkelijk Thou art a friend, dus ook een T-vorm. Maar daar komen we verder op terug.

Ook bij ons is die T-vorm nog levend.

  • Het Fries heeft hem als do behouden: Do sjochst him. (Jij ziet hem.) Do hâldst fan him. (Jij houdt van hem.)
  • In het Gronings is het doe: Wat dust doe? (Wat doe jij?)
  • In Limburgse dialecten is de T-vorm nog steeds ingeburgerd als te, doe of dich (en nog andere). Doe jij ook mee? hoor je in Maastricht als Deis diech ouch mèt? In Valkenburg als Deis doe ouch mèt? In Heerlen als Dees te och mit?[5]
  • Ook Vlaamse dialecten vertonen dat spoor van du, als onbeklemtoonde vorm in vragen:
    Zijde daar nog? (Ben je daar nog?)
    Hebde da gezien? (Heb je dat gezien?)
    Komde eten? (Kom je eten?)

Zoals al gemeld, dialecten of lokale talen blijven veel langer trouw aan de oudste vormen. Die woordjes komen immers in de intimiteit van het gezin voor, gaan van grootouders of zelfs overgrootouders naar de allerkleinsten over en zetten zich dus diep vast in het geheugen. Wie tot de kring van vertrouwden behoort geeft dat te kennen door gedeeld dialect. Zeg maar eens in je eigen dialect: “Jij bent van hier, jij bent een van ons”.

 

4.2 De G-vorm voor het meervoud: ghi, gi, ghij, gij

In Scutkens’ Nieuw Testament van 1399:

Paulus stond op ende zeide: O ghi manne, het hadde guet gheweest, dhoe ghi my ghehoert hadt…
= O jullie mannen, het had goed geweest dat jullie mij gehoord hadden (Handelingen 27:21). 

In de Leuvense Bijbel van 1548 (v = u):

Maer ick bidde v broeders doer den naem ons Heeren Iesu Christi, dat ghy allegader eendrachtelijck spreket, ende dat ghy niet en laet tweedrachticheden tusschen v sijn.
= … dat jullie tesamen eendrachtig spreekt …(1 Korinthe 1:10).

Zo spraken onze voorouders dus meerdere personen aan. Volgens alle oude Nederlandse bronnen, van noord tot zuid, was dat steevast ghi, gi, ghij, of gij. De spellingsvarianten verraden mogelijk kleine uitspraakverschillen — inderdaad, de h in ghi wijst allicht op een versterkte huigklank. In Zuid-Nederland werd dat een zachte g, noordelijker rochelde men er een beetje bij.

Die G-vorm gold dus alleen voor een aanspreking in het meervoud.

De Indo-Europese voorloper van die Nederlandse G-vorm moet volgens experten ju, ji of je geweest zijn, wat we dan als J-vorm aanduiden. In het middeleeuwse Engels vinden we die vorm als ye, uitgesproken als [yi]. Die meervoudsvorm bleef tot op heden in de King James-Bijbel behouden: Prepare ye the way of the Lord… Seek not what ye shall eat, or what ye shall drink. Daar komen we nog op terug.

In het Nederlands beantwoordt die evolutie van een Indo-Europese J- naar een G-vorm aan fonetische wetten. Dat zie je goed als je Engelse en Nederlandse woorden vergelijkt. Elk van volgende woorden komt van een ouder Germaans, en dus Indo-Europees bronwoord. In het Engels bleef de eerste klank een J-, in het Nederlands werd die een G-: yawn – geeuw / yeast – gist / yell – gil / yellow – geel / yesterday – gisteren.

We onthouden vooral dat de G-vorm (ghi, gi, ghij of gij) over het hele Nederlandstalig taalgebied, vanaf de oudste ons bekende bronnen, alleen diende om twee of meer mensen aan te spreken.

 

5 Wees beleefd en dan nog beleefder en dan nog…

Gij, uwe edelheid, u…
Gijlieden, gy lui, jelui, jullie…
Gij, jij, je…

Weinig woordjes hebben in de loop der eeuwen zoveel veranderingen ondergaan als de voornaamwoorden om iemand aan te spreken. Telkens wanneer een nieuwe gewoonte doorbrak, volgden er ook weer voor andere gevallen aanpassingen. Allemaal omdat we beleefd moeten zijn.

5.1 Fase 1: spreek je meerdere in het meervoud aan, zeg dus gij
5.2 Fase 2: gij verdringt tu, maar dat geeft andere problemen
5.3 Fase 3: meervoud met ghylieden, ghylui
5.4 Fase 4: nog beleefder met Uwe edelheid, U.E., U
5.5 Fase 5: jij en jullie als Hollandse eigenheden

5.1 Fase 1: spreek je meerdere in het meervoud aan, zeg dus gij

In alle culturen zijn mensen gevoelig voor wie boven hen staat. Zich nederig en voorzichtig opstellen is een wijze benadering, zeker in tijden wanneer iemand met meer macht je zonder vorm van proces kon straffen. In nagenoeg alle talen zien we daarom deze evolutie in aanspreekvormen: men begint de meervoudsvorm te gebruiken om een enkel persoon onderdanig en voorkomend aan te spreken. Taalkundig heet dat gebruik de pluralis reverentiae (meervoud van de eerbied) of pluralis maiestatis (majestatisch meervoud).

Er zijn verschillende verklaringen voor de oorsprong van die gewoonte.[6]

  • Een heerser, als vertegenwoordiger van allen, wordt meervoudig aangesproken. In de vierde eeuw gebeurde dat al voor de keizer, vanaf de zevende eeuw voor de paus.[7] In de middeleeuwen wordt dat de norm aan het Franse hof. Trouwens, de vorst zelf beschouwt zich dan ook zo: “Wij, Lodewijk, koning van Frankrijk…”
  • In handelsrelaties vertegenwoordigt één persoon meestal een instelling of een beroepsgroep. Het komt dan beter over als je die persoon meervoudig aanspreekt: “Hebben jullie een kamer vrij?”; “Kunnen jullie mij een lening toestaan?”

In het Nederlands zien we die gewoonte in de twaalfde eeuw ontstaan: één persoon wordt beleefd met de meervoudige G-vorm (ghi, gi, ghij of gij) aangesproken, in plaats van de normale T-vorm (tu, thu, du, do). Zo vinden we dit in bekende oude verhalen van het midden van de dertiende eeuw:

Nu segt mi, ridder, wie ghi sijt, vraagt keizer Karel aan de ridder Elegast.[8]
Ghi sult hebben also vele als ghi moghet ghedraghen, belooft Reynaert de Vos slijmend aan Bruin de Beer.

Maar naast ghi wordt de T-vorm, tu of du, nog steeds gebruikt. De mindere spreekt de meerdere met ghi aan, de meerdere de mindere met tu. Tussen twee gelijken van betere stand wordt ghi de norm om elkaar aan te spreken, tussen twee gelijken van het lage volk blijft het tu. Het is vergelijkbaar met het huidig gebruik van u versus jij, maar op die vormen moeten we in de dertiende eeuw nog zeshonderd jaar wachten.

 

5.2 Fase 2: gij verdringt tu, maar dat geeft andere problemen

Tussen de dertiende en zestiende eeuw veralgemeent het gebruik van ghi als de gewone aanspreekvorm voor één persoon, ongeacht of beleefdheid het vereiste. Ghi klinkt “beschaafder” dan tu, want uiteindelijk was beleefdheid de reden van zijn opgang. Daardoor begint tu steeds volkser te klinken. Je gebruikt tu thuis, of onder goeie vrienden in de taveerne, of om iemand te beledigen. Dat is dan tutoyeren.[9] Na eeuwen overleven tu, du, doe… nog steeds in onze Nederlandse en Vlaamse dialecten —zoals we hiervoor zagen. Wa dust doe? Hebde da gezien?

Maar als zowat iedereen ghi als aanspreekvorm in de gewone omgang gebruikt, zowel voor één als voor meerdere personen, zowel voor meesters als voor ondergeschikten, hoe maak je dan nog die verschillen wanneer het nuttig is? Er ontstaat dus tegelijkertijd de behoefte aan andere aanspreekvormen om het onderscheid tussen één en meerdere personen te kunnen maken, en tussen hoger en lager geplaatsten. Dat gebeurt in de volgende fasen waar we zo meteen toe komen.

 

Een herkenbaar probleem

Door de Bijbelvertalingen van vroegere eeuwen was tu sterk ingeburgerd in het religieus taalgebruik. Daar hield het volk aan. Het hoorde tot het Bijbellezen en het prediken en had dus een heilig karakter. Ook God sprak men in vaste gebeden met tu aan. In de omgangstaal klonk tu echter steeds volkser en ruwer. Nagenoeg iedereen gebruikte nu het “moderne” ghi. Was het geen tijd om ook in de Schriften tu door ghi te vervangen? Dat stuitte echter op heel wat verzet.

Het was toen precies dezelfde vraag waarmee men eeuwen later, ja tot vandaag, geconfronteerd wordt bij herzieningen en hervertalingen van de Schriften.

  • Nu luidt de vraag: behouden we gij of stappen we over op het “moderne” u?
  • In de zestiende eeuw luidde de vraag: behouden we tu of stappen we over op het “moderne” ghi?


En net zoals in onze tijd waren in de zestiende eeuw de meningen verdeeld. Hoe dat voor de Schriften werd beslecht lezen we verder.

 

5.3 Fase 3: meervoud met ghylieden, ghylui

Stel dat je in de vijftiende eeuw een groepje van enkele personen aanspreekt met gij, dan kan dat onduidelijk zijn: spreek je nu één van hen dan wel de hele groep aan? Om die dubbelzinnigheid te vermijden, ontstaat de gewoonte om twee of meer personen als gij lieden, gij lie of gij lui aan te spreken. In de schrijftaal werd dat ghylieden, gyly, ghijlui of gyluy. Het woord lieden, van Indo-Europese oorsprong, betekent mensen, werd afgekort lie en verbasterde tot lui, zoals in kooplieden, kooplui, werklieden, werklui.[10]

In de Statenbijbel van 1637 wordt ghylieden de standaardvorm voor aanspreking in het meervoud, zeker bij de aanvang van een zin om twee of meer personen aan te spreken: 

  • Maer ghylieden, weest vruchtbaer, ende vermenichvuldicht (Genesis 9:7)
  • Ghy lieden zijt kinderen des HEEREN uwes Godts (Deuteronomium 14:1)
  • Indien ghy lieden my gekent haddet, so soudet ghy oock mijnen Vader gekent hebben (Johannes 14:7)

 

5.4 Fase 4: nog beleefder met Uwe edelheid, U.E., U

Als gij niet meer echt beleefd is, omdat het voor gelijk wie gebruikt wordt, dan behoeft de mens nieuwe eerbiedige aanspreekvormen. Voornaam klinkt het dan om iemand met een titel aan te spreken die de persoon toebehoort. Daartoe laat men de titel voorafgaan door het bezittelijk voornaamwoord Uw:[11]

Uwe Hoogheid wenst? Uwe Majesteit doet mij veel eer aan.

Van de vorst breidt de structuur mettertijd ook naar anderen uit, als deel van dat immer aanwezig verlangen om meerderen te behagen. Zo verschijnt in de zeventiende eeuw Uwe Edelheid als aanspreking in brieven. De afgekorte vorm is U.E., uitgesproken als uwé.” Vandaar hevelde het gebruik over naar de mondelinge aanspreking U.[12]

U is of u bent? U heeft of u hebt? Beide zijn correct, precies als gevolg van de net geschetste ontwikkeling:

  • Wanneer we zeggen “Uwe edelheid is welkom” of “Uwe edelheid heeft ons zeer geholpen”, dan gebruiken we de werkwoordsvorm van de derde persoon, net zoals in “Meneer is welkom” of “Meneer heeft ons zeer geholpen”. En daarom kun je zeggen: U is en U heeft.
  • Maar de afgekorte vorm U werd tegelijk ook als de tweede persoon van de aanspreking aangevoeld, en dan volgt de werkwoordsvorm in de tweede persoon: “U bent welkom” of “U hebt ons zeer geholpen.”

Het verklaart waarom zowel u is als u bent mogelijk zijn, en u heeft en u hebt. Hetzelfde geldt voor u kan en u kunt, u zal en u zult. Moderne taalregels hierover duiden soms wel een voorkeur voor de een of de andere vorm aan, maar gewoonten verander je niet zomaar met regels en daarenboven blijft de taal hierin evolueren.

 

5.5 Fase 5: jij en jullie als Hollandse eigenheden

In de achttiende eeuw schrijft men overal in de Lage Landen vrij eenvormig. U is de beleefde aanspreekvorm en gij telt voor al de rest.[13]

Maar dat is zonder de Hollanders gerekend. Holland is een beperkt deel van Nederland, een regio die sinds de middeleeuwen eigen taalkenmerken vertoont: hier overweegt het Hollands, een van de zes Nederlandse taalsubgroepen, naast West-Vlaams, Oost-Vlaams, Brabants, Limburgs en Oostelijk (Saksisch) — zonder te spreken van Fries en Zeeuws.

In de achttiende eeuw verschijnen jij of iij (en de onbeklemtoonde vorm je) hier en daar in Hollandse teksten die de lokale spreektaal weergeven. Men gebruikt ze om één persoon aan te spreken, meestal in een volkse context of voor kinderen. Ze horen niet tot de standaardtaal waar u en gij de aanspreekvormen blijven. Maar hun gebruik valt niet te stuiten. Medio negentiende eeuw schrijft de Haagse dichter Jan Jakob Lodewijk ten Kate:

Dit JE voor GY is zo gemeenzaem in de Praet-tael datʼer GY ten eenemael gemaekt klinkt.
= Dit JE voor GIJ is zo gewoon in de spreektaal dat GIJ nu eenmaal gemaakt klinkt.[14]

Die Hollanders toch! Maar… terecht kunnen zij opmerken dat hun J-vorm, in jij en je, mogelijk de meest authentieke is. De J-vorm sluit immers het zuiverst aan bij het Indo-Europese voornaamwoord dat waarschijnlijk [yu] werd uitgesproken. In het Engels werd het via ye [yi] uiteindelijk you. Taalkundigen menen dan ook dat oeroude dialecten in de Hollandse regio die J-klank in de volkse spreektaal eeuwenlang behouden hebben, maar dat die klank pas veel later voor het eerst geschreven werd.[15] Van een oorspronkelijk meervoudig voornaamwoord werd die J-vorm, doorheen de eeuwen, ook een aanspreekvorm in het enkelvoud, allicht onder invloed van gij, dat die weg van meervoud naar enkelvoud al langer was opgegaan, zoals we hiervoor zagen.

Het is pas in de negentiende eeuw dat jij ook in de schrijftaal in Holland de bovenhand begint te nemen. Door de literatuur raakt die vorm ook elders vertrouwd en lezen mensen het dan als jij, alsof het om een ander woord dan gij gaat, terwijl het etymologisch maar om een uitspraak-variant gaat.

 

En van jijlui naar jullie

Evidente evolutie: als gij meervoudig gijlieden en gijlui wordt, dan wordt jij meervoudig jijlieden en jijlui. In de achttiende eeuw ontmoeten we dan ook zinnetjes als Jy lui zyt zeer geleerd; Wat prevel jy lui daar zo stil?[16] In de negentiende eeuw verschijnt dan de volgende ontwikkeling met de schrijfwijze jullie.

Maar pas in de twintigste eeuw werden die “Hollandse” vormen jij en jullie elders in Nederland en in Vlaanderen als standaard Nederlands aanvaard. Het is dus een vrij recent fenomeen.

***

De vijf fasen die we doorliepen overkoepelen meer dan duizend jaar. Hoe de ene aanspreekvorm naar een andere evolueerde, hoe men elkaar in eenzelfde periode in Groningen en in Brussel aansprak, hoe meerderen en minderen de geschikte vorm kozen om netjes of ruw te communiceren — dat alles vormt een bewegend kluwen waarvan we enkel de krachtlijnen kunnen aanduiden. Vooral weten we niet zeker hoe het er in de spreektaal tussen gewone mensen aan toe ging omdat we in al ons onderzoek van het geschreven woord afhankelijk zijn.

Wat we echter wél goed kunnen volgen is de evolutie in de schrijftaal zoals die in de opeenvolgende Bijbelvertalingen aan bod kwam. Alvorens dat pad in het Nederlands te schetsen (zie onderdeel 7), gaan we eerst op bezoek bij onze Engelstalige buren. Hun toestand heeft immers een enorme impact op het mormoons taalgebeuren.

 

6 Stabiele Engelse Schrift: thou-thee-thy en ye

But the angel said unto him, Fear not, Zacharias: for thy prayer is heard; and thy wife Elisabeth shall bear thee a son, and thou shalt call his name John.

Ye men of Galilee, why stand ye gazing up into heaven? this same Jesus shall so come in like manner as ye have seen him go into heaven.

Mormonen die ook kerkliteratuur in het Engels lezen weten het: de door de kerk gepubliceerde Schriften gebruiken nog steeds de taal van de King James Version. Die taal dateert van 1611, meer dan 400 jaar geleden. Maar die stijl is eigenlijk nog veel ouder.

Het onderwerp is belangrijk omdat de kerkleiding sterk aan die “leeswijze van het geloof” vasthoudt. De redenen ervoor kunnen we niet zomaar veronachtzamen.

6.1 De Engelse T- en J-vormen kennen we vanuit het Nederlands
6.2 Ook in het Engels: beleefd aanspreken met het meervoud you
6.3 Maar in de religieuze sfeer houden de oude vormen stand
6.4 De King James Version zet de taaltraditie voort tot bij Joseph Smith
6.5 Hoe werd de King James Version dan zo exclusief mormoons?
6.6 Maar tijden veranderen

 

6.1 De Engelse T- en J-vormen kennen we vanuit het Nederlands

Uit al het voorgaande weet je het al: zo vreemd zijn thou-thee-thy en ye niet vanuit onze eigen Nederlandse taalgeschiedenis. Net zoals het Nederlands hoort het Engels tot de groep van de Germaanse talen. Beide zitten dicht bij elkaar op het kleurenspectrum dat vanuit het Indo-Europees alle Europese talen heeft gevoed. Die nabijheid merken we aan de aanspreekvormen.

De T-vorm voor het enkelvoud (in het middeleeuws Nederlands tu, thu, du, do, doe) is in het middeleeuws Engels thou. Zo spreek je dus iemand in het enkelvoud aan:

Jake, thou must come quickly! Myriam, thou art so pretty!

De J-vorm voor het meervoud (in het middeleeuws Nederlands ghi, gi, ghij, gij, dus eerder met een G‑), is in het middeleeuws Engels ye (in Oudengels trouwens ook ge gespeld). Zo spreek je dus meerdere personen aan:

Children, ye should come now! My friends, ye are welcome in my house!

Voor het Nederlands hebben we tot nu enkel de vormen van het onderwerp van de zin besproken, maar als we ook het Engelse thee en thy willen vatten, hebben we iets meer functies nodig:

(klik op het schema voor vergrote weergave)

In de volgende zinnen uit Leer en Verbonden herken je dus meteen de logica van de vormen:

Aanspreking in het enkelvoud:

Behold, thou art Joseph, and thou wast chosen to do the work of the Lord. (3:9)
Behold, thou art Oliver, and I have spoken unto thee because of thy desires. (6:20)

Aanspreking in het meervoud:

O ye that embark in the service of God, see that ye serve him with all your heart, might, mind and strength. (4:2)
Fear not to do good, my sons, for whatsoever ye sow, that shall ye also reap; therefore, if ye sow good ye shall also reap good for your reward…; let earth and hell combine against you, for if ye are built upon my rock, they cannot prevail. (6:33–34)

Zie hoe Eliza R. Snow die nuances in de beroemde lofzang O mijn vader heeft gelegd, naar gelang ze tot één of tot twee personen spreekt:

Eliza R. Snow (1804-1887)

O my Father, thou that dwellest
In the high and glorious place,
When shall I regain thy presence
And again behold thy face? …

In the heav’ns are parents single?
No, the thought makes reason stare!
Truth is reason; truth eternal
Tells me I’ve a mother there.

When I leave this frail existence,
When I lay this mortal by,
Father, Mother, may I meet you
In your royal courts on high?

Then, at length, when I’ve completed
All ye sent me forth to do,
With your mutual approbation
Let me come and dwell with you.

 

Dit onderscheid tussen enkelvoud en meervoud heeft het voordeel dubbelzinnigheden op te heffen. In het moderne Engels, met enkel nog you, is dat onderscheid immers verdwenen. Bijvoorbeeld, in afdeling 6 van Leer en Verbonden spreekt de Heer tot Joseph Smith en tot Oliver Cowdery, maar soms tot beiden en soms tot één. In het King James Engels is dat meteen duidelijk, maar niet in modern Engels (altijd you), noch in het Nederlands (altijd gij of, na wijziging, altijd u). Ook in Leer en Verbonden 7, waar de Heer zich richt tot Petrus, Jakobus en Johannes, toont het King James Engels hoe subtiel de aansprekingen tot één of tot twee personen verschillen. In het Nederlands kan dit ook, maar dan met jij en jullie.

Die oude aanspreekvorm thou had ook eigen werkwoordsvormen: thou art, thou sayest, thou cometh.

Extra weetje voor de liefhebbers. Die oude Engelse vormen liepen perfect gelijk met de oudste Nederlandse vormen, niet alleen voor het onderwerp van de zin, maar ook voor het voorwerp en voor het bezittelijke. Ter illustratie deze voorbeelden uit Jacob van Maerlants Rijmbijbel van 1271:[17]

  • Enkelvoud onderwerp: Du seges sprac ihesus (Jij zegt het, sprak Jezus = Thou sayest)
  • Enkelvoud voorwerp: Ende ic sal di gheven die slotel. (En ik zal jou geven de sleutel = I shall give thee)
  • Enkelvoud bezittelijk: Sie dit es diin sone (Zie dit is jouw zoon = thy son, vgl. met thyne uncle)

  • Meervoud onderwerp: Ghi siet dat ics onsculdich ben (Jullie zien dat ik onschuldig ben = Ye see)
  • Meervoud voorwerp (v = u): Haer namen segic v (Hun namen zeg ik u = I tell you)[18]
  • Meervoud bezittelijk (v = u): Warpt andie rechter side v net (Werp aan de rechterzijde uw net = your net)

 

6.2 Ook in het Engels: beleefd aanspreken met het meervoud you

In de middeleeuwen, net zoals elders in Europa, neemt ook de Angelsaksische wereld de gewoonte aan om een meerdere met de meervoudsvorm aan te spreken, dus ye in het Engels, met you als voorwerp en your als bezittelijk voornaamwoord:

Master, ye have a visitor waiting for you in your study.

En ook zoals elders komt er met de jaren inflatie op de beleefdheid: op de duur gebruikt iedereen die meer beschaafde vormen, ook als de beleefdheid het niet vereist. Daarenboven verschuift de uitspraak ye naar you, vermits die vorm al bestaat voor het voorwerp van de zin. Op de duur schrijft men dan ook steeds you in plaats van ye.[19] Alles wordt dus you, zowel enkelvoud als meervoud, zowel onderwerp als voorwerp. Makkelijk om te leren, maar ook verarmend.

Op termijn zien we ook hier de beleefdheid met de derde persoon aantreden, zodat men een eerbiedig onderscheid met you kan maken: Your Majesty, Your Highness, Your Excellency, net zoals Uwe Majesteit, Uwe Hoogheid, Uwe Edelheid in het Nederlands en in andere talen.

Op het einde van de middeleeuwen klinken de oorspronkelijke vormen voor het enkelvoud, thou, thee en thy, steeds volkser en ook neerbuigend. We zien die evolutie in toneelstukken van de zestiende eeuw, bijvoorbeeld bij Shakespeare, waar de normale aanspreking you is, maar de vertrouwelijke of neerbuigende op thou terugvalt.[20] In sommige Engelse dialecten is dat volks gebruik van thou nog steeds levend, in de geschreven vorm als tha of ta: “Tha must be jestin’! (je maakt een grapje).[21] Het is echter ondenkbaar om die vorm in een beschaafde Engelse conversatie te gebruiken.

Maar…

 

6.3 Maar in de religieuze sfeer houden de oude vormen stand

Hoewel in dagelijks, beschaafd taalgebruik thou-thee-thy als ongepast verdwijnen, houden die vormen krachtig stand in de Engelse religieuze teksten. De reden is eenvoudig: zij zitten in het apart inhoudelijk cocon van de godsdienst. Die vormen zijn al sinds de vroege middeleeuwen diep ingeslepen door Schriftteksten en rituele gebeden. Onbewust voelen de mensen aan dat die taalvormen, die weliswaar met de voortgang van de eeuwen ouderwetser beginnen te klinken, in religie hun binding met de oorsprong behouden: het is de taal van de eerste christelijke zendelingen en de schakel met de bronnen. Thou-thee-thy en ye zijn inderdaad deel van de oudst vertaalde Bijbelteksten in het Engels, al vanaf de achtste eeuw. Ook in persoonlijk gebed blijft men God toespreken met Thou-Thee-Thy.

Wanneer John Wycliffe en zijn medewerkers tussen 1382 en 1395 de hele Bijbel vertalen, behouden zij dan ook die ingeburgerde aanspreekvormen, ook al is in het gewone taalgebruik you steeds meer de norm. Wycliffes Bijbel vormt dan weer de basis van Bijbelvertalingen na 1400 en gedurende de hele vijftiende eeuw. Thou-thee-thy en ye krijgen een rituele waarde in de godsdienstbeleving. We noemen dit de plechtige innigheid van Schrifttaal.

William Tyndale (1494-1536)

Maar het is William Tyndale die een wetenschappelijke reden aandraagt om de oude aanspreekvormen ook in een nieuwe vertaling te behouden. Tyndale werkt aan een nieuwe Engelse Bijbelvertaling tussen 1522 en 1536, rechtstreeks vanaf Griekse en Hebreeuwse teksten. Die teksten zijn nu beschikbaar dank zij de humanisten van de Renaissance zoals Erasmus. Begin zestiende eeuw is you zowel voor het enkelvoud als meervoud de beschaafde norm, en horen thou-thee-thy tot de volkse sfeer. Toch kiest Tyndale er doelbewust voor om die oude vormen te behouden, mogelijk uit respect voor de religieuze traditie, maar vooral omdat het de enige manier is om de Hebreeuwse en Griekse aanspreekvormen zuiver te vertalen: die maken immers het onderscheid tussen enkelvoud en meervoud, wat you niet meer doet. Met thou enkelvoud versus ye meervoud kan dat nog steeds.

William Tyndale zal zijn durf in het vertalen en uitgeven van de Bijbel duur betalen: in 1536 eindigt hij op de brandstapel.

Tyndales Bijbel, vlot verspreid door de boekdrukkunst, kent een groot succes en vormt de basis voor volgende vertalingen in de zestiende eeuw: die volgen allemaal trouw de thou-thee-thy keuze voor het enkelvoud. Een van die Bijbels was de Bishops’ Bible van 1568.

 

6.4 De King James Version zet de taaltraditie voort tot bij Joseph Smith

In 1611 verschijnt de belangrijke vertaling gekend als de King James Version (KJV). Dit zou het moment moeten zijn om af te stappen van de ondertussen toch wel stoffige thou-thee-thy en ye vormen! Maar nee, zoals in de inleiding verteld, de koninklijke opdracht aan de vertalers luidt om de ingeburgerde taal van de Bishops’ Bible van 1568 te respecteren en enkel het strikt noodzakelijke te wijzigen. Zo behoudt de KJV veel van de taalstructuren van eeuwen daarvoor. Niet iedereen was er toen gelukkig mee: velen vonden die oude taal toen al barbaars en oordeelden dat het talrijke passages verduisterde. Maar met de steun van de Engelse koning en de Anglicaanse kerk werd de KJV de meest gebruikte protestantse Bijbel in het Engels. De puriteinen en andere groepen namen hem mee naar het jonge Amerika, waar hij de standaardversie werd. Hoe meer men hem thuis en in de kerk gebruikte, hoe meer mensen er aan gehecht werden en de oude taal mooi en majestueus vonden. Twee eeuwen later, in de tijd van Joseph Smith, was de KJV nog steeds de norm.

Net zoals alle kinderen van zijn tijd groeide Joseph Smith op met de taal van de KJV, naast het gewone Engels van elke dag. Niet alleen de Schrift, maar ook gebedenboeken, predikingen met Bijbelcitaties en oudere literatuur zorgden voor een natuurlijke integratie van die aparte uitdrukkingswijzen. Men bad ook nog steeds tot God met Thou-Thee-Thy. Joseph Smith dicteerde het Boek van Mormon dan ook in de taal van de KJV.[22] Hij verwoordde zijn eigen openbaringen, die later in de Leer en Verbonden zouden komen, in dezelfde vorm. Dat was het meest natuurlijke taalgebruik om aan te sluiten bij de religieuze leefwereld van zijn tijd. Tegelijkertijd besefte Joseph Smith de beperkingen van de taal — de “onbetrouwbare, gebroken, verspreide en onvolmaakte mensentaal”, zoals hij die noemde.[23] Hoe profeten de inspiratie die ze krijgen in die mensentaal moeten omzetten was voor Joseph Smith een blijvende bekommernis, zoals trouwens voor veel profeten (zie bespreking hier).

Vermeldenswaard: Joseph Smith en de vroege kerkleiders waren niet zo opgezet met de KJV. Het achtste geloofsartikel was al meteen terughoudend voor elke Bijbelvertaling: “Wij geloven dat de Bijbel het woord van God is, voor zover die juist is vertaald.” Volgens het Boek van Mormon waren er vele kostbare stukken uit de oorspronkelijke teksten verdwenen. Joseph Smith ondernam zelfs een revisie van de KJV en bracht duizenden wijzigingen aan, sommige vrij ingrijpend. Levende openbaring wijzigde de perspectieven. Openheid voor verandering kenmerkte de jonge profeet. Hij studeerde Hebreeuws om zelf een betere greep op de teksten te krijgen. Ook Brigham Young, meer begaan met waarheid dan met traditie, meende dat de KJV voor verbetering vatbaar was —”hij is niet correct in veel gevallen”. Brigham Young rekende erop dat experten voor betere vertalingen zouden zorgen.[24]

 

6.5 Hoe werd de King James Version dan zo exclusief mormoons?

Naar het einde van de negentiende eeuw raakten mormoonse kerkleiders betrokken in de Amerikaanse controverses over verschillende Bijbelvertalingen. Protestanten, daarin gevolgd door mormonen, verdedigden de KJV als beter dan de “paapse” bijbels die katholieke immigranten met zich meebrachten. Vervolgens zorgden tekstkritische studies van de Bijbel, op basis van onderzoek op oudere bronnen, voor nieuwe inzichten. Sommige mormoonse kerkleiders stonden open voor dat boeiend speurwerk, anderen hadden een conservatieve reflex. Dat laatste kreeg de bovenhand want traditie leek veiliger dan academisch gegraaf dat misschien ook nog geloof zou uithollen.[25]

Ondertussen verschenen er van tijd tot tijd protestantse revisies van de KJV, elk met verbeteringen die de spelling moderniseerden en ook woorden vervingen die niemand meer begreep. In 1952 kwam een volledige Revised Standard Version van de KJV beschikbaar. Hier waren nu ook thou-thee-thy en de moeilijke werkwoordsvormen door modern taalgebruik vervangen, behalve voor het aanspreken van God.[26] Die ingrijpende wijzigingen lokten scherpe controverses uit. President J. Reuben Clark, raadgever in het Eerste Presidium, nam het keihard op tegen die Revised Version, tot ongenoegen van kerkpresident David O. McKay die de kerk liever niet in die polarisering betrokken zag.

In 1956 verscheen Reuben Clarks boek Why the King James Version waarin hij alle mogelijke argumenten hanteerde, leerstellige  en literaire, in het voordeel van de KJV en tegen modernisering. Hoewel hij bij de aanvang duidelijk stelde dat het zijn persoonlijke mening was, aanvaardden kerkleden zijn standpunt als quasi-officieel. Deseret Book, de uitgeverij van de kerk, verdeelde immers het boek — en doet dit tot op heden. Het was ook een periode waarin het mormonisme begon te verstrakken in eenvormigheid, de groeiende correlatie, waardoor ook één Bijbel als “de juiste” aan dat gevoel van normering tegemoet kwam.

In 1979 zorgde de kerk voor een eigen uitgave van de KJV, conform een oudere editie uit de negentiende eeuw. Nagenoeg alle andere christelijke kerken waren immers op moderne, zorgvuldiger vertaalde en beter leesbare versies overgeschakeld of aan het overschakelen, dus het risico groeide dat de KJV op termijn niet meer vlot in de handel beschikbaar zou zijn. De kerk zorgde tevens voor een uitgekiend systeem van verwijzingen die de verschillende Engelse Standaardwerken, alle in KJV-taal, met elkaar verbond. Het was deel van de correlatie die nu alles beheerste.[27] De volgende stap was om dit verwijzingssysteem ook in andere talen beschikbaar te stellen.

In 1989 publiceerde de mormoonse Bijbel-expert Philip Barlow een studie die de onhoudbaarheid van de meeste van Reuben Clarks argumenten aantoonde.[28] De Bijbelwetenschap was immers blijven vorderen dankzij verfijnde linguïstische kennis en nieuw ontdekte oeroude bronnen, zoals de Dode Zee-rollen. Onder kerkleden kwam een beweging op gang die voor het gebruik van modernere, beter leesbare Bijbelvertalingen pleitte. Anderen, van kinds af opgegroeid met de KJV, deelden die behoefte echter niet en verdedigden het behoud van hun geliefde Bijbel. In 1992 reageerde het Eerste Presidium, toen onder leiding van de zeer conservatieve Ezra T. Benson, met een verklaring die de KJV als norm voor de kerk vooropstelde.[29] Dat was de eerste keer dat de kerk hierover een standpunt innam. Voor deze kerkleiders was wijzigen onmogelijk aangezien ook the Book of Mormon en de openbaringen aan Joseph Smith in KJV-taal geschreven zijn.

 

6.6 Maar tijden veranderen

Kenners wijzen er op dat in de jaren 1830 dit KJV-taalgebruik in de religieuze sfeer goed gekend was, omdat zowat iedereen toen met de KJV-Bijbel vertrouwd was. Maar tijden veranderen en de afstand tussen de KJV-taal en de jongere generaties wordt steeds groter. Ook in het zendingswerk onder Engelstaligen, en zeker onder hen die Engels als tweede taal gebruiken, onder meer in Afrika, is de kloof met de KJV-taal problematisch. Contradictorisch is ook dat men in andere talen wel naar modernere Bijbelvertalingen kan overstappen, althans volgens wie er lokaal over beslist. Zo krijg je de ironische situatie dat niet-Engelstalige mormonen over correctere en beter leesbare Bijbelvertalingen kunnen beschikken dan wie de KJV gebruikt. Daarenboven kunnen de eigen mormoonse Schriften in andere talen — Boek van Mormon, Leer en Verbonden, Parel van Grote Waarde — bij heruitgaven naar couranter taalgebruik gestroomlijnd worden, terwijl de onwrikbare Engelstalige uitgaven steeds verder achterop lopen. Voorlopig mogen die argumenten om af te stappen van de KJV niet baten. Daarom pleiten bezorgde stemmen voor minstens veelzijdig gebruik: naast de KJV ook andere Engelstalige Bijbels mogen gebruiken, wat vergelijkingen en dus Schriftstudie ten goede komt.[30]

Kerkveranderingen komen soms heel snel en soms heel traag. “Opwaartse openbaring” — suggesties die van de leden uitgaan — vraagt tijd, maar heeft uiteindelijk invloed zoals uit vele voorbeelden blijkt. Kerkleiders luisteren, maar doen zelden iets overhaast als de vraag van de basis komt. Of ze laten de veranderingen subtiel toe. Zo zijn er de voorbije jaren signalen dat het absolutisme van de KJV zachtjes op de helling staat. In april 2012 gaf Elder Jeffrey Holland een conferentietoespraak die de parabel van de werkers in de wijngaard in de taal van een moderne Bijbelvertaling weergaf.[31] In de oktoberconferentie van 2015 deed Elder Richard J. Maynes hetzelfde.[32] In de oktoberconferentie van 2016 en in die van april 2017 citeerde President Dieter F. Uchtdorf verschillende Schriftverzen vanuit de moderne New International Version.[33] President Uchtdorf is al langer de subtiele luis in de pels. Het zijn kleine maar veelbetekenende stappen.

 

Bidden

Een even acuut onderwerp is de taal van het gebed. De Engelstalige mormonen zijn zowat de enige christenen die nog met thou-thee-thy bidden: Father, we thank Thee for Thou hast blessed us with thine help… Dat is een moeizame hordeloop voor wie het niet gewend is. Wie ermee is opgegroeid, en jaren zo gebeden heeft, ondervindt er weinig hinder van (als we niet letten op de fouten tegen de werkwoordsvormen). Maar ook onder deze gelovigen verschralen openbare gebeden vaak tot simpele sleutelzinnetjes met We thank Thee forWe ask Thee for… Zo kan men alvast Thou en Thy en de afwijkende werkwoordsvormen vermijden.

In april 1993 (enkele maanden na de verklaring van het Eerste Presidium over de primauteit van de KJV), gaf Elder Dallin H. Oaks een conferentietoespraak over het verplicht gebruik (in het Engels) van thou-thee-thy in onze gebeden tot God.[34] Hij stelde dat die woordjes aangewezen waren om God eerbiedig aan te spreken. Die toespraak lokte reacties uit. De rituele waarde van thou-thee-thy kun je inderdaad begrijpen vanuit het bidden zelf, maar historisch betekenen ze gewoon jij, jou en jouw. Zo baden onze voorouders tot God, zoals een vriend spreekt met een vriend: Vader, we danken jou dat jij ons met je hulp hebt gezegend. Zo sprak ook Mozes tot God, met het eenvoudige Hebreeuwse voornaamwoord voor het enkelvoud. De eerbied hangt niet af van het woord, maar van de toon en de oprechtheid. Omgekeerd, iemand die bidt met een snel afgehaspeld thou-thee-thy en een eindspurtje inthenameofjesuschristamen is daarom niet eerbiediger. Daarenboven, is het beter te staan knoeien met thou-thee-thy en de werkwoordsvormen, angstig om fouten te maken terwijl anderen luisteren, dan met je eigen gewone woorden te bidden? Ten slotte, stellen dat thou een speciaal woordje is om God aan te spreken is moeilijk houdbaar aangezien in de KJV ook Satan zo wordt aangesproken: And the Lord God said unto the serpent, Because thou hast done this, thou art cursed… Gelijk wie wordt zo in de KJV aangesproken.

Bovenstaande reacties op de toespraak van Elder Oaks hebben er ongetwijfeld voor gezorgd dat ook zijn inzicht hierin gerijpt is. Het neemt niet weg dat Elder Oaks emotioneel gelijk heeft: voor hem en voor ontelbare mormonen die als kind met thou-thee-thy hebben leren bidden uit de stem van hun ouders, uit het voorgefluister van hun moeder, hebben die kleine woordjes een grote dimensie.

 

7 Muterende Nederlandse Schrift: van tu naar gij naar u naar jij

Dit onderdeel overloopt bondig de overgangen van de aanspreekvormen in Nederlandse Bijbelvertalingen — van de middeleeuwen tot en met de jongste vernieuwingen. Wat kunnen we uit dat historisch perspectief leren voor de voorgestelde wijziging van gij in u in onze Nederlandse mormoonse Schriften?

7.1 Toen tu en ghi nog mooi gescheiden waren
7.2 De Statenvertaling (1637): de sprong van tu naar gij
7.3 De vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG-1951): gij blijft
7.4 De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, 2004): de sprong naar jij en jullie
7.5 De Herziene Statenvertaling (HSV, 2010): alle gij wordt u, maar toch ook niet
7.6 De katholieke Bijbel: trouw aan gij, maar soepel naar jij en jullie

 

7.1 Toen tu en ghi nog mooi gescheiden waren

In deel 4 hierboven leerden we hoe in het oudste Nederlands de T-vorm en de G- vorm een scherpe scheiding tussen enkelvoud en meervoud maakten. Dat vinden we dan ook in de middeleeuwse Bijbels.

De oudste volledige Nederlandse Bijbel, tenminste als verhaal, is de Rijmbijbel van Jacob van Maerlant, geschreven in 1271. Hierna een paar passages om hem eer te betonen en het onderscheid tussen tu en ghi op te merken — de Bijbelkenner herkent de passages meteen:

Van alre vrucht saltu eten                            Van alle vrucht zal je eten
Sonder die es anden boem                            Behalve die is aan de boom
Die goets ende quaets neemt goem          Die van goed en van kwaad neemt geen

Here hadstu hier gewesen                             Heer, als Jij hier was geweest,
Miin broeder ware niet doot indesen        dan was mijn broer niet dood in deze.

Pylatus siet dat niet en diet                            Pilatus ziet dat niets wat doet
Siin roepen ende dwoech sine hande          aan zijn roepen en waste zijn handen.
Aldaert menich man bekande                         Aldaar zagen vele mensen het.
Ende hi seide aldus te hem                               En hij zei aldus tot hen:
Ghi siet dat ics onsculdich ben                       Jullie zien dat ik onschuldig ben
Van sgherechts menschen bloede                  aan het bloed van een rechtvaardig mens.

Een voorbeeld van tu en ghi samen in de Delftse Bijbel van 1477:

En seide die here tot moysen.                                    En de Here zei tot Mozes:
Dit sulstu segghen den kinderen van israhel:      Dit zal je zeggen tot de kinderen van Israël:
Ghi saghet dat ic v sprac vanden hemel.               Jullie hebben gezien dat ik u sprak vanuit de hemel.

Tot in de zestiende eeuw bleef dat onderscheid in Schriftvertalingen behouden. Aldus in de Deux-Aesbijbel van 1562, die we vanuit huidig Nederlands al beter kunnen vatten:

Doe sprack Adam: Dat wijf die du my toeghegheuen hebst, gaf my van dien boome, ende ick att.

Ende hy seyde: Abba O Vader, Neemt desen Drinckbeker van my wech: Nochtans niet wat ick wil, maer wat du wilt.

Ende Iesus seyde tot hen: Siet ghy dit niet altemael? Ghy sult hooren oorloghen, ende geruchten der oorloghen: Siet dat ghy niet verschrickt en wort.


In de zestiende eeuw zien we echter hoe ook in de religieuze taal ghy voor de beleefde aanspreking in het enkelvoud binnendringt. Dat is een hele stap want het breekt met de ingeslepen gewoonte om God met tu of du aan te spreken. Er groeit een malaise…

 

7.2 De Statenvertaling (1637): de sprong van tu naar gij

 

Voorspel: een opmerkelijke held voor het behoud van tu

De inleiding vermeldde als smaakmaker de synode van Dordrecht in 1618. Maar er was een voorspel, 26 jaar eerder.

Al in 1592 hadden de Staten-Generaal aan Filips van Marnix van Sint-Aldegonde de opdracht gegeven om de Bijbel opnieuw te vertalen —“de oversettinge van den Bibel uute Hebreeuwsche in onse gemeene Duytse sprake”.[35] Marnix, burgemeester van Antwerpen, overtuigd calvinist, medestander van Willem van Oranje, had een grote reputatie in Nederland. Hem wordt het Wilhelmus toegeschreven. Hij was tevens theoloog en hebraïst. Hij nam het vertaalwerk aan en verhuisde ervoor naar Leiden.

Voor de aanspreekvorm enkelvoud opteerde Marnix, met steun van de synode, voor het behoud van tu om zo aan te sluiten bij “de woorden ende manieren van spreken van onse gemeine bibels” (= gewone bijbels), dus de toen vertrouwde vormen in de bestaande Bijbelvertalingen. Marnix had er ook een theologisch argument voor: Gods “heylige eenicheyt” kan je niet met een meervoudsvorm als ghi aanspreken. Omgezet in huidig taalgebruik zou dat immers betekenen: “God, jullie zijn goed”. En dan zou misschien heel de discussie rond de drie-eenheid weer losbarsten!

Marnix raakte niet verder dan Genesis en de Psalmen. Hij stierf in 1598 op 58-jarige leeftijd en werd in het koor van de Pieterskerk in Leiden begraven. Het vertaalwerk viel stil.

 

De kogel nipt door de kerk: het wordt gij!

Twintig jaar later, in 1618 te Dordrecht, rakelde de nationale synode van de Gereformeerde Kerk het vertaalplan op. De Staten-Generaal waren opnieuw bereid te financieren.

 

De aangestelde vertalers discussieerden eerst over de vertaalregels, in een reeks openbare zittingen. De volgende passage is heerlijk veelzeggend over het onderwerp dat ons hier bezighoudt. In het verslag van hun zitting van 24 november 1618 lezen we dat de experten het

seer druk hadden met saeken van weinig belang, raekende de woordekens du en gij, en overleij [= overlegde], of men, Godt aensprekende, soude seggen du, of gij. Eenigen meinden, dat men gij seide in ‘t veelvoudig getal, en dat men het ontrent Godt, die een is, niet moght gebruiken. Anderen beweerden in ‘t tegendeel, dat du in onse tael niet meer in gebruik was, en [voor] den Nederlanderen nu seer raeu [= rauw], en hardt in d’ ooren sou klinken. Ook seiden se, dat gij niet gebruikt wierdt in ‘t veelvoudig, maer in ‘t enkel getal, en dat men van veelen sprekende, daer bij voegde het woordeken lieden, gij lieden.

De geenen die op ‘t woord du drongen, wilden ook, dat men seggen soude du bist [= jij bent]. D’anderen seiden, dat bist soo wel in onbruik was geraekt, als du, en dat men seggen moest, gij sijt. Ook seiden eenigen, dat gij beide in ‘t enkel en in ‘t veelvoudig getal wierdt gebruikt. De Professor Polyander verstondt [= meende], dat men gij sou behouden. Sibrandus Lubbertus, die ‘s daeghs te vooren uit Vrieslandt was aengekomen, wilde, dat men du sou seggen. Gomarus drong op gij, en seide, dat men ‘t in ‘t enkel en in ‘t veelvoudig getal kon gebruiken. Thysius en Walaeus waeren voor ‘t woordeken gij; gelijk ook de Geldersche, Hollandsche, Zeeuwsche en Uitrechtsche Theologanten, doch een van de Hollanders wilde du. De Vriesen beweerden, dat men du moest seggen. Maer de Preses Bogerman hieldt het met gij.

Veele toehoorders waeren verwondert over dese woordestrijdt, en lagten onder malkanderen, omdat men met sulk een deftigheit en eerbiedigheit redeneerde van ‘t du en gij. De Remonstranten schrijven, dat het op weinig stemmen aenquam, of men sou alle de Nederlandtsche Predikanten hebben bevolen hunne moedertaele, gelijk die toen in gebruik was, te veranderen en hun het du en ‘t bist opgedrongen. Doch het gij dreef met meerderheit van stemmen boven.[36]

Johannes Bogerman (1576-1637) , voorzitter van de “Dordtsche synode” legde zijn gewicht in de schaal in het voordeel van gij.

 

Het had dus niet veel gescheeld of we hadden voor eeuwen met du onze eigen thou-taal gehad, zoals in het Engels. En wat zouden de eerbiedwaardige gereformeerde vertegenwoordigers nu zeggen bij het voorstel om alle gij door u te vervangen? Dat weten we precies, want die discussie kwam er vierhonderd jaar later in het voorstel voor de Herziene Statenvertaling (zie verder).

De Statenvertaling nestelde zich diep in de Nederlandse maatschappij en had een grote invloed op de verspreiding van de standaardtaal ten nadele van varianten die “dialecten” werden.[37] Toen het mormoons zendingswerk in 1861 in Nederland begon, was het dan ook de versie die de zendelingen gebruikten. Het eerste nummer van De Ster, op 1 juni 1896, begint met twee citaties uit de Statenvertaling.

Anderzijds, en dat is opvallend, vinden we in De Ster geregeld kritische kanttekeningen over de Statenbijbel. Er werd vergeleken met andere Bijbels, waaruit geciteerd werd als daar betere bewijzen voor specifieke mormoonse leerstellingen in stonden.[38] Als de Statenvertaling niet voldeed, dan werd dat besproken en werd er ook eigenhandig uit de King James vertaald.[39] Tot 1970 bleef De Ster aldus een levendig orgaan van de kerkleden in Nederland en Vlaanderen, kenmerkend voor de pre-correlatietijd.

 

7.3 De vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG-1951): gij blijft

Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG), opgericht in 1814 vanuit een internationale protestantse beweging, heeft als doel de Bijbel zoveel mogelijk te verspreiden. Oorspronkelijk verdeelde het Genootschap enkel al bestaande uitgaven, maar sinds 1847 geeft het er ook uit. In 1926 besloot het een nieuwe Nederlandse vertaling te maken, vanuit een onvrede met de Statenvertaling: die begon archaïsch te klinken en miste ook de inzichten van de vorderende Bijbelwetenschap. Het duurde echter tot 1951 voor de volledige Bijbel, de “Nieuwe Vertaling” van het NBG verscheen. Het was een evenwichtsoefening: enerzijds wilde men vernieuwen, anderzijds ook de conservatieve Bijbellezers aantrekken. Voor die laatste groep koos men voor het behoud van een aantal diep ingeburgerde taaltradities, zoals het voornaamwoord gij. Dat lokte dan weer de kritiek uit dat de “nieuwe” vertaling niet voldoende eigentijds was. Toch werd de NBG-1951 meer dan een halve eeuw lang de meest gebruikte Bijbel in protestantse kerken en ook bij veel katholieken.

Ook de mormoonse kerkleiding in Nederland opteerde voor de NBG-1951, wat toen voor enige controverse zorgde: Bijbelgetrouwe lezers konden moeilijk afstappen van hun vertrouwde Statenvertaling.

Nieuwe uitgaven van de drie eigen mormoonse standaardwerken — Boek van Mormon, Leer en Verbonden, en Parel van Grote Waarde — bleven uiteraard trouw aan gij, aangezien er op dat vlak geen nood aan verandering was.

 

7.4 De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, 2004): de sprong naar jij en jullie

In 2004, meer dan een halve eeuw na de NBG-1951, publiceerde het Nederlands Bijbelgenootschap een grondiger ingreep met de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). Belangrijk was de brede interconfessionele samenwerking voor deze uitgave, inclusief van katholieke zijde. Zo nauwkeurig mogelijk vertalen vanuit de originele teksten moest samengaan met vlotte leesbaarheid: “brontekstgetrouw en doeltaalgericht” zijn de sleutelwoorden. Wat betekent dat voor de aanspreekvormen?

  • God tot Adam: Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.
  • God tot Jezus: Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.
  • Jezus tot de apostelen: Wanneer jullie worden weggevoerd om te worden uitgeleverd, maak je dan vooraf geen zorgen over wat je zult gaan zeggen; zeg wat jullie op dat tijdstip wordt ingegeven, want jullie zijn het niet die dan spreken, maar het is de heilige Geest.
  • De rijke man tot zijn rentmeester: “Wat hoor ik over jou? Leg verantwoording af van je beheer, want je kunt niet langer rentmeester blijven. (Lucas 16:2)

Te modern? In feite sluit de NBV aan bij de alleroudste Nederlandse teksten van duizend jaar geleden. Er was toen één aanspreekvorm voor één persoon, tu (met de varianten thu, du…), en er was er één voor meer personen, gij (met de varianten ghi, ghy…). Precies zoals het huidig Nederlands dat onderscheid maakt: jij voor één persoon, en jullie voor meer. Ook precies zoals in de originele Griekse en Hebreeuwse teksten. Door die dualiteit na te volgen is de NBV inderdaad “brontekstgetrouw”. De “doeltaalgerichtheid” is uiteraard evident: jij, jou, jullie zijn de huidige vlotte aanspreekvormen.

Te volks? Jezus drukte zich uit in een lokaal Galileïsch dialect — Palestijns Aramees, niet in verzorgd Hebreeuws. Zijn discipelen verspreidden de boodschap in “koinè Grieks”, de taal van het gewone volk. Dat precies sprak de mensen aan. Zeker het Nieuwe Testament mag in vertaling een stuk van die volkse vlotheid overdragen.

De NBV trekt die logica van het tutoyeren echter niet door in alle gevallen. Voor God maar ook voor formele en beleefde uitwisselingen valt de vertaling terug op u, zowel voor enkelvoud als meervoud. Bijvoorbeeld:

  • Adam tot God: De vrouw die u hebt gemaakt om mij terzijde te staan, heeft mij vruchten van de boom gegeven.
  • Herodes tot de magiërs: Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het eer te bewijzen. (Mattheüs 2:8)
  • Jezus tot de Schriftgeleerden: Waarom denkt u zoiets? (Marcus 2:8)
  • Jezus tot de Kanaänietische vrouw: U hebt een groot geloof! Wat u verlangt, zal ook gebeuren. (Mattheüs 15:28)

 

Dat is de prijs die we betalen voor de invoering van de beleefdheidsvorm een zestal eeuwen geleden: ons taalgevoelen is nu zo gekneed dat we een bepaald iemand niet met jij mogen aanspreken, noch een bepaalde groep met jullie. God aanspreken met jij (zoals het vroeger met tu of du gebeurde) is nu in het Nederlands onaanvaardbaar — echter wèl in het Frans of het Duits.[40] Buiten de aanspreking tot God hangt de keuze tussen jij en u van subtiele conventies af. Het dwingt de NBV soms tot koorddansen tussen beleefdheid en vertrouwelijkheid: in welke gevallen mag je van u afstappen naar jij of jullie? En omgekeerd: wanneer is u toch te verkiezen? In de meeste gevallen is dit echter vrij aanvaardbaar bepaald. Vaak speelt de NBV met nuances die de relaties tussen mensen meesterlijk in de verf zetten:

Simon Petrus vroeg: ‘Waar gaat u naartoe, Heer?’ Jezus antwoordde: ‘Ik ga ergens naartoe waar jij nog niet kunt komen, later zul je mij volgen.’ (Johannes 13:36)

Of wanneer Paulus over zijn bekering vertelt:

Ik vroeg: ‘Wie bent u, Heer?’ En de Heer antwoordde: ‘Ik ben Jezus van Nazaret, die jij vervolgt.’ (Handelingen 22:8)

Voor velen biedt de NBV een frisse, eigentijdse tekst aan, met toch een nauwgezette tekstkritische achtergrond wat de bronnen betreft. Maar de meer traditionele protestantse facties in Nederland vonden de NBV een verschrikking. Ondanks hun tegenstand blijkt de NBV nu, anno 2017, de meest gelezen Bijbel in Nederland en Vlaanderen.

Ook voor beslissers in mormoons Nederland ging de NBV te ver met z’n “vlotte leesbaarheid” en werd hij niet aanvaard als geschikte Bijbel voor citaties in kerkpublicaties. Vernieuwing is voor veel mensen altijd moeilijk. We moeten ook begrip hebben voor de plechtige innigheid en de rituele waarde van de religieuze taal waar mensen mee zijn opgegroeid en waarin zij jarenlang het woord van God hebben gelezen. Anderzijds, volgens de wijk of de gemeente waar je toe hoort en de invloed van lokale leden, wordt van de NBV wel dankbaar gebruikt gemaakt in mormoonse zondaglessen.

 

7.5 De Herziene Statenvertaling (HSV, 2010): alle gij wordt u, maar toch ook niet

De oude Statenvertaling van 1637 was het werk van de Nederlandse Gereformeerde Kerk. Uit hun verdere complexe geschiedenis, met tal van afsplitsingen en herenigingen, kwam de erfenis van de Statenvertaling onder de hoede van de Gereformeerde Bond. In 2002 gaf die opdracht tot een herziening om, onder meer, de tekst leesbaarder te maken voor de huidige generatie. In 2010 was het werk voltooid en verscheen de “Herziene Statenvertaling” (HSV).

Net zoals bij de hierboven gemelde NBV, zijn de meningen over de HSV verdeeld, vaak volgens de gekende breuklijnen tussen conservatieven en progressieven. Voor de enen gaat de HSV lang niet ver genoeg in het moderniseren, voor anderen gaat hij op vele punten nodeloos te ver. Niet verwonderlijk dat velen, zoals de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten alsook die van de Hersteld Hervormde Kerk, de HSV hebben afgewezen voor gebruik. En ja, één strijdpunt gaat over gij.

De HSV vervangt nagenoeg alle gij door u. Het lijkt een kleine ingreep, maar het gaat wel om 6451 wijzigingen die nagenoeg alle hoofdstukken van de Bijbel treffen en honderden befaamde Bijbelzinnen. De enige motivatie voor de vervanging is dat gij tot een ouder of regionaal taalgebruik hoort.

Tegen die algemene vervanging van gij door u zijn onder meer de volgende bezwaren geopperd:

  • De vervanging heeft geen enkel effect op beter begrip van de tekst. Zoals L.M.P. Scholte, directeur van de Gereformeerde Bijbelstichting, het verwoordde: “Het is toch voor iedereen volkomen duidelijk wat met ‘gij’ bedoeld wordt?”[41] Voor betere leesbaarheid brengt de vervanging door u niets bij. De winst op dat vlak is dus nihil.

 

  • Als eigentijds taalgebruik een criterium is, dan moet men opteren voor jij, jullie en u, zoals in de NBV (zie het vorige punt). De veralgemeende vervanging van gij door u geeft wel een indruk van vernieuwing, maar faalt in honderden passages waar u niet voor de bedoelde communicatie past, zoals tussen gezinsleden of tussen vrienden. U schept afstand en is tekenend voor een verouderende communicatie. Sinds de jaren 1960 is jij inderdaad  in opmars ten nadele van u, door democratisering en solidarisering, bijvoorbeeld van kinderen tegenover ouders, van werkgevers tegenover werknemers, van collega’s onderling, van leidinggevenden die elkaar met de voornaam aanspreken.[42] Door u in talrijke situaties te gebruiken waar dat hedendaags geforceerd klinkt, komt de HSV verouderd over. Die gevoeligheid geldt niet in de aparte gij-sfeer omdat de huidige beleefdheidsconventies er niet gelden: gij interpreteert de lezer als u of als jij volgens de context.

 

  • Als men anderzijds de plechtige innigheid van de Schrift nog wat wil laten ademen, dan blijft gij het makkelijkst element ervoor, als een constante doorheen heel de Schrift, ook al worden veel andere woorden en structuren gemoderniseerd. Voor velen heeft dit gij-gebruik een quasi-rituele waarde, vanuit de opvoeding of vanuit de herinnering aan geestelijke ervaringen.

 

  • Stilistisch leidt de veralgemeende vervanging van gij door u tot een ongelukkige monotonie. Immers, alle aansprekingen van het voorwerp van de zin zijn ook al u, alsmede het bezittelijk voornaamwoord. De variatie tussen gij-onderwerp en u-voorwerp geeft kleur en contrast aan de tekst. Dat is in de HSV verdwenen. Nu lezen we: Zes dagen moet u uw werk doen… Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten, enz.

 

  • De vervanging van gij (en gijlieden) door u doet het onderscheid vervallen tussen enkelvoud en meervoud in de aanspreekvorm: in de Statenvertaling is dit onderscheid, waar relevant, gemaakt door gij en gijlieden; in de NBV door jij en jullie. De HSV maakt dat onderscheid niet meer en is dus niet conform de Griekse, Hebreeuwse en Aramese bronnen.

Toch kan zelfs de HSV zijn eigen keuze voor een veralgemeende niet volhouden. In de woorden van Elbert Boot, bestuursadviseur van de HSV:

“In een aantal gevallen kom je er niet onderuit hiervan af te wijken en heeft tutoyeren de prioriteit. Als ouders bijvoorbeeld hun eigen kinderen aanspreken (Genesis 38:29), of broers en bekenden met elkaar spreken (respectievelijk Genesis 38:29 en Job 4:2), werkt u eerder bevreemding in de hand en is voor jij of jullie gekozen.”[43]

Die beperkte keuzes voor jij en jullie zijn echter niet coherent. In het Nieuwe Testament van de HSV zijn jij en jullie uiterst zeldzaam (2 verzen met jij; 3 met jullie), terwijl vooral in het Nieuwe Testament jij en jullie de gemoedelijke relaties tussen familie, vrienden en vertrouwden het best kunnen verwoorden, zoals in de NBV.

In mormoons Nederland koos “men” voor de HSV als opvolger van de NBG-1951, die niet meer in de handel verkrijgbaar was. Dit was niet uit voorkeur van u boven gij, maar wel vanwege de verwoording of aanwezigheid van enkele sleutelverzen, in het bijzonder verzen die de goddelijkheid van Christus moeten ondersteunen.[44] Die benadering ligt in de apologetische lijn die al van J. Reuben Clark dateert — alsof de goddelijkheid van Christus van de aanwezigheid of niet van enkele verzen moet afhangen en leden niet in staat zouden zijn dat tekstkritisch te begrijpen. Dat de HSV op veel andere punten slechter presteert dan de NBV kon niet doorwegen in de mormoonse keuze voor de HSV. In mijn studie van het Boek van Mormon verwijs ik regelmatig naar betere vertaalkeuzes in de NBV.

 

7.6 De katholieke Bijbel: trouw aan gij, maar soepel naar jij en jullie

De meeste katholieken gebruiken de Willibrord-vertaling, uitgegeven door de Nederlandse Katholieke Bijbelstichting, in nauwe samenwerking met de Vlaamse Bijbelstichting. De eerste editie dateert van 1975. Een herziene uitgave verscheen in 1995. Het gebruik van de aanspreekvormen is er gekozen volgens de context en de situaties. In de editie van 1975 wegen gij en ge door bij uitwisselingen met een religieuze betekenis. Bij het narratieve zorgen jij en jullie voor een vlotte tekst. Enkele voorbeelden:

  • En Jahwe God gaf de mens dit gebod: Van al de bomen in de tuin moogt ge vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad moogt ge niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, moet ge sterven.
  • Maar gij, sprak Hij tot hen, ‘wie zegt gij dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’ Jezus hernam: ‘Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona …’
  • Het meisje op de binnenplaats tot Petrus: Jij was ook bij Jezus de Nazarener. Maar hij ontkende het: ‘Ik weet niet, ik begrijp niet wat je bedoelt.’ … Even daarna zeiden de omstanders tot Petrus: ‘Waarachtig, jij bent er ook een van; je bent toch ook een Galileeër.’ Toen begon hij te vloeken en te zweren: ‘Ik ken die man niet over wie jullie het hebben.’

Gij is de basisnorm, maar de tekst verzacht de stijl door frequent gebruik van de onbeklemtoonde vorm ge. Daarnaast verschijnen in veel gewone conversaties, waar het past, jij, je en jullie. Ook u komt in bepaalde conversaties aan bod. Dat geeft aan de Willibrord-vertaling een welkome variatie en een evenwicht tussen plechtige innigheid en vertrouwelijkheid.

Door het tutoyeren reeds in 1975 te voorzien kon de herziene Willibrord-editie van 1995 dit makkelijk veralgemenen en gij verlaten.  Jij, je en jullie overwegen nu, behalve in de aanspreking tot God of een meerdere waar u gebruikt wordt:

  • Heb je soms gegeten van de boom die Ik verboden heb?’ De mens antwoordde: ‘De vrouw die U mij als gezellin gegeven hebt, heeft mij van die boom gegeven, en toen heb ik gegeten.’
  • En er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind.’
  • Hij vroeg hun: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ Petrus antwoordde Hem: ‘U bent de Messias.’

Qua moderniteit liep de Willibrord-vertaling dus al tien jaar voor op de NBV van 2004. De kerkleiding in mormoons Nederland heeft zich echter nooit veel bekommerd om de cultuur “onder de rivieren” waar het katholicisme overweegt. Als vanzelfsprekend koos men voor het hele gebied protestantse Bijbelvertalingen, mede uit een traditionele afkeer van Rome. Dat zorgde de facto voor een nodeloze protestantisering van ex-katholieke mormoonse bekeerlingen die overwegend met katholieke Bijbelvertalingen en de Schriftlezingen in hun kerk waren opgegroeid. Nochtans valt er veel te leren uit katholieke Bijbelvertalingen.

 

8 De mormoonse Schriften: na 127 jaar, de sprong van gij naar u

In 1890 verscheen de eerste uitgave van het Boek van Mormon in het Nederlands. Het was het werk van John Volker — een voor die tijd hoogstaande vertaling. In navolging van de Statenbijbel was de aanspreekvorm er overal gij. Dat is zo gebleven in alle volgende edities.

Er wordt dus met een lange traditie gebroken bij de vervanging van gij door u. Het heeft ook invloed op werkwoordsvormen: gij zijt wijzigt dan in u bent, gij zoudt in u zou.

De twee argumenten die ik voor deze overstap vernam zijn dat (1) Nederlanders gij in de schrijftaal “archaïsch” vinden; (2) we gelijke tred moeten houden met de HSV, de Herziene Statenvertaling,  als aanbevolen Bijbelvertaling: die gebruikt u.

Ik spreek geen persoonlijke voorkeur uit voor het al dan niet behoud van gij. Wie heel deze analyse aandachtig doorneemt, zal merken dat er argumenten in uiteenlopende richtingen aan bod komen.  Wat mij hier als linguïst interesseert is de taalgeschiedenis en de waarde van argumenten. Wat mij als mens interesseert is de mogelijke impact op onze leden.

Update juli 2017: ondertussen is de nieuwe uitgave beschikbaar en kunnen we hieronder gegevens aanvullen volgens de nieuwe tekst. Die worden in het rood gemarkeerd.

8.1 Opmerkingen vanuit taalkundige hoek
8.2 De kerkelijke invalshoek: de verankerde heiligheid van de tekst
8.3 Hoe bepalend mag de HSV op mormoonse Schriften zijn?
8.4 Samengevat: drie opties

8.1 Opmerkingen vanuit taalkundige hoek

Archaïsch?

Het argument om gij als “archaïsch” te weren is om verschillende redenen onjuist.

Gij is beperkt door contexten, maar is niet archaïsch. Zowel de Taalunie als de Algemene Nederlandse Spraakkunst hebben daar duidelijke uitspraken over; wetenschappelijk onderzoek in regiolecten stelt tevens vast dat gij in hedendaags taalgebruik zelfs in opmars is.[45]  In de religieuze context van de Schriften is gij nog steeds algemeen ingeburgerd in de receptieve schrijftaal (dus bij het lezen en voorlezen), zowel bij katholieken als bij protestanten. En ook bij mormonen, na 127 jaar eenvormig gebruik. Gij zingen we in tientallen geliefde  lofzangen. Gij hoort tot de actuele taal in de woordenlijst van de Taalunie. Beperkt in gebruik, ja, maar niet archaïsch. Het is niet gepast om in zo’n belangrijke discussie met een onjuiste en geladen term te argumenteren.

Vervolgens vraagt de eigen mormoonse context grote behoedzaamheid in het wijzigen van ingeburgerde Schrifttaal. De hoogste kerkleiding hecht aanzienlijk belang aan zo’n taal als een vehikel van waarden en authenticiteit. Vandaar het behoud van de King James-taal in de Engelstalige Schriften. Dat betekent niet dat dit op gelijke wijze voor andere talen geldt, anders zouden Nederlandstalige mormonen de Bijbel nog steeds in de oude Statenvertaling moeten lezen. De kerk geeft een ruime marge aan andere taalgebieden om een optimaal evenwicht te vinden tussen respect voor traditie en hedendaagse leesbaarheid.

In de opeenvolgende mormoonse Schriftvertalingen en ‑herzieningen sinds 1890 hebben onze Nederlandse vertalers dit evenwicht goed kunnen vinden, met een terechte voorkeur voor leesbaarheid. In feite is gij het enige kleine element dat nog een binding met de traditionele Schrifttaal behoudt, met duizenden voorkomens, en toch onopvallend omdat het zo’n klein ingeburgerd woordje is. In tegenstelling tot de toestand in het Engels met thou, heeft gij ook geen invloed op andere taalstructuren. Wie gij toch als “archaïsch” aanvoelt, zou in die eigen mormoonse context blij moeten zijn dat er nog iets overblijft van die klassieke religieuze ondergrond. Zeker als je weet dat anderen ervan houden.

Ten slotte, “dat is archaïsch” kan beledigend zijn. Taalsociologie leert dat het machtscentrum van een land — de hoofdstad of de sterkste cultureel-economische regio — sneller in taalgebruik evolueert dan de periferie, de kleinere steden en zeker het platteland. Dat sneller evolueren in het centrum heeft te maken met avant-gardisme, creativiteit, nieuwe bedrijvigheden en met de intense straattaal van bepaalde wijken. Het is een wereldwijd fenomeen. Het Frans in Parijs loopt altijd zo’n halve eeuw voor op de rest van de francofonie. Vanuit dat machtscentrum kijkt men dan meewarig naar die anderen, “de provincie”, waar mensen nog achter lopen met hun uitdrukkingen en gewoonten. Ook een individu of een kleine groep kan zich als centrum gedragen. Durf ik het als superioriteit of arrogantie benoemen?  We mogen toch niet vergeten dat buiten dat centrum tussen de acht à tien miljoen Nederlandstaligen gij en ge dagelijks in hun spreektaal en informele schrijftaal gebruiken. Maar vaak worden ze geïntimideerd door de “zekerheden” vanuit het centrum. Niemand durft dan voor zijn vermeende “achterlijkheid” opkomen. Dit mocht eens gezegd worden.

 

Bezwaren tegen u in de HSV: dan ook in mormoonse Schriften

De bezwaren tegen de veralgemeende u in de HSV werden hiervoor besproken. Toegepast op een gelijksoortige omzetting in de mormoonse Schriften kunnen we dit als volgt illustreren.

  • Qua leesbaarheid wordt met u niets gewonnen want iedereen begrijpt gij zonder enig probleem. Zie, u bent een rover en ik zal u doden is niet leesbaarder dan Zie, gij zijt een rover en ik zal u doden (1 Nephi 3:13). Evenmin is Waarom bent u bezorgd over kleding? leesbaarder dan Waarom zijt gij bezorgd over kleding? (3 Nephi 13:28). In onze lofzangen blijven Gij zijt mijn hoogste goed, Gij ouderlingen Israëls, Komt gij kind’ren van de Heer en tientallen andere met gij perfect verstaanbaar.

Moderniseert de vorm u de tekst? “Op zich” zeker ten overstaan van gij, maar daarom niet contextueel. Het veralgemeend gebruik van u schept in veel gevallen meer afstand dan gij en verkilt de communicatie. De onnatuurlijkheid ervan in veel Schriftsituaties doet de tekst dan meer verouderen dan met gij, precies omdat het wringt met het huidig, levend taalgebruik. De net vermelde voorbeelden Zie, u bent een rover en Waarom bent u bezorgd? zijn inderdaad nu voorbijgestreefd door het vlottere Zie, jij bent een rover en Waarom zijn jullie bezorgd?

Gemaakte keuze in de nieuwe editie: 
– Zie, u bent een rover en ik zal u doden.
– En waarom bent u bezorgd over kleding?
(in HSV, Matteüs 6:28: En wat bent u bezorgd over de kleding?)
(in NBV, Matteüs 6:28: En wat maken jullie je zorgen over kleding?)

Die voorkeur voor jij en jullie boven u geldt in een groot aantal gevallen, behalve waar God of een meerdere wordt aangesproken: daar heeft gij of u voorrang. Bijvoorbeeld: En hij antwoordde: Ja, Heer, ik weet dat Gij / U  de waarheid spreekt, want Gij zijtU bent een God van waarheid en kunt niet liegen (Ether 3:12). Beide kunnen.

Gemaakte keuze in de nieuwe editie:
En hij antwoordde: Ja, Heer, ik weet dat U de waarheid spreekt, want U bent een God van waarheid en kunt niet liegen.

Maar in de omgekeerde richting maakt het gebruik van u God afstandelijker wanneer Hij zich tot de mens richt. Vergelijk: En de Heer zeide tot hem: Gelooft gij / Gelooft u de woorden die Ik spreken zal? (Ether 3:11). In de talrijke voorkomens van de stem van de Heer tot een mens is de oude aanspreekvorm gij, of de moderne aanspreekvorm jij, dan ook te verkiezen: God is nabij, niet afstandelijk als Hij ons aanspreekt. De NBV koos dan ook voor jij wanneer God tot een mens spreekt, zelfs tot Jezus: Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.

De nieuwe editie kiest echter voor u: 
En de Heer zei tot hem: Gelooft u de woorden die Ik spreken zal?

  • Stilistisch leidt de vervanging van gij door u tot een groter aantal ongelukkige klankcombinaties. In u-versie: Het is beter dat u u van die dingen onthoudt, waarin u uw kruis opneemt (3 Nephi 12:30); Maar u, wanneer u bidt, gaat in uw binnenkamer, en wanneer u uw deur hebt gesloten, bidt dan tot uw Vader (3 Nephi 13:6); Waarom schaamt u u om de naam van Christus op u te nemen? (Mormon 8:38), enz.

Gemaakte keuze in de nieuwe editie: 
– … want het is beter dat u zich van die dingen onthoudt, waarin u uw kruis opneemt, dan dat u in de hel wordt geworpen.
– Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, en wanneer u uw deur hebt gesloten, bid dan tot uw Vader.

  • Zoals hiervoor gemeld kon de HSV de aanspreekvorm u niet in alle gevallen volhouden en zet de stap naar jij en jullie. Wat te doen in gelijksoortige gevallen in de mormoonse Schriften? Indien elke gij systematisch u wordt, krijg je deze stroeve gezinscommunicatie in het Boek van Mormon:
    • Lehi tot zijn zoon Nephi: Welnu, ga, mijn zoon, en u zult door de Heer worden begunstigd omdat u niet hebt gemord. (1 Nephi 3:6)
    • Sariah tot haar man Lehi: Zie, u hebt ons uit ons erfland weggevoerd, en mijn zoons zijn niet meer, en wij komen om in de wildernis. (1 Nephi 5:2)
    • De oudere broers tot de jonge Nephi die zij verachten: U hebt ons harde dingen verkondigd, meer dan wij kunnen verdragen. (1 Nephi 16:1)
    • Lehi tot zijn jongste zoon Jozef (nog een kind): En nu, gezegend bent u, Jozef; zie, u bent klein. (2 Nephi 3:25)

Om niet stroef en verouderd te klinken moeten bovenstaande zinnen met jij.

De nieuwe editie koos inderdaad voor de jij-vorm:
– Welnu, ga, mijn zoon, en je zult door de Heer worden begunstigd omdat je niet hebt gemord;
– Zie, jij hebt ons uit ons erfland weggevoerd, en mijn zonen zijn er niet meer, en wij komen om in de wildernis.
– Je hebt ons harde dingen verkondigd, meer dan wij kunnen verdragen.
– En nu, gezegend ben jij, Jozef; zie, je bent klein.

 Maar als je de deur op een kier voor het tutoyeren zet, staan honderden andere verzen te drummen om ook communicatief vlotter te klinken. Het Boek van Mormon bevat unieke hoofdstukken waar een vader zich tot zijn zoon richt, zoals Alma tot elk van zijn zonen apart of Mormon in zijn brieven tot Moroni. In die innige woorden past een aanspreking met u niet: ofwel gij, ofwel jij is hier aangewezen.  Hetzelfde geldt voor woede, wanneer de vertoornde vader van Lamoni zijn zoon toeroept: Waarom zijt gij niet op het feest gekomen… ? Waar gaat gij heen met die Nephiet, die een der kinderen van een leugenaar is? (Alma 20:9-10) Dit kan ook probleemloos met jij,  maar het is onnatuurlijk met u.

De nieuwe editie koos voor de jij-vorm:
– Waarom ben jij niet op het feest gekomen… ? Waar ga je heen met die Nephiet, die een van de kinderen van een leugenaar is?

In Leer en Verbonden zal tutoyeren vaak beter passen dan de aanspreking met u, ook omdat de tekst historisch dichter bij onze leefwereld staat. Een aantal openbaringen hebben inderdaad een erg persoonlijk, intiem karakter, gericht aan één persoon, die met de voornaam aangesproken wordt. Bijvoorbeeld, in Afdeling 14, spreekt de Heer tot David Whitmer: En zie, gij zijt David, en gij zijt geroepen om mee te helpen (vers 11). Wordt dit nu: En zie, u bent David, en u bent geroepen…? Of verkiezen we de NBV-benadering in zo’n geval? Dan laten we de Heer tutoyeren: En zie, jij bent David, en jij bent geroepen… Zo spreekt Jezus in de NBV Petrus aan: Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten. Maar in de stroevere HSV luidt het: U bent Simon, de zoon van Jona; u zult Kefas genoemd worden. Of hoe een kleine aanspreekvorm de hele toon wijzigt.

De nieuwe editie verkiest de stroeve vorm:
– En zie, u bent David, en u bent geroepen om mee te helpen.

  • In de HSV doet het veralgemeend gebruik van u het onderscheid wegvallen tussen enkelvoud en meervoud (tegenover de Statenvertaling met gij en gijlieden; en tegenover de NBV met jij en jullie). De Nederlandse vertalingen van de mormoonse Schriften maken dat onderscheid evenmin door zowel thou als ye door gij te vertalen. De overgang van gij naar u levert op dat vlak dus geen verbetering op. Maar een herziening van de mormoonse Schriften kan het onderscheid tussen het enkelvoud thou en het meervoud ye wel maken, eenvoudigweg door, waar relevant, jij en jullie te gebruiken zoals in de NBV. Als voorbeeld: Daarom, o gij die u in dienst van God begeeft, ziet toe dat gij Hem met geheel uw hart, macht, verstand en kracht dient (L&V 4:2). Het kan worden: o jij die je in dienst… of o jullie die jullie in dienst… Maar nu kan precies gekozen worden zoals in het Engels: Therefore, O ye that embark… = jullie. Of verkiezen we toch maar het plechtige o gij die u in dienst… ? Dergelijke keuzes kunnen in vele relevante gevallen gemaakt worden en zo de Nederlandse Schriften beter conformeren op de eigen mormoonse Schriften in het Engels. Dat lijkt belangrijker dan te conformeren op de HSV die met u dat onderscheid tussen enkelvoud en meervoud niet kan maken.

De nieuwe editie koos voor u en miste de kans op het onderscheid tussen thou en ye:
Daarom, u die zich in dienst van God begeeft, zie toe dat u Hem met geheel uw hart, macht, verstand en kracht dient … 

Conclusie voor de nieuwe editie: men wilde af van gij om zogenaamd te moderniseren, maar men had daartoe geen uitgekiende visie. Zo’n visie moet gebaseerd zijn op kennis van de opeenvolgende Bijbelvertalingen en op de eigenheid van de Engelse voornaamwoorden. Het resultaat is een incoherent geheel. Een gemiste kans.

 

8.2 De kerkelijke invalshoek: de verankerde heiligheid van de tekst

Het is een eeuwenoude discussie: in welke mate moet een religie de oorspronkelijke taal van zijn heilige teksten respecteren? Oudkatholieken hunkeren nog naar hun Latijn en brengen het zelfs terug in hun eucharistievieringen. Bevindelijk gereformeerden houden strak aan de oude Statenbijbel en verketteren de HSV en uiteraard de NBV. Trouw aan de spijkervaste antieke tekst typeert de oudste religies zoals het hindoeïsme, het jodendom, de islam— ook al vraagt de studie van Sanskriet, Hebreeuws of Arabisch veel inspanningen om de teksten vlot te kunnen lezen. In deze religies is de studie van de oude vorm meestal deel van de religieuze inhoud en beleving zelf. Maar in elke religie leeft ook een modernistische stroom die wil vernieuwen en de teksten toegankelijker maken. Voor deze mensen primeert dan de inhoud op de vorm.

Joseph Smith benaderde de Schriften dynamisch: voor hem waren ze niet onwrikbaar, precies omdat hij uitging van levende openbaring. Zonder schroom werkte hij aan een geïnspireerde revisie van de Bijbel. Hij sleutelde aan de teksten van zijn eigen openbaringen om de eerste inspiratie te verduidelijken. Latere openbaringen konden vroegere bijstellen of wijzigen. Bij de eerste heruitgave van het Boek van Mormon, in 1837, bracht Joseph Smith talrijke taalcorrecties aan. Zo wijzigde hij 707 keer het voornaamwoord which in who en 229 keer de antieke schrijfwijze saith en sayeth in het modernere said, wat zijn voorkeur voor modernere en beter leesbare schrijfwijzen aantoont. Ook in de derde editie in 1840 – “carefully revised” staat op het titelblad – werkte Joseph Smith nog veel foutjes en dubbelzinnigheden weg.[46] Die ingrepen geven aan dat Joseph Smith bereid was een tekst op het woordniveau te moderniseren. Het is niet ondenkbaar dat Joseph Smith, mocht hij langer geleefd hebben, ook thou-thee-thy zou vervangen hebben toen de taalevolutie er om vroeg en andere Bijbeledities door het King-James-monopolie braken.

Ik besprak hiervoor hoe iemand als J. Reuben Clark de King James Version verankerde in de mormoonse Bijbelvoorkeur. Maar ook zonder hem zou het voor de hedendaagse kerk moeilijk geweest zijn om af te stappen van de oudere Schrifttaal waarin ook het Boek van Mormon geschreven is. Daarenboven, al van bij de prille aanvang van het mormonisme, zorgde het frequent citeren van specifieke Schriftpassages, ter ondersteuning van de herstelling en de leer, voor een taalsubstraat dat van generatie op generatie zou overgaan.[47] Het vers in Jakobus dat Joseph naar het bos bracht, de herhaalde aanhalingen door Moroni in de nacht van 22 september, de Paulus-verwijzing naar de doop voor de doden, de toezegging tot gehoorzaamheid van Nephi, en tientallen andere — ze zitten ingegrift. “Tekstenbeheersing” voedt al decennialang een waaier van leertechnieken die Schriftteksten woordelijk inslijpen bij onze jeugd en bij de zendelingen.

Die diepe vertrouwdheid met de vorm van de teksten maakt dat ze deel worden van de beleving. Het brengt ons terug bij het element van de plechtige innigheid. De oudere taal ademt een sfeer van verre herkomst en van eerbiedwaardigheid. Voor sommigen roept het zelfs een liturgisch aura op als deel van een ceremoniële kerktaal. Je merkt dit aan de manier waarop sommigen bidden, zeker bij bijzondere gelegenheden zoals algemene conferenties of inwijdingen.

Dit alles helpt de voorkeur van kerkleiders voor oudere Schrifttaal te verklaren. In de Nederlandse mormoonse Schriften blijft alleen gij als laatste echo van dat verleden over. In dat opzicht lijkt de verwijdering ervan dus wel een monumentale beslissing, hoewel het op zich maar om een klein element gaat.

 

8.3 Hoe bepalend mag de HSV op mormoonse Schriften zijn?

Het andere argument om in de mormoonse Schriften gij door u te vervangen is de normering op de HSV, de Herziene Statenvertaling van 2010, waaruit gij verdwenen is en overwegend door u werd vervangen.

Vooreerst valt op te merken dat de HSV geen officiële Bijbel voor de Nederlandstalige kerkleden is. Men is niet verplicht hem te gebruiken in lessen en toespraken. Hoe komt hij dan aan zijn status? De kerk laat via haar werknemers in de vertaaldienst onderzoeken welke lokale Bijbelvertalingen het best overeenstemmen met bepaalde verzen en welke versie en editie dan het meest geschikt is om eruit te citeren voor haar publicaties. Een perfecte match is er nooit. Zo’n keuze is de facto tijdelijk want er zullen op termijn andere en betere Bijbelvertalingen verschijnen. De HSV is op dat vlak ook maar de opvolger van zijn voorgangers. Het lijkt een oneigenlijke stap om een tijdelijk gekozen Bijbelvertaling als norm te gebruiken voor een ingrijpende wijziging in de eigen mormoonse Schriften. De HSV werd gekozen omdat een aantal verzen wat beter passen bij enkele mormoonse leringen, niet om daarna een diep ingewortelde mormoonse eigenheid, zoals het eeuwlang gebruik van gij, aan te passen aan de HSV.

Vervolgens zal de vraag van normering op een Bijbel dan vroeg of laat terugkomen. Is de HSV, die onze kerk thans voor citaties gebruikt, een lang leven beschoren? Zoals hiervoor besproken, stoot deze halfslachtige tekst zowel conservatieven als progressieven af. Hij wordt niet ondersteund door een groot deel van de christelijke kerken. Hoe de Gereformeerde Bond de erfenis van de Statenvertaling zal handhaven is niet te voorspellen, maar voor een wijziging in de betwiste aanspreekvorm u zijn er maar twee mogelijke wegen: een terugkeer naar de traditie, met herinvoering van gij als makkelijke markering van de oude tekst, of de evidente stap vooruit, met jij, jullie en u als teken van eigentijdsheid. Een tekst met een dominante u en veel andere problemen, zoals de HSV, lijkt op termijn niet lang houdbaar.

De overwegende tendens onder de bevolking, trouwens wereldwijd, is immers voor vlot leesbare Bijbelvertalingen. Als ze al de Bijbel willen lezen verkiezen jongeren een tekst die hen aanspreekt. Hetzelfde geldt voor volwassenen op zoek naar God. Het Nederlands Bijbelgenootschap scoort daarom hoge toppen met zowel de NBV als de nog leesvriendelijker Bijbel in Gewone Taal (BGT). Hun site debijbel.nl biedt passende ondersteuning en krachtige studie-instrumenten aan. Nederlandstalige mormonen die de NBV met een open geest ontdekken blijken er voorstander van te worden. Het is ook een makkelijker tekst voor wie niet zo leesvaardig is of het Nederlands minder goed beheerst — een gewichtig punt voor veel van onze leden en onderzoekers. Als al eens een Bijbelvers in de NBV een mormoons leerpunt niet of minder goed verwoordt, is het niet zo moeilijk, en zelfs verrijkend, naar andere vertalingen te verwijzen.

 

8.4 Samengevat: drie opties

De evaluatie van de meer recente Bijbeluitgaven en de net besproken typisch mormoonse gegevens leiden tot volgende opties.

Eerste optie: de aanspreekvorm gij behouden
– is conform een voorkeur van de hoogste kerkleiders voor oudere Schrifttaal
– toont respect voor traditie en overgedragen tekstenbeheersing
– behoudt voor veel kerkleden de plechtige innigheid van de Schriften
– maakt echter de Schrift voor anderen minder aantrekkelijk daar ouderwets aangevoeld
– mist het Engelse onderscheid tussen het enkelvoud thou en het meervoud ye

Tweede optie: de aanspreekvorm gij veralgemeend vervangen door u
– maakt geen beter leesbare tekst
– laat God afstandelijk tot de mens spreken
– maakt de aanspreking tussen gezinsleden en vertrouwden verouderd en stroef
– leidt tot ongelukkige u-u / u-uw klankcombinaties
– laat niet toe het Engelse onderscheid tussen thou en ye in te voeren
– bindt zich aan de HSV die geen blijvende versie is

Derde optie: de aanspreekvorm gij vervangen door jij, jullie of u volgens de context
– zorgt voor een frisse, levendige tekst met natuurlijke interactie tussen gezinsleden en vertrouwden
– sluit aan bij de thans meest gebruikte Nederlandse Bijbelvertalingen
– laat het Engelse onderscheid tussen het enkelvoud thou en het meervoud ye toe
– kan echter een moeilijke overstap vragen van veel kerkleden
– breekt met een voorkeur van kerkleiders voor oudere Schrifttaal

De tweede optie is de minst gunstige. De keuze tussen de eerste en de derde optie verdeelt, zoals steeds, conservatieven en progressieven. Toch is dit niet helemaal juist: de derde optie is de enige die het mogelijk maakt om conservatief aan te sluiten bij de Engelse brontekst van de eigen mormoonse Standaardwerken, namelijk via de progressieve voornaamwoorden jij (voor thou) en jullie (voor ye) die het onderscheid tussen het enkelvoud en het meervoud toelaten. Of waartoe de ironie van de taalgeschiedenis leidt.

Er is ook nog een vierde optie die de drie vorige probeert te verzoenen door alle aanspreekvormen, gij, ge, u, jij en jullie, te gebruiken. Zo gunt de tekst elke lezer iets van zijn voorkeur. Het is de benadering van de katholieke Willibrord-editie van 1975 (zie hiervoor). Aanspreekvormen zijn er gekozen volgens de context en het communicatietype. Die variatie speelt ook in op de variatie binnen de Bijbelboeken zelf: die boeken stammen immers elk ook uit uiteenlopende periodes, met uiteenlopende auteurs en doelen, en dus met een eigen stijl. De gesprekken in de Hof van Eden tussen God, de mens en Satan zijn van een andere orde dan de gesprekken van Jezus met zijn discipelen. Parabelen zijn dan weer iets anders. Misschien is het inderdaad fout dat we een eenvormig systeem voor alle teksten willen. Ook in het Boek van Mormon verschillen auteurs volgens periode en persoonlijkheid. Een openbare prediking is iets anders dan een vader die tot zijn kind spreekt. Variatie in de aanspreekvormen zou dat kunnen weerspiegelen. De Leer en Verbonden heeft eveneens zijn eigen stempel, net zoals elk van de boeken in de Parel van Grote Waarde. Het verkennen van die piste, zoekend naar de meeste geschikte aanspreekvormen voor elk van die onderdelen en voor elke communicatieve situatie, zou boeiend kunnen zijn, al was het maar om eerst beter van de inhoudelijke rijkdom bewust te worden. Het globaal, technisch toepassen van een regel vergeet vaak de vele contexten.

 

9 Slotbedenkingen

Wijzigingen in de vertrouwde Schrifttaal horen tot de meest delicate beslissingen als we bekommerd zijn om mensen. We raken aan teksten die tot de identiteit zelf van de gelovige horen. Er moeten al zwaarwichtige redenen zijn om aan die pijler te raken.

Bij wijzigingen spelen tegenstrijdige wensen mee. De énen willen respect voor traditie, voor de waarde van geïnspireerde woorden. De Schrift is voor hen de oude vertrouwde huiskamer waarin ze zijn opgegroeid. Anderen zien in wijzigingen noodzakelijke verbeteringen of een vlottere leesbaarheid. Soms willen enkelen in die groep echter alleen maar impact hebben. Experten willen vooral een correcte en coherente vertaling die aan vorderende studies en inzichten beantwoordt. Om discussies te vermijden laat de kerkleiding de vertaalbeslissingen door een kleine groep nemen, waarbij dikwijls één of twee personen het voortouw nemen.

Plotse Schriftwijzigingen maken altijd een groot aantal mensen ongelukkig. Indien grondig verantwoord is een wijziging onontkoombaar. Maar bij vroegere herzieningen zijn veel onverantwoorde en onnodige wijzigingen doorgevoerd die dan in naam van gehoorzaamheid aanvaard moeten worden.

 

Hoe kan een herziening anders?

De eerste stap is om zoveel mogelijk mensen te betrekken in een lange, neutrale voorbereidingsfase. Omdat elk van ons “eigenaar” is van de Schriften en er zijn geestelijk voedsel uit betrekt, is het eerlijk om elkeen ook bij de voorbereiding van de maaltijd uit te nodigen. Wie mee mag nadenken, luisteren en spreken zal zich later makkelijker achter een beslissing scharen of tenminste niet met een onverwachte, ingrijpende wijziging geconfronteerd worden. Allicht zal niet iedereen echt geïnteresseerd zijn om mee te doen, maar er is tenminste het aanbod. Ook passief volgen is mogelijk.

De uitwisselingen zelf — thans makkelijk te doen via elektronische weg — zijn in de eerste plaats informatief. Wat zijn de voorstellen? Wat zijn de voor- en nadelen? Welke gevolgen heeft het een op het ander? We halen er ook andere Bijbelvertalingen bij, de Willibrord en de NBV, om te wennen aan andere tonen. Onbekend is immers onbemind. Die uitwisselingen zijn zowel hoffelijk als afwachtend. Er moet bereidheid zijn om tegemoet te komen aan de andere, geen verlangen om meteen gelijk te willen halen. Dat is precies waar de geest van de Schriften ons toe uitnodigt. Het is een oefening in waardig en begripsvol communiceren. En we hebben tijd, veel tijd om tot consensus te rijpen. En als het niet lukt, dan houden we twee geldige versies in omloop. De kerk heeft nood aan een diversiteit waarin iedereen zich goed en welkom voelt. Gedwongen eenvormigheid jaagt mensen weg.

Die uitwisselingen zijn voor de deelnemers, ook de passieve volgers, een unieke kans om de Schriften beter te doorgronden en alternatieven te ontdekken. Vertaalkeuzes bespreken dwingt tot diepgaande Schriftstudie! Nu blijft die rijke kennis van de vertaalproblematiek binnenskamers bij een klein groepje. Bij een breed overleg delen de deelnemers in die kennis, maar ook deelnemers kunnen aan het kleine groepje kostbare inzichten en informatie aanreiken.

Hoe langer wijzigingen besproken worden, hoe meer men er ook aan went. Want taal is in de eerste plaats gewoonte. Dan worden, voor wie er eerst voor huiverde, ook jij en jullie in de Schrift aanvaardbaar en uiteindelijk geliefd.

En zijn we duizend jaar terug bij de waarden van tu en ghi.

 

Voetnoten

[1] Zie voor makkelijk bereikbare bronmaterialen over dialecten, http://www.dialectzinnen.ugent.be/ (wetenschappelijk) en http://www.mijnwoordenboek.nl/dialecten/ (informatief/ludiek).

[2] Studies hierover zijn talrijk. Zie o.m. David G. Burke (ed.); Translation that Openeth the Window: Reflections on the History and Legacy of the King James Bible (Atlanta: Society of Biblical Literature, 2009); Alister McGrath, In the Beginning: The Story of the King James Bible and How It Changed a Nation, a Language, and a Culture (Anchor, 2008); Adam Nicolson, God’s Secretaries: The Making of the King James Bible (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2005); David Norton, A Textual history of the King James Bible (Cambridge: Cambridge University Press, 2005); Jane Rickard, “Mover and Author: King James VI and I and the Political use of the Bible,” in Kevin Killeen, Helen Smith, Rachel Judith Willie (eds.), The Oxford Handbook of the Bible in Early Modern England, c. 1530-1700 (Oxford: Oxford University Press, 2015), 371–383.

[3] A. van Loey, Middelnederlandse Spraakkunst. Deel II Klankleer (Groningen, 1980, 8e herz. druk).

[4] Zie ook Frank Lulofs, “Over het gebruik van du in de Reynaerd,” Tijdschrift voor Nederlandse Taal-en Letterkunde 83 (1967): 241–273.

[5] Jan Goossens, “Een geïsoleerd voornaamwoord: Limburgs doe, dich, dijn,” Mededelingen van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde, 88 (Hasselt, 1996); Jorik van Engeland, “Bènde gij himmel gèk geworre?: De Brabantse tweede persoon in inversiezinnen: diachroon onderzoek, taalkundige verklaringen en een vergelijking met het Nederlands,” Bachelor’s thesis (Universiteit Utrecht, 2013).

[6] Roger Brown and Albert Gilman, “The Pronouns of Power and Solidarity,” in Language and Social Context, ed. Pier Paolo Giglioli (Harmondsworth, Middlesex, England: Penguin Education, 1972); also in T. A. Sebeok (ed.), Style in Language (MIT Press, 1960), 253–276;, 254.Johannes Helmbrecht, “Politeness Distinctions in Second Person Pronouns,” Pragmatics and Beyond New Series (2003): 185–202.

[7] H. F. Muller, “The Uses of the Plural of Reverence in the Letters of Pope Gregory I,” Romanic Review 5 (1914), 68–89.

[8] Anoniem, “Karel en Elegast,” in Spectrum van de Nederlandse letterkunde, deel 1, ed. Van der Heijden, 1967.

[9] Van het Frans tutoyer, vanuit tu en de beklemtoonde vorm toi. Het omgekeerde is vouvoyeren, van het Franse vous als aanspreekvorm in het meervoud, die dan op termijn beleefdheidsvorm werd. In de wetenschappelijke literatuur is daarom vaak sprake van de T-vorm versus de V-vorm. De V-vorm is dezelfde als de J- of de G-vorm, afhankelijk van de schrijfwijze van het voornaamwoord in het meervoud in onderscheiden middeleeuwse talen. In het Engels ye, in het Nederlands ghi, in het Frans vos, enz.

[10] Zie o.m. Roeland W. N. M. van Hout, “Pronominale meervoudsvorming in de Nederlandse dialecten,” Leuvense Bijdragen. Tijdschrift voor Germaanse Filologie 92 (2003), 259–272; J. A. M. Vermaas, Veranderingen in de Nederlandse aanspreekvormen van de dertiende tot de twintigste eeuw (Utrecht: LOT, 2005).

[11] Zie onder meer Greville G. Corbett, “The Agreement Hierarchy,” Journal of linguistics 15, no. 2 (1979): 203–224; Brian F. Head, “Respect Degrees in Pronominal Reference,” Universals of Human Language 3 (1978): 151–211.

[12] Over die complexe overgang is veel geschreven. Zie  de reeds geciteerde Vermaas, Veranderingen, 43–46. Ook: M. C. van den Toorn, W. Pijnenburg, J. A. van Leuvensteijn en J. M. van der Horst (red.), Geschiedenis van de Nederlandse taal (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1997). DIe werken verwijzen naar talrijke studies over het ontstaan van u. Het persoonlijk voornaamwoord, als voorwerpsvorm van de tweede persoon, speelde allicht ook een rol in die ontwikkeling naar de aanspreking met u. Oorspronkelijk was u immers enkel het voorwerp in een zin, namelijk als lijdend voorwerp: Ik zie u; als meewerkend voorwerp: Ik geef u iets; als voorwerp van een voorzetsel: Ik spreek tot u. Taalkundigen zijn niet zeker in welke mate de voorwerpsvorm u invloed heeft gehad in de ontwikkeling van u als onderwerp.

[13] Teuntje Adriana Simons, “Jij: een vrijwel afwezige aanspreekvorm,” Ongekend 18e-eeuws Nederlands: Taalvariatie in persoonlijke brieven (Utrecht: LOT, 2013), 115–116. Naast het eigen onderzoek verwijst Simons naar vele andere studies.

[14] J. M. van der Horst, Geschiedenis van de Nederlandse syntaxis (Leuven: Universitaire pers Leuven, 2008), 1372.

[15] Zie voor verwijzingen, Vermaas, Veranderingen, 46–47. Het behoud van die J- gebeurde mogelijk onder Ingveoonse invloed. Ingveoonse talen zijn oude Noordzee-talen, zoals Oudfries en Oudengels. Met andere woorden: ghi en later gij waren ook in Holland de geijkte vorm, maar in dagelijks, ruw en volks taalgebruik spraken veel mensen de g als j uit.

[16] Van den Toorn e.a, Geschiedenis, 423.

[17] Tekst in Claudine A. Chavannes-Mazel, Maerlants Rijmbijbel in Museum Meermanno: De kracht van woorden, de pracht van beelden (Den Haag: Museum Meermanno-Westreenianum, 2008).

[18] De letters U en V werden al sinds de ouheid als V geschreven, wat er op wijst hoe dicht die klanken vroeger bij elkaar lagen. Hetzelfde met Y. Het Nederlandse u-uw, het Franse vous-votre, het Engelse you-your hebben allemaal dezelfde Indo-Europese voorouder. In het Nederlands werd het voornaamwoord u vroeger wel nooit als onderwerp gebruikt. Zoals supra uitgelegd, komt het moderne u als onderwerp pas later van het bezittelijk uw edelheid.

[19] Zie Helena Raumolin-Brunberg, “The Diffusion of Subject YOU: A Case Study in Historical Sociolinguistics,” Language Variation and Change 17, no. 1 (2005): 55–73.

[20] Charles Barber, “’You’ and ‘Thou’ in Shakespeare’s Richard III,” Leeds Studies in English 12 (1980): 273–290; Roger Brown and Albert Gilman, “Politeness theory and Shakespeare’s four major tragedies,” Language in Society 18, no. 2 (1989) 159–212; Ulrich Busse, Linguistic Variation in the Shakespeare Corpus: Morpho-syntactic Variability of Second Person Pronouns (John Benjamins Publishing, 2002).

[21] Zie de hoofdstukken over Engelse dialecten in Bernd Kortmann and Clive Upton, eds. Varieties of English: The British Isles (Berlin: Walter de Gruyter, 2008).

[22] Die omzetting naar KJV-taal verliep niet rimpelloos, wat erop kan wijzen dat Joseph Smith vaak conceptueel vertaalde: hij zette mentale indrukken om in zijn eigen KJV-taal, wat inconsistenties kan verklaren. Zie Roger Terry, “Archaic Pronouns and Verbs in the Book of Mormon: What Inconsistent Usage Tells Us about Translation Theories,” Dialogue: A Journal of Mormon Thought 47, no. 3 (2014): 53-80; Roger Terry, “What Shall We Do with Thou? Modern Mormonism’s Unruly Usage of Archaic English Pronouns,” Dialogue: A Journal of Mormon Thought, 47, no. 2 (2014): 1–35.

[23] In brief van Joseph Smith aan William W. Phelps, 27 november 1832, in JS Letterbook 1, p. 4, geciteerd in Personal Writings of Joseph Smith, comp. Dean C. Jessee, rev. ed. (2002), 287.

[24] Brigham Young, “Remarks,” 27 August 1871, Journal of Discourses 14:226–27.

[25] Zie voor details en bronnen Philip L. Barlow, “Why the King James Version?: From the Common to the Official Bible of Mormonism,” Dialogue: A Journal of Mormon Thought 22, no. 2 (1989): 19–42. Zie ook zijn Mormons and the Bible: The Place of the Latter-day Saints in American Religion (New York: Oxford University Press, 1991).

[26] Het verlies van het onderscheid tussen het enkelvoud (thou, thee, thy) en het meervoud (ye) leidt tot problemen van interpretatie. Voetnoten kunnen dit echter verduidelijken. Zie bv. Eila Hedvall, Thou, Thee, Thy, Thine, Ye, You, Your, Yours: Second Person Pronouns in Two Bible Translations (Jonköping: School of Education and Communication, 2007).

[27] Zie hierover ook Ronan James Head, “Unity and the King James Bible,” Dialogue: A Journal Of Mormon Thought, 45, no. 2 (2012): 45–58.

[28] Barlow, “Why the King James Version?” Zie noot supra.

[29] First Presidency Statement on the King James Version of the Bible. https://www.lds.org/ensign/1992/08/news-of-the-church/first-presidency-statement-on-the-king-james-version-of-the-bible?lang=eng

[30] Zie bv. Grant Hardy, “The King James Bible and the Future of Missionary Work,” Dialogue: A Journal of Mormon Thought, 45, no. 2 (2012): 1–44.

[31] “The Laborers in the Vineyard,” http://www. lds.org/general-conference/2012/04/the-laborers-in-the-vineyard?lang=eng

[32] “The Joy of Living a Christ-Centered Life,” met een referentie naar Mattheüs 13:44, https://www.lds.org/general-conference/2015/10/the-joy-of-living-a-christ-centered-life?lang=eng

[33] Zie commentaar in  http://www.timesandseasons.org/index.php/2017/03/loosening-the-iron-grip-of-the-king-james-version-of-the-bible/ De verwijzing gaat onder meer naar Pres. Uchtdorfs toespraak “Fourth Floor, Last Door,” https://www.lds.org/general-conference/2016/10/fourth-floor-last-door?lang=eng

[34] Dallin H. Oaks, “The Language of Prayer,” https://www.lds.org/ensign/1993/05/the-language-of-prayer.p1?lang=eng

[35] Van den Toorn e.a., Geschiedenis, 253.

[36] Geciteerd in G. J. van der Vlis, De Statenvertaling,met verwijzing naar G. Brandt, Historie der Reformatie en andere kerkelijke geschiedenissen in en omtrent de Nederlanden (Amsterdam 1671–1704), deel 3.

[37] Nicoline van der Sijs , “De invloed van de Statenvertaling op de vorming van de Nederlandse standaardtaal,” in Nicoline van der Sijs (red.), Leeg en ijdel. De invloed van de Bijbel op het Nederlands (Den Haag, 2005), 39–58.

[38] Zo bijvoorbeeld in De Ster van 15 februari 1917, pp. 52–53, waar beroep wordt gedaan op de “Leidschen Bijbel” om te bewijzen dat er meer goden waren. De kerkleden hoorden duidelijk tot de pre-correlatie tijd, nog in de sfeer van de gedurfde, creatieve mormoonse theologie van de negentiende eeuw.

[39] Zie bijvoorbeeld De Ster van 1 maart 1941, p. 68–70; mei 1958, p. 136; januari 1960, p. 28; mei 1963, p. 148; juni 1965, p. 184; juli 1965, p. 221–223.

[40] God met jij aanspreken botst met de beleefdheidsconventie in het Nederlands, maar is een toevallig resultaat van taalevolutie. In het Frans en in het Duits hebben Tu en Du onwrikbaar standgehouden in de aanspreking tot God.

[41] Citatie in K. van der Zwaag, “Herziene Statenvertaling is een níéuwe vertaling,” Reformatorisch Dagblad, 25 september 2003.

[42] Cor van Bree, Historische taalkunde (Leuven / Amersfoort, Acco 1996), 124–125.

[43] Elbert Boot, “De Statenvertaling herzien,” Met andere woorden 29, no. 4 (9 december 2010): 8.

[44] Dit aspect ligt gevoelig omdat vanaf de 20e eeuw sommige Bijbelvertalingen ook teruggrijpen naar originele bronteksten die minder nadrukkelijk de goddelijkheid van Jezus bevestigen of die zelfs sommige sleutelverzen missen. Zie hierover onder meer Matthew Black, “The Christological Use of the Old Testament in the New Testament,” New Testament Studies 18, no. 1 (1971): 1–14; Kenneth W. Clark, “The Theological Relevance of Textual Variation in Current Criticism of the Greek New Testament,” Journal of Biblical Literature 85, no. 1 (1966): 1–16. Norman Russell, The Doctrine of Deification in the Greek Patristic Tradition (Oxford: Oxford University Press, 2004). Vanuit mormoons standpunt: Ronan James Head, “Unity and the King James Bible,” Dialogue: A Journal of Mormon Thought, 45, no. 2 (2012): 45–58.

[45] Taalunie: “In bepaalde contexten in de schrijftaal behoort het gebruik van ge/gij tot de verheven stijl. In grote delen van België en in het zuiden van Nederland is ge/gij gangbaar als informele aanspreekvorm in de spreektaal.”  (taaladvies vraag/343).
ANS:  “In religieus taalgebruik zijn de ge-vormen algemeen als aanspreekvorm voor het Opperwezen. Als archaïsche vorm komen ze een enkele keer voor, bijv. in officiële toespraken” (5.2.4.2, 1b). Archaïsch is het bijvoorbeeld om de Nederlandse koning alsnog met gij aan te spreken in een vormelijke verwelkoming.
Het zijn echter de meer recente corpusstudies die de bewegingen van gij in de tussentaal meten en vandaar de impact op de standaardtaal. Zie bv.  Johan De Caluwe en Evelien Van Renterghem, “Regiolectisering en de opkomst van tussentaal in Vlaanderen,” Taal en tongval 63, no. 1 (2011): 61–77. Zie de verwijzingen aldaar naar Taeldeman (2008) en  Vandekerckhove (2007) die “constateren dat de pronomina ge/gij voor de tweede persoon enkelvoud in opmars zijn, ook in regio’s waar het dialect nochtans een je-systeem hanteert.” De reden is onder meer de snel-geschreven email en chattaal, vooral door de jeugd. Zie ook in dat verband: Benny De Decker, “De dynamiek van het jonge Nederlands: sporen van tussentaalhomogenisering in Vlaamse tienerchattaal?”, Handelingen / Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis (Brussel, 2013), 199–218; Chloé Lybaer, Het gesproken Nederlands in Vlaanderen/ Percepties en attitudes van een spraakmakende generatie,  doctoraatsverhandeling  (Universiteit Gent, 2014).

[46] Stanley R. Larson, “A Study of Some Textual Variations in the Book of Mormon Comparing the Original and the Printer’s Manuscripts and the 1830, the 1837, and the 1840 Editions,” Thesis (Provo: Brigham Young University, 1974); George Norton, “Understanding Textual Changes in the Book of Mormon,” Ensign (December 1983); Royal Skousen, “Critical Methodology and the Text of the Book of Mormon,” Deseret Language and Linguistic Society Symposium 22, no. 1 (1994), 84–94. Oorspronkelijk in Review of Books on the Book of Mormon 6, no. 1 (1994): 121–144.

[47] Zie voor de grondslag van dat substraat Gordon Irving, “The Mormons and the Bible in the 1830s,” Brigham Young University Studies 13, no. 4 (1973): 473–488.