Onderzoeker

Onderzoeker

Hij had hun gezegd niet meer te komen
hij was hun moe
ze lepelden hem waarheid
als een moeder haar kind
de eerste spinazie
tegen de spartelende mond.

Hij had alles weggeblazen
het visioen het boek
de doopdatum en de elders.

Maar
een vruchtpluis was blijven zweven
vond aarde in de nauwste spleet
en wortelt en zwelt en baart.

Eeuwig met haar?
dan ook het kind?
het kind waarvan de foto
naast de brede kaars op de piano
wanneer ze weer verjaart
zijn ogen doet verdrinken.

Nu deelt hij zelf in het visioen
beiden weerom naast hem gezeten
zomaar vanzelf aan de haard
waarin het houtblok vlamt.

 

Vorig gedicht         Volgend gedicht