Kennismaken

Voor wie het mormonisme nog niet kent of verkeerd kent…

Nota over de naam van de kerk

Home

Meestal begint een kennismaking met het mormonisme bij de geschiedenis: “In 1820 zocht een 14-jarige jongen, Joseph Smith genaamd, naar waarheid…” Dan volgt de uitleg hoe de oorspronkelijke kerk van Christus hersteld werd, welke de belangrijkste leerstellingen zijn en hoe de kerk werkt.

Onze kennismaking begint echter bij hedendaagse “heiligen der laatste dagen” zelf, in hun dagelijks leven en hun diversiteit. Dat is nu eenmaal de boeiende werkelijkheid — de mensen zelf. De aandacht gaat naar wie ze zijn, wat ze geloven en hoe ze in de kerk functioneren. Zo krijg je beetje bij beetje een kijk op wat het betekent een “heilige der laatste dagen” zijn. Klik ook al eens op de links naar de muziek, wezenlijk deel van het beleven. Een tip: lees niet alles in één keer en geniet tussendoor van de zang en de videos.

Wil je meteen een bondig overzicht van geschiedenis, leer, organisatie en werking, ga dan naar het einde, “Het mormonisme samengevat vanuit de kennismaking“.

 

Inleiding

Op bezoek in een wijk

Freya, 19: na een toffe start, botert het niet echt
Anna, 82, en Dirk, 84: eeuwig perspectief en inzet voor vreemdelingen
Een Ghanees gezin: veilig in een multiculturele haven
Sandra, 68: trouw, vriendschap, God, maar wat met Hendrik?
Marijke, 16: de wrevel van een tiener
Mario en Joke, mid-vijftigers: dienen, Sanne weerzien en eeuwig samenblijven
Erwin, 45: wisselvallig en uitdagend
De familie Van Camp: deel van een mormoonse “dynastie”
Serge, 17: dokter worden, maar eerst op zending gaan?
Mark, 41: een bitter man
Nelly, 28: toegewijd, feministe en tempelwerkster
Kizza, 32: een homo uit Oeganda
De familie Layton: Utah-mormonen van een bepaald type
Gabriëlla, 96: getuige van geschiedenis, wachtend op de zalige dood
Herman, 72: Gods Geest brandt in ‘t harte
Robert en Rana: na jaren trouwe dienst, toch nog fout gelopen
Adriana, 59: vrouw van de bisschop
Johan, 79: uitgetreden benedictijn, theologisch bewust
Tina, 52: alleenstaand met een dilemma
Ivo, 63: het vangnet werkt
Wim, 28: “werkt voor de kerk”
Adeline, 44: leven na een neergeslagen droom
Daniel, 37: onwrikbaar rechtlijnig
Stef, 48: losgeweekt met heimwee
Joanna, 58: sociologe en geboeid observator
Sophie, 27, beveiligd en afgesloten mormoons


Het mormonisme samengevat vanuit de kennismaking

Geschiedenis van de mormoonse kerk
Leerstellingen: het plan van redding
Organisatie van de kerk
Werking van de kerk
Leven als mormoon

 

 

Inleiding

Vreemd klinkende zinnen?

Jonas is al 21 en nog steeds geen ouderling.
Suzy is de vrouw van de bisschop. Hij is het al voor de derde keer op twintig jaar.
De jongeren gaan volgende zaterdag dopen voor de doden.
Erik wordt 16 deze week. Zijn papa zal hem zondag tot priester ordenen.
Het ring-aapeejeevee-comité vergadert in het zètavee-lokaal.

Voor mormonen zijn die zinnen meteen evident. Welkom in hun wereld!

Mormonen zijn leden van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Met zo’n lange officiële naam konden ze niet aan de korte bijnaam mormonen onderuit. Die komt van hun geloof in het Boek van Mormon — daarover later. Ook de afkorting LDS voor Latter-day Saints is gebruikelijk, in het Nederlands HLD voor Heiligen der Laatste Dagen. Terwijl de officiële naam in elke taal anders is, is de bijnaam mormonen in alle talen herkenbaar, korter en dus handiger. Evenzeer het mormonisme. Sinds jaar en dag gebruikt ook de kerk zelf die termen, ondanks geregelde pogingen om er van af te raken en enkel de officiële naam te laten gebruiken. In 2018 deed kerkpresident Russell M. Nelson opnieuw een oproep om de bijnamen te weren. Binnen de kerk lukt dit enigszins, maar daarbuiten is het veel moeilijker.

In je buurt wonen zeker enkele mormonen, maar een kennismaking kan alvast via de media. Surf naar comeuntochrist.org/nld  waar je  contact kunt leggen met zendelignen. Verder lees je over mormoonse gezinnen (en over nog veel meer) in de Liahona — het maandblad van de kerk, wereldwijd verspreid in een vijftigtal talen en ook op internet te lezen (google Liahona en kies je taal).

Toegegeven, de mormonen op de site comeuntochrist.org en in de Liahona komen allemaal voorbeeldig en gelukkig over. De realiteit is meer uiteenlopend, want, net als in elke godsdienst, zijn lang niet alle leden even praktiserend of “actief”, zoals dat bij mormonen heet. En ook actieve leven kennen uitdagingen en problemen. De kerk telt ze echter allemaal als deel van de kudde en gaat prat op hun aantal: zeventien miljoen in 2023. Daarvan zijn er wereldwijd een dertig procent “actief”, gemeten aan het regelmatig bijwonen van een kerkdienst. Lijkt dat praktiserend aantal laag? Het is nog steeds hoger dan in de andere christelijke kerken die ook alle gedoopten tot hun populatie rekenen. Binnen de “actieve mormonen” zijn er verder ook varianten, van sterk geëngageerd tot matig, van diep overtuigd tot minder.

 

Op bezoek in een wijk

We bezoeken één van onze lokale mormoonse “wijken”. Een wijk kun je vergelijken met een katholieke parochie of protestantse gemeente. Het is dus geen stadswijk waar veel mormonen wonen, maar de groepering van leden die in dezelfde regio wonen en daar een kerkgebouw hebben. Het hoofd van een wijk is de bisschop — vergelijkbaar met een pastoor of dominee, maar zonder wedde, als tijdelijke functie, en naast zijn gewoon beroepsleven. Een bisschop kan een metser, landbouwer, advokaat of verzekeringsmakelaar zijn. In Europa, waar de kerk niet zo uitgebreid is, telt een kleine wijk gemiddeld een honderdtal actieve leden. In grote wijken kan dat tot enkele honderden oplopen. Wordt de groep nog groter, dan splitst men de wijk in twee wijken. Is de groep nog erg klein, dan spreken we van een “gemeente”.

De volgende personen, gekozen uit allerhande profielen, horen tot onze typische wijk. Ik breng hier weliswaar mensen samen die ik in verschillende gemeenten en wijken over vele jaren gekend heb, maar ze zijn stuk voor stuk representatief voor kerkleden. Namen zijn gewijzigd en gegevens door elkaar gehaald om privacy te verzekeren. Ik sluit niemand uit, ook niet wie problemen heeft, ook niet wie niet of minder actief is, want dat is nu eenmaal de realiteit. Via de mensen maken we kennis met de meeste aspecten van het mormoonse kerkleven en het geloof. Termen uit het mormoons taalgebruik staan schuingedrukt. Op het einde vat ik die gegevens overzichtelijk samen.

 

Freya, 19: na een toffe start, botert het niet echt

Freya is nog maar een goed jaar mormoons. Ze kwam in aanraking met de kerk toen ze als Nederlandse uitwisselingsstudente voor een jaar bij een mormoons gezin in Colorado verbleef. De vriendschap, de warme religieuze sfeer in het gezin en het sterk uitgebouwde jeugdprogramma droegen bij tot haar bekering. In die Amerikaanse omgeving viel het haar niet moeilijk te aanvaarden dat in 1830, bij monde van de toen 24-jarige profeet Joseph Smith, de oorspronkelijke kerk van Jezus Christus hersteld werd. Andere christelijke kerken waren immers in de loop der eeuwen afgeweken van de originele christelijke leer en organisatie. Hemelse boodschappers hadden Joseph Smith het oorspronkelijke priesterschap verleend. Freya luisterde ook geboeid naar de verhalen over de vervolgingen tegen de jonge kerk, hoe zij van plaats naar plaats verjaagd werden en hoe duizenden mormoonse pioniers met onnoemelijke opofferingen, in huifkarren en met stootkarren, dwars door de Verenigde Staten waren getrokken om in Utah en omliggende staten een onherbergzame woestijn vruchtbaar te maken. Freya kon ook een sessie van de halfjaarlijkse algemene conferentie in Salt Lake City bijwonen, samen met meer dan 20 000 andere kerkleden in het Conference Center. Een uitzonderlijke ervaring om te kunnen luisteren naar de algemene autoriteiten, waaronder leden van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen. Freya kon er zo goed aanvoelen dat ze hier in “Deseret’s sweet, peaceful land” was, in de schaduw van de bergen waarnaar in de negentiende eeuw zovele pioniers uit Europa gekomen waren. Zo hoorde ze het koor op de conferentie zingen:

High on the mountain top                           Hoog op der bergen kruin,
A banner is unfurled.                                     Daar wappert een banier.
Ye nations, now look up;                              Kom, hoor naar de bazuin,
It waves to all the world.                             De ware leer is hier.
In Deseret’s sweet, peaceful land,           In Zions schoon en vreedzaam land,
On Zion’s mount behold it stand!              Daar op een berg is zij geplant.

Lofzangen, n° 5: High on the Mountain Top – Mormon Tabernacle Choir

Freya had ook een centrum voor de welzijnszorg bezocht en had kunnen zien hoe de kerk voor behoeftigen zorgt, zelfredzaamheid bevordert, loopbaandiensten aanbiedt en wereldwijd humanitaire hulp verstrekt.

Maar nu Freya terug in Nederland is, vindt ze haar draai niet in onze lokale mormoonse wijk. Hier krijgt ze niet de complimentjes dat ze “great” en “special” is. Ze mist de grote, ervaren Amerikaanse wijk waar alles zo vlot verliep tussen een groep leeftijdsgenoten die allemaal in de kerk waren opgegroeid. Hier is er geen gelijkaardige “excitement” rond haar. Ze voelt zich zelfs wat buitengesloten tussen die groepjes die elkaar al jaren goed kennen en die het zo druk hebben met allerlei te plannen en te bespreken buiten haar. De twee uur vergaderingen op zondagochtend beginnen haar te vervelen — eerst de avondmaalsdienst, dan zondagsschool of  zustershulpvereniging, ook al was het vergaderschema in de Verenigde Staten identiek. Hier storen haar de zwakke toespraken, rommelige lessen en het ruw gedrag van een aantal leden. “De mensen hier hebben er geen idee van hoe de kerk zou moeten zijn”, heeft ze zich al eens laten ontvallen. Zal Freya actief blijven?

 

Anna, 82, en Dirk, 84: eeuwig perspectief en inzet voor vreemdelingen

Dirk, gepensioneerde tandarts, is al een halve eeuw mormoon. Hij vertelt soms zijn bekeringsverhaal, hoe hij, als gescheiden man, vechtend met depressies, de zendelingen ontmoette en hoe geloof en gebed hem er bovenop hielpen. Durven geloven in een werkelijke hemelse Vader, een goddelijk persoon van vlees en beenderen, betekende voor Dirk een heropleving van zijn kinderlijk geloof, maar nu gekaderd in een gedurfd perspectief: ook de opstanding zal letterlijk zijn, zoals die van Christus, en wij zullen als verheerlijkte personen, zoals God zelf is, de eeuwigheid actief beleven, samen met onze voorouders en onze nakomelingen die aan ons verzegeld zijn. Dat is voor Dirk de basis van zijn getuigenis, een diepe, persoonlijke overtuiging van de herstelde waarheid. Daarenboven sloot deze kerk geen gescheiden personen uit. Je mocht gewoon hertrouwen. Dirk hertrouwde op z’n vijftigste met Anna, eveneens gescheiden, podologe van beroep, ook een bekeerlinge die de kerk vond na een dooltocht naar waarheid en zekerheid. Hun kerkelijk huwelijk was een tempelhuwelijk, dat beiden voor eeuwig verbond, want ook het huwelijksleven kan na de dood verdergaan in wat verhoging heet. Dit is dan ook hun geliefkoosde lofzang:

Zullen wij elkaar ontmoeten aan de overzij van ’t meer?
Waar de golven zachtjes kabb’len, want daar zijn geen stormen meer.
Ja, ik zal, ja, ik zal, ja, ik zal u daar ontmoeten
en met blijdschap u begroeten aan de overzij van ’t meer.

Lofzangen, no. 62 – Shall We Meet Beyond the River – Pioneer Trek 2009
De link brengt u bij een herdenking van pioniers door mormoonse jeugd.

Al van tijdens hun kennismakingsperiode spraken Dirk en Anna erover om ooit eens op zending te gaan, iets wat ze niet hadden kunnen doen in hun jongere jaren. De kerk biedt ook die kans aan gepensioneerde koppels. Duizenden dienen zo de kerk voor een periode van zes maand tot twee jaar in tal van domeinen — in humanitaire projecten, in centra voor familiekunde, in bezoekerscentra bij historische locaties, of in plaatsen waar de kerk nog jong en onervaren is. Dirk en Anna hadden ervoor gespaard want koppels doen dit op eigen kosten. Na Dirks pensionering hadden ze een zending als senior missionaries aanvaard in Botswana, waar ze achttien maanden in de medische sector steun hadden verleend.

Nu zijn ze beiden in de tachtig. Zowel Anna als Dirk komen uit een socialistisch nest, wat hun aandacht als vanzelf naar onderdrukten en behoeftigen richt. Het mormonisme, met zijn aandacht voor armen en behoeftigen, gaf hun een nieuw kader voor dienstbaarheid, in het bijzonder voor allochtonen — immigranten of politieke of economische vluchtelingen, voor wie de kerk een thuis is. Sommige allochtonen waren al voor hun komst in Europa lid van de kerk, anderen werden het in onze contreien. Voor die mensen zoeken Dirk en Anna huisvesting, onderhandelen met eigenaars, helpen papieren in orde te brengen, verlenen materiële en geestelijke steun… Zelfs nu, op z’n hoge leeftijd, is Dirk de eerste die zijn hand reikt naar een onbekende die het kerkgebouw binnenstapt.

 

Een Ghanees gezin: veilig in een multiculturele haven

Adowa, 42, is in dienst bij een taxibedrijf. Al geruime tijd woont hij hier samen met zijn vrouw Mayowa, 39, en hun drie kinderen. Ghanese vrienden hebben hem hier bij de kerk gebracht. Niet verwonderlijk: de jongste jaren zijn meer dan de helft van alle mormoonse bekeerlingen in West Europa elders geboren, velen komen uit Afrika. Ontheemd, op zoek naar integratie, vinden deze mensen in de mormoonse kerk een nieuwe thuishaven te midden van de lokale leden en andere migranten. Dat de kerk vroeger het priesterschap niet aan zwarten verleende was moeilijk te begrijpen, maar, volgens Adowa, compenseren het huidig welkom en de warme waardering voor hun deelname ruim dat akelig Amerikaans racisme uit het verleden.

In onze mormoonse wijk is Adowa nu zondagsschoolpresident en Mayowa raadgeefster in de leiding van de zustershulpvereniging, de organisatie voor mormoonse vrouwen — kortweg ZHV (“zètavee”) genoemd. In een mormoonse wijk hebben immers nagenoeg alle leden, mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, een tijdelijke taak. Er is geen beroepsclerus. Adowa draagt, zoals alle volwassen mannen, het hogere of Melchizedekse priesterschap en heeft het ambt van ouderling. Onlangs heeft hij Ejo, zijn oudste zoon, net twaalf, het lagere of Aäronische priesterschap verleend en hem tot het ambt van diaken geordend: zo kan de jongen tijdens de avondmaalsdienst nu mee het avondmaal ronddienen — schalen met stukjes brood en bekertjes water om het lichaam en bloed van Christus en zijn verzoening te gedenken. De jongen is goed geïntegreerd en spreekt vlot Nederlands. Adowa is trots op zijn zoon. Mayowa zelf heeft het soms moeilijk omdat de taal voor haar een handicap blijft. Maar ook zij heeft een taak: het bijhouden van de presentielijst in de ZHV-vergadering. Zo leert ze iedereen goed kennen. Ze vindt er ook plezier in voor de paar jonge Amerikaanse zendelingen in de wijk te koken en ze culinair op te voeden: avocadosalade met pindadressing, akoko mmire (kip op z’n Ghanees) en jollof rijst zijn haar specialiteiten. Heel de wijk heeft er al van geproefd op het vorige multicultureel buffet van de ZHV.

Als Adowa of Mayowa al eens in het openbaar leven racisme of discriminatie ervaren, dan maakt hun mormoonse gemeenschap dat ruimschoots goed.

 

Sandra, 68: trouw, vriendschap, God, maar wat met Hendrik?

Sandra komt uit een arbeidersmilieu. Jarenlang heeft ze in een textielatelier gewerkt. Een vriendin bracht haar zo’n twintig jaar geleden in contact met de zendelingen. Hendrik, haar man, een forse bouwvakker, luisterde mee naar die sympathieke “jongens” die met hun Amerikaans accent en met de nodige prenten over het plan van redding vertelden: we bestonden reeds als geesten in het voorbestaan en kwamen naar de aarde voor een proeftijd om ons voor te bereiden op de volgende fase na de dood. Daartoe zijn geloof in Christus, bekering, de doop en de gave van de Heilige Geest door handoplegging nodig. Of Sandra en Hendrik die stap wilden zetten? Ze leerden persoonlijk bidden in vier eenvoudige stappen: richt je tot je hemelse Vader, dank Hem voor zaken waar je dankbaar voor bent, vraag Hem waar je behoefte aan hebt en eindig in de naam van Jezus Christus.

Na een maand werden beiden gedoopt. Maar Hendrik gaf het snel op. Hij was niet echt godsdienstig ingesteld en de tiende als geldelijke bijdrage stak hem tegen. Ook had hij last met het woord van wijsheid, een gezondheidsregel die tabak, alcohol, koffie en thee verbiedt. Tabak en alcohol, tot daar toe, maar géén ochtendkoffie, dat was er teveel aan. Sandra bleef komen. Wat ziekelijk, moeilijk te been, zit ze elke zondag toch opgewekt op haar vaste plek in de avondmaalsdienst. Ze houdt van de vriendschap die ze in de kerk ervaart en zou voor geen geld de diensten willen missen. In alles ziet ze de hand van God. In de les tijdens de zondagsschool en tijdens de vergadering van de zustershulpvereniging — de ZHV — neemt ze graag het woord, soms wat te graag vinden sommigen, maar haar eenvoud en enthousiasme werken ook aanstekelijk. Ze vergeet ook nooit verjaardags‑, dank- of aanmoedigingskaartjes te bezorgen aan al wie op haar wekelijks lijstje prijkt. Alleen vraagt Sandra zich bezorgd af hoe haar hemel er zonder Hendrik zal uitzien. De bisschop en anderen stellen haar gerust: dat komt best in orde daarboven. Toch bidt ze dagelijks voor zijn terugkeer naar activiteit in de kerk. Haar geliefkoosd lied is de protestantse lofzang die ook in het mormoons zangboek voorkomt, naar een tekst van Katharina von Schlegel op muziek van Sibelius:

Kalm nu, mijn ziel: de Heer zit naar u om;
Draag met geduld uw kruis van smart of pijn.
Laat aan uw God het hoe en het waarom;
bij elke wending zal Hij met u zijn.
Kalm nu, mijn ziel: Uw Vriend, uw Heiland leidt
langs ’t doornig pad naar eeuw’ge zaligheid.

Lofzangen, no. 86 – Be Still, My Soul – Mormon Channel
De link verbindt met een Mormon Channel video over een drugsverslaafde moeder.

 

Marijke, 16: de wrevel van een tiener

Marijke’s ouders werden bekeerd toen zijzelf nog maar vier jaar oud was. De kinderjaren in het jeugdwerk vond ze leuk. Ze genoot er van het zingen en het knutselwerk. Het jeugdwerk is de organisatie voor kinderen van drie tot elf en vergadert ‘s zondags in leeftijdsklasjes terwijl anderen eigen vergaderingen bijwonen. Ook de voorbereiding op de doop, en de doop zelf op achtjarige leeftijd (haar papa dompelde haar onder), waren hoogtepunten in Marijke’s kindertijd.

De overstap naar de jongevrouwen, voor de leeftijd van twaalf tot achttien, leverde geen hindernis op. De eerste leeftijdsgroep van twaalf en dertien (wanneer de jongens diaken in het priesterschap zijn) was nog wel te pruimen. Bij de overgang naar de groep van veertien en vijftien (wanneer de jongens leraar in het priesterschap zijn) klikte het echter niet met een volgens Marijke betuttelende raadgeefster in het jongevrouwenpresidium. Nu ze deel is van de groep van zestien en zeventien (wanneer de jongens priester in het priesterschap zijn) borrelt er rebellie. De lange zondagse bijeenkomsten steken haar tegen — altijd maar luisteren en op dezelfde vragen over Christus en het evangelie antwoorden. De nadruk op normen en waarden ergert haar. Wat een onzin, die aandacht voor de lengte van een rokje of het aantal oorringetjes. En is het wel waar, dat eerste visioen van Joseph Smith en het bezoek van hemelse boodschappers? Met de enkele andere mormoonse meisjes van haar leeftijd loopt het ook niet vlot — die praten liever niet over de twijfels waar Marijke mee worstelt. Nee, ze voelt zich alleen goed bij haar vriendinnen op school, die gelukkig zelfs niet weten dat zij mormoon is. ‘s Zondags zou ze liever met de toffe scoutsgroep van enkele van die vriendinnen meegaan. Maar ze weet dat het haar moeder veel verdriet zou doen als ze niet meer mee naar de kerk zou gaan. Als ze achttien is, houdt ze zich voor, maakt ze haar keuze.

En toch… Als de nukkige tiener een klasje jeugdwerkkinderen hun pakkend liedje Ik ben een kind van God hoort zingen, welt er nog steeds warmte in haar op.

Ik ben een kind van God, door Hem op aard’ gebracht.
Hij heeft mij met een veilig thuis en ouders lief bedacht.
Leid mij, help mij, blijf dicht bij mij, vraag ik hun steeds weer,
leer mij al wat ik moet doen dat ik tot Hem wederkeer.

Lofzangen, no. 195 – I am a child of God – Mormon Channel music video
Een bijzonder mooie video met stemmen uit heel de wereld.

 

Mario en Joke, mid-vijftigers: dienen, Sanne weerzien en eeuwig samenblijven

Mario en Joke sloten bij de kerk aan toen ze dertig waren. Hij is vertegenwoordiger voor farmaceutische producten, zij verpleegster. De leer van een werkelijke, persoonlijke hemelse Vader en Moeder en van het eeuwig huwelijk — het na de dood verder kunnen leven als koppel en als gezin — sprak hen diep aan. Een paar jaar voor ze de zendelingen ontmoetten, hadden ze hun dochtertje van twee aan een ongeneeslijke genetische afwijking verloren. Het mormonisme bood hun de unieke leer dat ze de kleine Sanne in de opstanding als kind zouden terugkrijgen en kunnen grootbrengen in een volmaakte sfeer. Zij wacht nu op hen in de geestenwereld.

In de mormoonse kerkgemeenschap van hun stad vonden Mario en Joke alvast de troost en het plezier om veel met kinderen te werken, in het jeugdwerk voor de leeftijd van drie tot elf, en bij de organisaties voor jongemannen en jongevrouwen van twaalf tot achttien. Een jaar zondagsschoolles geven aan een klasje pubers was Jokes zwaarste opdracht. Daar heeft ze afgezien want ook onder mormoonse tieners kunnen ettertjes voorkomen. Mario heeft ook een vijftal jaar als bisschop van de wijk gediend.

Thans geven Mario en Joke samen les aan twaalf- en dertienjarigen in de zondagsschool en begeleiden ze ook het jaarlijks zomerkamp. Een paar keer per maand bezoeken ze kerkleden die in rusthuizen verblijven, ook de demente broeder Tritsmans die niemand meer herkent. Wekelijks mogen de jonge zendelingen die in hun wijk werken komen eten. Voor Mario en Joke is de kerk hun leven. Nagenoeg elke eerste zondag van de maand, tijdens de getuigenisvergadering, geven ze doorvoeld uiting aan de vreugde lid te mogen zijn van de kerk. Hun lievelingslofzang, waarbij ze bij “heil’ge eng’len” telkens aan Sanne denken:

Dierb’re kind’ren, God is met u. Hij houdt dag en nacht de wacht;
en Hij wil u gaarne zeeg’nen, als gij ’t goede steeds betracht.
Stelt vertrouwen, stelt vertrouwen in zijn liefd’ en in zijn macht.

Dierb’re kind’ren, heil’ge eng’len letten steeds op wat gij doet.
Trouw wordt alles opgeschreven, elke hand’ling, kwaad of goed.
O, weest deugdzaam, o, weest deugdzaam, God zal zeeg’nen ’t rein gemoed.

Lofzangen, no. 61 – Dearest Children, God Is Near You – Mormon Channel (meisjes- en vrouwenkoor)

Toch dragen Mario en Joke ook een ander kruis: het onbegrip van de ouders van Joke. Die verwijten haar en Mario bij een sekte te zijn aangesloten en zich te hebben laten brainwashen. Regelmatig bezorgen ze hun dochter antimormoons materiaal. Aan Joke vragen ze schamper of Mario er niet in het geheim nog een of meerdere vrouwen op nahoudt. En als Joke een tiende van haar loon aan de kerk geeft, dan hoeft ze geen cadeau voor haar verjaardag of voor kerstmis te verwachten, laat staan ook maar iets van erfenis later. Mario en Joke vrezen telkens het moment dat een televisie-uitzending of een weekblad weer wat over mormonen vertelt, want dat is nagenoeg altijd met foutieve informatie of verwarring met polygamisten die niets met de kerk te maken hebben. Dat krijgen ze daarna weer voorgeschoteld bij Jokes ouders. Mario is boos op de media omdat die oppervlakkig wat sensatie zoeken, zonder de gevolgen te beseffen.

 

Erwin, 45: wisselvallig en uitdagend

Erwin kan je niet evenwichtig noemen. De stoere elektricien komt met vlagen naar de zondagdiensten, enkele maanden aan een stuk, om dan weer lange tijd te verdwijnen. Maar als hij komt voert hij meteen het hoge woord in de gesprekken in de zondagsschool (voor mannen en vrouwen samen) of in de priesterschapsvergadering (voor mannen). Van zijn vader, een naoorlogse bekeerling tot de kerk, heeft hij Amerikaanse boeken uit de jaren 1950 geërfd, een aantal met opvattingen die de kerk niet of niet meer aanhangt. Erwin pakt er graag mee uit — waar de verloren stammen Israëls terecht zijn gekomen, wat voor toekomst de “zonen des verderfs” hebben, of hoe de continenten nog één geheel vormden toen de zondvloed begon. De andere leden laten hem z’n geanimeerde zeg doen, hoewel het verwarrend en irriterend is. De bisschop laat betijen en rekent op de verdraagzaamheid van de leden. Toch hopen sommigen stiekem dat Erwin weer een aantal maanden inactief wordt.

 

De familie Van Camp: deel van een mormoonse “dynastie”

De ouders — hij elektronicus, zij huismoeder — zijn jonge dertigers met al vier kinderen. Dit gezin typeert een zogenaamd “ideaal” van mormoonse beleving, maar soms met verscholen minpunten.

Godsdienst doordringt hun gezinsleven: samen ‘s morgens en ‘s avonds geknield bidden in een gezinskring; nog een kort gebed voor elke maaltijd; dagelijks een kwartiertje samen in de Schriften lezen (Bijbel, Boek van Mormon, Leer en Verbonden of Parel van grote waarde, ook wel de standaardwerken genoemd); gezinsavond op maandag met liedjes, een les en spelletjes. De vader, Melchizedeks-priesterschapsdrager zoals alle volwassen mormoonse mannen, heeft elk van z’n kinderen ingezegend, enkele weken na de geboorte: de inzegening is een kort moment tijdens de avondmaalsdienst waarop hij en andere priesterschapsdragers de baby vasthouden en de vader een zegen uitspreekt. Thuis, bij ziekte of andere nood, legt hij zijn handen op het hoofd van vrouw of kind en spreekt woorden van troost en beterschap uit. Hij doopt elk kind wanneer het acht jaar oud wordt. Hij zal zijn zonen ordenen tot priesterschapsambtendiaken als ze twaalf worden, leraar op veertien, priester op zestien en ouderling op achttien. De moeder waakt over normen en waarden, leert de kleintjes persoonlijk bidden, laat de kinderen sparen voor het later vervullen van een zending, zorgt voor onderricht en huiselijke sfeer, overtuigd dat dit haar eerste verantwoordelijkheid is. Maar mogelijk verbergt zij de spanning waar meer dan één mormoonse vrouw met een groot gezin mee kampt: het beeld van perfectie ophouden en bij falen de dreiging van depressie afhouden.

Buitenshuis draait het leven van de Van Camps evengoed rond de kerk. Naast de zondagse bijeenkomsten, waar ze de handen vol hebben, zijn er op avonden in de week een wijkraad of andere leidersvergaderingen of is er een bezoek te brengen aan een gezin dat hulp nodig heeft. Op zaterdag al eens het kerkgebouw helpen schoonmaken of een dagtrip naar de tempel. Regelmatig vragen de zendelingen hen mee op onderwijs aan onderzoekers of is er hulp te bieden bij een dienstbetoonproject. Of zuster Van Camp nu dinsdag voor een zieke moeder een warme gezinsmaaltijd kan verzorgen? Of broeder Van Camp de geluidsinstallatie voor de komende dansavond kan regelen? Ze doen het.

In de jaren 1930 waren de overgrootouders Van Camp hier al mormoon, maar, in tegenstelling tot vele anderen, zijn ze niet naar Amerika geëmigreerd. Al een paar generaties zijn hen opgevolgd, telkens met vrij grote gezinnen van vier, vijf kinderen. Van de jongere generaties zijn er wel een paar in Amerika beland, meestal door te gaan studeren aan de mormoonse Brigham Young University in Utah en daar een levenspartner te hebben gevonden. Maar het gros is nog steeds in Nederland. Een “dynastie” met doorwinterde tradities. In zendingsgebieden met nog weinig leden zijn dergelijke families kostbaar voor de stabiliteit van de kerk en voor leiderschap. Bij deze generatie-mormonen is familiale en kerkelijke trouw haast hereditair, zoals bij orthodoxe joden of moslims. Daar zit soms ook een minpunt: de druk van de gezinstradities en de verwachtingen van ouders en grootouders kunnen voor de jongere generatie meer bepalend voor inzet dan geloofsovertuiging zijn. En als er dan toch de een of andere inactief wordt, steekt de pijn des te erger. De hand blijft uitgestrekt naar de inactieve zoon of dochter, maar ouders lijden onder een schuldgevoel van falen.

 

Serge, 17: dokter worden, maar eerst op zending gaan?

Serge zit in het laatste jaar middelbaar. Uitmuntend student, wiskundeknobbel, met geneeskunde al van jongs af aan als doel — dokter worden zoals zijn moeder. Zijn idool is hartchirurg William DeVries, de mormoon die het eerste kunstmatige hart ontwikkelde en succesvol inplantte. Serge is geboeid door de research in het Amerikaanse Huntsman Cancer Institute, gesticht en gefinancierd door de mormoonse miljardair John Huntsman. Online volgt hij de activiteiten van het Collegium Aesculapium, een internationale organisatie voor mormoonse geneesheren en gezondheidswerkers.

Liefst zou Serge meteen na het middelbaar aan zijn hogere studie beginnen, maar voor een mormoonse jongen komt eerst de zending er aan. Twee jaar naar een ander land, vaak in een andere taal, om er het herstelde evangelie te prediken en aan dienstbetoon te doen, dag aan dag samen met een even jonge collega, die meestal uit een nog ander land komt. Hard werken en aan strikte regels onderworpen zijn. Serge huivert ervoor en verlangt ernaar. Want op zending gaan zit diep in het verwachtingspatroon van mormoonse ouders en de lokale gemeenschap. Ze zingen het vaak genoeg:

Het moog’ niet zijn naar het hooggebergt’
of over de oceaan,
het moog’ niet zijn naar het strijdgewoel
dat Christus mij eens doet gaan.
Maar roept nu zijn stem, zo zacht en zoet,
naar paden mij onbekend,
dan antwoord ik: Heer, houd mijn hand gevat;
ik ga daar waarheen Gij mij zendt.

Ik ga daar waarheen Gij mij zendt, o Heer,
over bergen of vlakten of zee;
ik spreek dan wat Gij mij te spreken geeft;
wat Gij wilt zal ‘k wezen, o Heer.

Lofzangen, no. 179 – I’ll Go Where You Want Me to Go – Mormon Tabernacle Choir

Wie niet gaat, ook al neemt niemand dat kwalijk, zal die lacune zijn leven lang meedragen. “Niet gaan” doet jongeren dan ook afhaken uit de kerk. “Gaan”, daarentegen, opent een ritueel dat enkele maanden duurt: het interview met de bisschop, het indienen van de formulieren, het wachten op de oproepingsbrief, het opwindend openen ervan in het bijzijn van familie en vrienden, de verrassing van het toegekende land, de handoplegging voor priesterschapsordening tot het ambt van “elder” (ouderling), de begiftiging in de tempel, de afscheidsdienst waar mormoonse leeftijdsgenoten (de jonge alleenstaanden tussen 18 en 30) van heinde en ver naar toekomen, en het emotionele vertrek. Dan, na twee jaar in een uitdagend rijpingsproces, de feestelijke terugkeer. Voor de rest van je leven behoud je dat respectabel label van teruggekeerde zendeling. In het Amerikaans kerkjargon: RM (returned missionary).

Serge, in een mengeling van bereidheid om aan de verwachting te voldoen en van ongeduld om z’n studies te beginnen, is nog niet zeker of hij wel zal gaan. Natuurlijk hoopt hij op een Engelstalige zending, dat zou zijn taalbeheersing Engels enorm ten goede komen, en dat is dan weer meegenomen voor een carrière in medisch onderzoek. Trouwens, zoals hij ook wel weet, een zending is uitermate karaktervormend voor de ontwikkeling van wilskracht en dienstbaarheid. Dat kan een dokter later goed gebruiken.

 

Mark, 41: een bitter man

Ook de mormoonse antimormoon hoort er bij. Het is vaak iemand die in een mormoons gezin opgegroeid is, lang heeft meegedraaid en dan in een crisis afhaakt. Mark had nochtans, op het eerste gezicht, een normale kerkjeugd doorlopen. Zijn vader was wel van het bazige type en ook zijn moeder tolereerde geen afwijkingen. Dus was Mark op z’n negentiende op zending gegaan, conform de verwachtingen. Het werden twee moeilijke jaren daar in Rusland. De zendingspresident was herhaaldelijk moeten tussenkomen om de jongen te overtuigen op zending te blijven en zijn ouders niet te ontgoochelen. Toen hij terugkwam was hij wel trots dat hij het had volgehouden. De opgedane talenkennis, Russisch met leden en onderzoekers, Engels met de andere zendelingen, bleek na zijn studie in toegepaste economische wetenschappen de deur te openen voor een prima job bij een groot in- en uitvoerbedrijf. In de kerk bleef Mark actief, maar men belaadde hem met tijdrovend en frustrerend werk: de activiteiten voor de jongvolwassenen — de jovo’s — plannen en coördineren tussen de verschillende wijken. Dat liep herhaaldelijk in het honderd omdat Mark, naar zijn zeggen, onvoldoende steun kreeg van de lokale wijkverantwoordelijken. En ook in de wijk zelf moest Mark ook nog taken aanvaarden. Spanningen bouwden op.

Toen hij dertig was, verloor Mark zijn geloof van de ene dag op de andere. Natuurlijk woelde het al langer. Maar hij verwijst enkel naar wat de doorslag gaf: hij ontdekte verschillende versies van het eerste visioen van Joseph Smith. Dat kon toch niet. Hij voelde zich bedrogen. Alle frustraties uit zijn jeugd verweet hij zijn ouders en de kerk. Het fenomeen is bekend in alle strikte religies wanneer een kind, meestal als jonge volwassene, losbreekt uit wat het als opgedrongen identiteit begint te ervaren en er een geschikte reden voor aangrijpt. Psychologen spreken van het verwerpen van de validiteit van de sociale metastructuur. Eén los draadje kan volstaan om alles te ontrafelen.

In tegenstelling tot de meesten die in zo’n crisis afhaken en de kerk links laten liggen, met ook herinneringen aan het goede, kon Mark het mormonisme niet ongemoeid laten — vergelijkbaar met verbitterde antiklerikalen uit katholieke of calvinistische milieus. Hij blijft de kerk met schuld overladen, informeert zich intens op internet over al wat de kerk aangaat, pikt alle kritiek op en zet die op een eigen website. Dat doet hij nu al meer dan tien jaar. Over deze mensen zeggen kerkleiders al eens: “Ze verlaten het mormonisme, maar kunnen het niet loslaten”. Op die manier hoort Mark er eigenlijk nog steeds bij.

De bisschop weet niet goed hoe met Marks houding om te gaan. Normaal kan er een disciplinaire raad komen omdat Mark al jaren andere leden probeert te ondergraven en de kerk schade toebrengt. Zo’n raad van leidende priesterschapsdragers moet met veel geduld de overtreder helpen zijn fouten in te zien en zich te bekeren, maar als dat niet lukt kunnen ondercensuurstelling of zelfs excommunicatie volgen. De betrokkene is dan nog steeds welkom en krijgt extra aandacht zo hij dat wenst. Hij kan wel geen roeping aannemen en niet van het avondmaal nemen tot de maatregel wordt opgeheven. De bisschop beseft echter ook dat Mark zo’n disciplinaire raad zal aangrijpen om de hele procedure in het openbaar verkeerd voor te stellen. Dus best negeren of zo helpend mogelijk trachten te antwoorden? Geen van beide is ideaal: als een lid Mark vriendschappelijk probeert te contacteren, dan beweert hij dat de kerk hem achtervolgt. Komt niemand op bezoek, dan zegt hij dat de kerk omgang met hem verbiedt. Als mens blijft Mark een mormoons zorgenkind.

 

Nelly, 28: toegewijd, feministe en tempelwerkster

Haar ouders werden lid toen Nelly dertien was. Voor de jonge tiener klikte het met de kleine groep jongens en meisjes in de kerk. Opgewekt en animerend deed Nelly aan alle jeugdactiviteiten mee — speciale weekends, zomerkampen en het seminarie (een doordeweekse godsdienstcursus voor tieners van 14 tot 18). Haar gewone schoolwerk leed er wat onder, maar het verplichtte haar zich beter te organiseren en prioriteiten te stellen. In het hoger onderwijs ontpopte ze zich tot een goede studente en had op 22-jarige leeftijd een diploma biochemie op zak. Ze heeft toen aangegeven op zending te willen vertrekken (meisjes staan niet onder een gelijkaardige druk als jongens om op zending te gaan). Ze werd naar Engeland geroepen. Voor meisjes duurt een zending achttien maanden, twee-aan-twee werkend met een andere zusterzendelinge.

Tijdens haar zending werd de hardwerkende Nelly kritisch. Ze begon te beseffen hoe mannen de zendingsorganisatie beheersten, met elders (ouderlingen) jonger dan zijzelf en die dan districts- en zoneleiders werden. Ze ondervond hoe Amerikaans conservatisme de visie van haar zendingspresident bepaalde. Een oprecht man, gepensioneerde zakenman, maar toch zo “vriendelijk bevoogdend” tegenover vrouwen. Het irriteerde haar. In de wijk waar ze werkte leerde ze Susan kennen, een oudere zuster die in kerkgeschiedenis beslagen was. Van haar leerde Nelly het breder perspectief — hoe in de negentiende eeuw mormoonse vrouwen ook priesterschapsbevoegdheden hadden en hoe zij tot in de jaren 1960 over een grote organisatorische autonomie in de kerk beschikten. De kerkleiding schroefde die autonomie echter drastisch terug toen in de bredere maatschappij de vrouwenemancipatie gelijke rechten eiste. De kerkleiding vreesde dat die beweging het gezin zou ondermijnen en, volgens Susan, allicht ook de prerogatieven van het mannelijk leiderschap. Vandaar de vele toespraken over het gezin en de rol van man en vrouw. Maar met de jaren rukken nieuwe generaties mormoonse vrouwen aan. Met het internet vinden die elkaar in feministische blogs. Nu, zei Susan tegen Nelly, werkt de kerkleiding beetje bij beetje aan een nieuw evenwicht, zonder de druk openlijk toe te geven. Als bepaalde zaken je echt tegensteken kun je natuurlijk boos uit de kerk stappen, maar je kunt ook van binnenuit aan verbetering werken en je stem op gepaste wijze laten horen. Stapje voor stapje komen er op die manier wijzigingen, de talrijke voorbeelden bewijzen het. “Maar zonder de mannen hun eigenwaarde te laten verliezen”, gniffelde Susan erbij. “Sommigen zijn toch zo graag president of hogepriester.”

Nelly keerde gerijpt en breeddenkend weer naar haar thuisstad, waar ze werk vond in een labo voor voedselveiligheid. Ze blijft zich zonder reserve voor de kerk inzetten — nu als lerares voor het instituut, een doordeweekse godsdienstcursus voor de jongvolwassenen. Als feministe volgt ze de raad van Susan: je kunt best van binnenuit verandering stimuleren, eerder dan als kritische buitenstaander. Ze volgt Engelstalige feministische blogs van mormoonse vrouwen in de wereld en commentarieert duchtig mee — onder een schuilnaam en al eens bitsig op de kerkleiding. Ja, het is ook haar mening: vrouwen verzetten heel veel kerkwerk aan de basis en zorgen voor het grootste deel van het lokale onderwijs en dienstbetoon, maar er is meer vrouwelijke inbreng nodig op de hogere echelons. Nelly vindt ook dat een vrouw het normengesprek voor meisjes en vrouwen moet voeren (bijvoorbeeld om naar de tempel te mogen gaan), of er minstens bij moet zijn als de bisschop de vragen stelt, in het bijzonder de vraag over zedelijke reinheid. Het past toch niet dat een oudere man daarover vragen aan een tienermeisje stelt! Ze weet zeker dat op termijn vrouwen het priesterschap zullen krijgen — niet om een ingebeelde eer, maar om meer vrouwelijke impact op het hogere beleid. Ook zet ze graag het mormoons concept van de hemelse ouders in de verf want God is niet alleen. Naast hem staat een hemelse Moeder, zoals verwoord op het einde van het lied O mijn Vader, van de hand van de negentiende-eeuwse mormoonse dichteres Eliza R. Snow — de lofzang die Nelly verkiest:

‘k Had geleerd te zeggen “Vader” door uw Geest, die werkt alom,
maar voordat der kennis sleutel werd hersteld, wist ‘k niet waarom.
Zijn daarboven enkel vaders? Nee, dat schokt de rede zwaar,
want de rede en d’eeuw’ge waarheid zeggen: ‘k heb een Moeder daar.

Mag ik, als mijn proeftijd om is, als mijn stof tot d’aarde keert,
Vader, Moeder, u ontmoeten in het rijk waar Gij regeert?
Als ik dan geheel volbracht heb al het werk door U geboön,
wil dan toestaan dat ik kome en voor eeuwig bij U woon’.

Lofzangen, no. 190 – O My Father – Versie met Chad Truman en Alex Boye

O my Father – Mormon Tabernacle Choir

Precies daarom gaat Nelly graag naar de tempel. De tempel is een heel ander gebouw dan het gewone kerkgebouw (dat meer een soort functioneel parochiecentrum is). Een tempel is groter, statiger en alleen toegankelijk voor toegewijde leden met een tempelaanbeveling — een pasje dat toegang verleent. Google “Mormon temples” om een idee van de buiten- en binnenkant te hebben. Tegenover enkele tienduizenden kerkgebouwen in de wereld zijn er in verhouding maar een honderdzeventig tempels (in 2020). Nagenoeg elk Europees land heeft minstens een tempel. Voor Vlaanderen en Nederland is er één, nabij Den Haag. Daar gaat Nelly een paar keer per maand naartoe als tempelwerkster. Ze vindt er een feministische bevestiging, zoals Joseph Smith de tempeldienst had ingesteld: vrouwen nemen actief aan de verordeningen deel in een weerspiegeling van de mannelijke inbreng. Die sobere ceremonies, waarbij alle deelnemers in het wit gekleed zijn, symboliseren het pad van de mens op weg naar de eeuwigheid. In die context kan elke vrouw priesteres zijn, op gelijke voet met de man. “Nu dit ook buiten de tempel gerealiseerd zien”, denkt Nelly. “Het moet er uiteindelijk komen, als deel van de nog steeds lopende herstelling van alle dingen”.

 

Kizza, 32: een homo uit Oeganda

Als homo moest hij vluchten uit zijn thuisland. Hij kwam terecht in België waar hij een asielaanvraag indiende. Op straat ontmoette hij de zendelingen. Op alles knikte hij instemmend en was meteen bereid gedoopt te worden. De bisschop had bedenkingen dat het te snel ging — begreep deze onderzoeker, met zijn beperkt Engels, wel wat “heilige-der-laatste-dagen-zijn” impliceerde? Maar de districtsleider van de zendelingen had de bisschop verzekerd dat Kizza op alle vragen juist geantwoord had: ja, hij gelooft in God en in Christus; ja, hij heeft een getuigenis van de herstelling; ja, hij heeft zich bekeerd; ja, hij zal de geboden onderhouden: kuis leven, tiende betalen, het woord van wijsheid onderhouden en ‘s zondags naar de kerk komen; en ja, hij wil zijn doopverbond getrouw naleven. Het lijstje was netjes afgepunt. De doop vond plaats, twee weken na de eerste ontmoeting met de zendelingen. Zendelingen dopen graag en snel, terwijl lokale leden, die voor de opvang en begeleiding van bekeerlingen moeten zorgen, liever een langere voorbereidingsperiode zien. Het leidt al eens tot conflicten tussen ongeduldige zendelingen die willen scoren en ervaren leden. Zendelingen worden om de zoveel maanden overgeplaatst naar een andere stad en keren na twee jaar naar huis, zonder de gevolgen van te snelle bekeringen te moeten dragen.

Maar Kizza, in tegenstelling tot andere snel-gedoopten die even snel inactief worden, bleef trouw komen, blij met z’n nieuwe thuis en die leuke zendelingen. Zijn geloof is uitbundig Afrikaans, met verwijzingen naar dromen en miraculeuze verschijningen. De asielaanvraag is ondertussen in orde en Kizza vond werk bij een tuinbedrijf. Hij is nu tot priester geordend en zegent mee het avondmaal in. Hij leest het gebed woord voor woord, in het Nederlands, intens articulerend:

O God, eeuwige Vader, wij vragen U in de naam van uw Zoon, Jezus Christus, dit brood te zegenen en te heiligen voor de zielen van allen die ervan nemen, opdat zij mogen eten ter gedachtenis van het lichaam van uw Zoon en U, o God, eeuwige Vader, betuigen dat zij gewillig zijn de naam van uw Zoon op zich te nemen en Hem altijd indachtig te zijn, en zijn geboden te onderhouden die Hij hun heeft gegeven, opdat zij zijn Geest altijd bij zich mogen hebben. Amen.

Kizza doet z’n best andere Oegandezen naar de kerk te brengen. Met één blijkt hij heel bevriend. Dat maakt de bisschop ongerust. Wat als Kizza zou huwen met een andere man, zoals de wetgeving bij ons toelaat? De kerk is tegen het homohuwelijk maar gelooft ook in gehoorzaamheid aan de wet. De bisschop zelf zou er geen graten in zien dat Kizza huwt, maar hogere leiders zijn nog niet zo ver. En hoe moet je dan optreden?

 

De familie Layton: Utah-mormonen van een bepaald type

Mormoonse Amerikaanse gezinnen belanden geregeld voor een jaar of meer in een wijk elders in de wereld, meestal in hoofdsteden of in belangrijke industriële of academische locaties. De vader is bedrijfsexpert, uitwisselingsprofessor of diplomaat en het gezin komt mee. Over het algemeen is zo’n gezin een dankbare aanwinst voor de lokale wijk: hartelijk, bereidwillig en ervaren in het kerkwerk, zorgen deze gezinsleden voor een stimulans, zeker als de wijk al enige tijd stagneert. Veel mormoonse wijken in de wereld herinneren zich nog lang de passage van zo’n inspirerend gezin.

In onze wijk valt de aanwezigheid van de Laytons echter niet zo mee. Ze zijn hier voor een jaar. De vader is data-analist voor een nieuwe vestiging van een internationaal bedrijf. Ze komen uit het negentig-procent mormoonse stadje Orem in Utah en zijn van pioneer stock, directe afstammelingen van pioniers die Utah in het midden van de negentiende eeuw gekoloniseerd hebben. Hun overgrootouders hebben nog de polygamie gekend, het zogenaamde meervoudige huwelijk, dat tot het einde van de negentiende eeuw een groot deel van de mormoonse gemeenschap kenmerkte.

Vader Layton is het type van de zelfzekere patriarch die zijn gezin, rustig en beheerst, als een raderwerk bestuurt, zoals hij het allicht zijn vader zien doen heeft, en zijn vader diens vader, en zo verder terug. Moeder Layton draagt een gelijkaardige bagage als homemaker mee, naar de normen van generaties moeders voor haar, opgegroeid in hechte mormoonse wijken van Utah, ver weg van de zondige wereld. Hun vijf kinderen — tussen vijf en zestien jaar oud — zijn voor het eerst weg uit hun vertrouwde omgeving. Vader heeft hen stevig voorgehouden dat ze voorbeelden moeten zijn — tonen hoe echte mormoonse jeugd zich gedraagt. Europa, dat heeft hij laten verstaan, is atheïstisch, socialistisch en onzedig, maar zij kunnen door hun voorbeeld het verschil maken. De kinderen gaan naar de Amerikaanse school want het is, volgens de Laytons, algemeen geweten dat lokale scholen hier een haard van seks en druggebruik zijn. ‘s Zondags, netjes gezeten in hun rij in de kerk — de meisjes met halflange rokken en speld of strikje in het haar, de jongens in pak en das als mini-business men — kijken ze onwennig naar de converts, bekeerlingen, waaronder een kortgerokt meisje en twee volwassen vrouwen met een lange broek. Ja, zo blijkt uit hun blik, de leden hier hebben nog veel te leren. Vorige maand was er weer een incident. De jongeren hadden een bioscoopavond gepland en de twee oudste Layton-tieners mee uitgenodigd. Maar die waren tijdens de voorstelling, bij het zien van een halfnaakte liefdesscène, prompt uit de zaal gestapt. Vader Layton vond het nadien onvoorstelbaar dat de jeugdleiding geen controle op de keuze van de film had uitgeoefend.

Je kunt ze preuts en bekrompen noemen, maar aan hun toewijding valt niet te twijfelen. Welke taak je hun ook opdraagt, het zal gebeuren. In verhouding geven de Laytons, inclusief de kinderen van hun zakgeld, meer aan vastengaven dan de halve wijk samen. Dat geld is bedoeld om behoeftigen te helpen. Die maandelijkse vastengave, in een omslagje discreet aan de bisschop gegeven, vertegenwoordigt de waarde van twee uitgespaarde maaltijden per persoon. Maar je mag ook guller zijn. Vader Layton had de bisschop gevraagd of er speciale noden waren. Meer dan een bevestiging had het gezin niet nodig om, anoniem voor de anderen, royaal bij te springen.

 

Gabriëlla, 96: getuige van geschiedenis, wachtend op de zalige dood

Haar man overleed al meer dan twintig jaar geleden. Als pasgehuwde jonge kerel had Peter de mormoonse zendelingen kort na de oorlog binnengelaten, toen het zendingswerk in het zog van het Marshallplan was herbegonnen. Die vriendelijke jongens waren immers Amerikanen voor wie deuren makkelijk opengingen. Het was een tijd van talrijke dopelingen, ook omdat de kerk ruim voorzag in Amerikaanse hulpgoederen — voeding en kleding. Maar veel van die bekeerlingen vielen weg als de hulp ophield. Gabriëlla en Peter bleven als steunpilaren van de kleine mormoonse gemeente in hun stad, toen al bij al een twintigtal personen. Ze waren bij de eerste koppels die hun huwelijk voor de eeuwigheid konden laten verzegelen wanneer de eerste mormoonse tempel in Europa opende. Dat was in Zwitserland, in 1955. Voor altijd samen in een persoonlijk hiernamaals waar je ook nog vooruitgang kon maken — geen kerk die dat aanbood! In die tijd was de tempelreis voor de pioniers in kleine mormoonse gemeenten in Vlaanderen en Nederland een jaarlijks hoogtepunt, over en weer met een reisbus, een hele week er samen tussenuit, deels geestelijke climax, deels vakantie en toerisme.

Gabriëlla, naaister en huismoeder, begeleidde haar drie kinderen in het herstelde evangelie. De oudste, Leo, haar oogappel, emigreerde later naar Utah om er een succesvol zakenman te worden. Haar twee dochters huwden buiten de kerk, wat ze kon aanvaarden: de paar lokale mormoonse jongens boden niet echt een keus en de meisjes zijn toch goed terechtgekomen. Liever met een goede katholiek dan in een krampachtig mormoons huwelijk, zei Gabriëlla. In de eeuwigheid komt dat wel in orde, daar is ze altijd gerust in geweest. Peter, een landmeter, diende jaren als gemeentepresident, op zijn eigen vaderlijke manier. Er zijn zo van die koppels die decennialang, door hun ervaring en naastenliefde, de spil van een traag groeiende gemeente zijn, tot die rijp is om een wijk onder leiding van een bisschop te worden. Tegen die tijd zijn de grondleggers oud, maar met de voldoening van een resultaat dat oneindig veel dienstbetoon heeft gevergd. Vaak vergeten nieuwe leiders en jongere leden wat die grondleggers gepresteerd hebben.

Ook zagen Peter en Gabriëlla over de jaren de sfeer van het kerkleven veranderen, van meer eigen initiatief en veel plezier in de jaren 1950 en 60 — gezellige dansavonden, feestelijke bals, “roadshows”, picknicks, bazaars, altijd met alle leeftijdsgroepen door elkaar — naar de correlatie in de jaren 1970. Die wereldwijde standaardisering en centralisering, via het kerkelijk handboek met zijn regels, bracht meer orde, maar ook strakheid. De strengere richtlijnen voor zendelingen — geen bonte avonden, zanggroepjes, toneel of sketches meer — straalden ook af op nieuwe bekeerlingen. De “goeie ouwe tijd”, daar konden Peter en Gabriëlla soms over mijmeren wanneer ze hun opvolgers naar het handboek en naar richtlijnen hoorden verwijzen.

Gabriëlla’s roepingen in de kerk waren veelzijdig, maar één taak domineerde alles: genealogie. Ze had altijd al een zwak voor familieherinneringen, opgeborgen in albums en dozen. In het mormonisme vond ze de bevestiging dat al haar voorouders nog leefden in het hiernamaals en dat ze werk voor hen kon verrichten, namelijk plaatsvervangende verordeningen zoals doop, eeuwig huwelijk en verzegelingen van kinderen aan ouders. Dat werk gebeurt in de tempel. Daartoe zijn nauwkeurige genealogische gegevens nodig. Toen de kinderen uit huis waren, stak Gabriëlla al haar vrije tijd in bevolkingsarchieven, niet alleen om haar eigen voorouders te vinden, maar ook die van andere leden die haar hulp vroegen. Tot op hoge leeftijd zorgde ze ervoor dat de jongeren van de wijk voldoende namen meekregen als ze eens naar de tempel gingen om er te dopen voor de doden. De duizenden gegevens die Gabriëlla in de loop der jaren verzamelde zijn nu deel van de miljarden namen in het enorm elektronisch archiefsysteem van de kerk, dat alle genealogen ter wereld online kunnen raadplegen.

Al twintig jaar wacht Gabriëlla op de hereniging met Peter. Nu 96, bidt ze dagelijks dat het niet te lang meer zou duren. Zo reëel is haar zekerheid dat ze haar kinderen, en ook anderen die Peter gekend hebben, vraagt welke boodschappen ze voor Peter moet meenemen naar de geestenwereld. Daar wachten haar ook de velen voor wie ze het werk heeft verricht. In het rusthuis, in haar zetel bij het raam, neuriet ze mormoonse lofzangen met prettige melodieën, vooral Tel uw zegeningen:

Als op ‘s levens zee de stormwind om u loeit,
als gij tevergeefs uw arme hart vermoeit,
tel dan al uw zegeningen één voor één
en gij zegt verwonderd: God liet nooit alleen!

Tel uw zegeningen, één voor één,
tel ze alle en vergeet er geen.
Tel ze alle, noem ze één voor één,
en gij ziet Gods liefde dan door alles heen.

Lofzangen, no. 163 – Count Your Blessings – Mormon Tabernacle Choir & congregation

 

Herman, 72: Gods Geest brandt in ‘t harte

Herman, gedoopt in de jaren 1970, is vaak op reis in Utah geweest waar hij bevriend is met een mormoonse familie in een afgelegen stadje — ouders van de zendeling die hem gedoopt heeft. Dat contact, ook onderhouden door briefwisseling, heeft hem gevoed met een ouder, deels authentieker mormonisme van geestelijke gaven en wonderlijke anekdotes. Voor hem zijn de “gezichten” (visioenen), gaven en engelen van de herstelling in deze laatste bedeling zo werkelijk als maar kan, zoals in zijn geliefkoosde lofzang:

Gods Geest brandt in ’t harte als vuur en als vlammen,
de glorie der laatste bedeling komt voort,
gezichten en gaven vanouds keren weder
en eng’len bezoeken der sterv’lingen oord.

Wij zingen en juichen met hemelse koren:
Hosanna, hosanna, de Vader en Zoon!
Al d’ere zij hun in de hoge gegeven,
voor eeuwig en immer rondom hun troon.

Lofzangen, no. 2 – The Spirit of God – Mormon Tabernacle Choir

Alleen vindt Herman dat de leden hier de lofzang te traag en te gezapig zingen. Bovenaan de lofzang staat toch duidelijk: “Uitbundig” met maataanduiding 96-112!

Als Herman in het kerkgebouw een babbel met een vriend doet (en vrienden zijn diegenen die hem welwillend en geduldig aanhoren), dan heeft hij altijd wel weer een wonderlijk verhaal te vertellen, gevonden in oudere mormoonse boekjes of tijdschriften, of opgevangen van andere passionele vertellers. Dat vier bandieten twee zendelingen ‘s nachts in hun kamer hadden overvallen maar door een bliksemschicht werden teruggedreven; dat men Hebreeuwse woorden heeft gevonden in een Aztekentempel; dat iemand uit een vuurpoel ontsnapte maar geen enkele brandwonde onder zijn tempelgarment (onderkleding) opliep; of dat een in de winter gestrande autobestuurder door een geheimzinnig man — allicht één van de drie Nephieten — gered werd. Herman maakt geen onderscheid tussen erkende geschiedenis en mormoonse stories. De onuitputtelijke verhalen voeden zijn overtuiging en zijn levensblijheid. Niemand spreekt hem tegen.

 

Robert en Rana: na jaren trouwe dienst, toch nog fout gelopen

Midden jaren 1970 waren Robert en Rana bijna dertig, met twee jonge kinderen, toen de zendelingen aanbelden. Ze waren katholiek opgegroeid, maar hadden als zovelen in hun tienerjaren afgehaakt. Toch misten ze een geestelijke dimensie die ze ook voor hun kinderen belangrijk vonden. Robert, havenarbeider, was al lang gefascineerd door Maya’s en Azteken, dus de connectie met het Boek van Mormon sloeg meteen aan. Dat boek, samen met de Bijbel deel van de mormoonse Schriften, vertelt een duizendjarige geschiedenis van oude volkeren op het Amerikaanse vasteland. Het verhaalt hoe Jezus Christus er, na zijn opstanding, verscheen en zijn evangelie predikte. Dat vond Robert heel geloofwaardig. Hij las en herlas de geschiedenis van Joseph Smith, waarin die vertelt hoe de engel Moroni hem was verschenen en hem de platen met oude schrifttekens had toevertrouwd. Van haar kant aanvaardde Rana, poetsvrouw, als vanzelfsprekend dat de oorspronkelijke kerk van Christus, met profeten en apostelen als vanouds, hersteld was in 1830. De president van de kerk is een levende profeet die thans de kerk leidt! Voor haar was al duidelijk dat de katholieke kerk, met zovele duistere bladzijden in de geschiedenis, niet de ware kerk kon zijn. Haar eigen negatieve ervaringen als tiener in een nonnenschool bevestigden het. Voor Robert en Rana, luisterend naar die jonge zendelingen, was het alsof het mormonisme eigenlijk altijd al in hen had gesluimerd en nu tot leven was gewekt. Vooral dat persoonlijk bidden, met je eigen woorden, zowel alleen als met het gezin, was zielsverruimend en altijd troostend, zoals Rana graag zong:

O zoete ure van gebed,
gij rukt mij uit der zorgen net
en doet mij aan mijns Vaders troon
genade vinden door zijn Zoon.

In tijden van verdriet en smart
vond ik vaak balsem voor het hart,
en werd des bozen wil belet
door u, gij ure van gebed.

Lofzangen, no. 98 – Sweet Hour of Prayer – Mormon Tabernacle Choir

Bijna dertig jaar liep alles goed. Vrolijk van aard, dienstvaardig, rouleerden Robert en Rana om de zoveel jaar naar een nieuwe taak waartoe zij geroepen werden: hij diende als raadgever in het gemeentepresidium toen de groep nog klein was, als leerkracht van de zondagsschool, quorumpresident ouderlingen, zendingsleider, en meer; zij als mediathecaris, raadgeefster in het jeugdwerkpresidium, secretaresse in de zustershulpvereniging (ZHV), dirigente in de avondmaalsdienst, genealogisch adviseur, en meer. Elke taak hadden ze moeten leren en waren erin gegroeid. Zonder dat de havenarbeider en de poetsvrouw het eigenlijk zelf beseften, gaf de kerk hun uitdagingen en mogelijkheden die hun leven verrijkten en waarin ze zich gewaardeerd voelden. Ze waren in de tempel voor tijd en eeuwigheid verzegeld — met de ontroerende belofte van voortzetting van hun huwelijk in het hiernamaals. Schaduwzijde was wel dat hun twee kinderen, eenmaal jongvolwassen, niet actief bleven, hoewel ze nog wel op concert- of dansavonden verschenen — in alle vriendschap, sans rancune.

Voor de ouders liep het spaak op enkele incidenten. Rana werkte ook, tegen betaling, als poetsvrouw in de kerk. Ze had er een andere goede job voor opgezegd. Omwille van besparingen besliste de kerk op een dag dat de leden als dienstbetoon de kerkgebouwen zouden schoonmaken. Tegelijk kreeg Robert op zijn beurt een afknapper te verwerken. Bij de organisatie van een lokale ring (een hoger niveau van structuur waarbij gemeenten tot wijken promoten) kregen de meesten van zijn vrienden, ja zelfs enkelen die jonger en minder lang lid waren, een verhoging in het priesterschap, namelijk tot hogepriester. Hij was er niet bij. Iemand die hij zelf bij de kerk had gebracht was nu zelfs hogeraadslid in de ring! Die man had hem zelfs dommig verteld dat hij nu een nieuw pak droeg, “van dezelfde kleur als die de algemene autoriteiten dragen.” Bitterheid nam snel toe wanneer de nieuwe bisschop, nochtans een vriend van jaren, niet op hun misnoegdheid inging. Er vielen woorden. Bij de jaarlijkse steunverlening van de ringleiders — wanneer tijdens de ringconferentie de aanwezigen door handopsteking hun steun aan de geroepen leiders verlenen — staken Robert en Rana hun hand niet op. Daarna wilde het koppel niet meer naar de kerk komen. Het was een verscheurende ervaring, na zoveel jaar intense beleving en taken. In de verbittering sloeg ook de twijfel toe: was het allemaal wel waar wat het mormonisme beweerde?

Robert en Rana zijn nu al enkele jaren afwezig. Hun vrienden van jaren in de kerk zijn nog steeds maandelijks welkom bij hen thuis. Die relaties blijven onaangetast. En Robert en Rana willen telkens wel weten hoe het verder met al de bekenden gaat en “doe ze de groeten”. En ja, iedereen die wil mag langskomen. Toch krijgt elke bezoeker dan telkens ook de beklijvende frustraties van Robert en Rana te horen. Nee, zij hadden de kerk niet verlaten, de kerk had hen verlaten. Terugkomen naar de kerk? Nee, zelfs niet voor een dansavond. De breuk zit te diep. Eenmaal weg, is voor sommigen de stap terug heel moeilijk.

 

Adriana, 59: vrouw van de bisschop

Ja, een bisschop is gehuwd, anders komt hij niet voor die taak in aanmerking. Gemiddeld dient hij een vijftal jaar, dus zolang is zijn echtgenote vrouw van de bisschop. Adriana is het al voor de tweede keer, want Bernard heeft vroeger ook al eens als bisschop gediend. Ze kent de implicaties: haar man, glaswerker tijdens de dag, spendeert heel wat avond- en weekenduren in het kerkgebouw, voor interviews om leden tot taken te roepen of ervan te ontheffen, voor pastorale gesprekken met probleemgevallen, voor tempelaanbevelingen, voor het regelen van welzijnszorg voor behoeftigen, voor de wijkraad, voor vergaderingen met zijn twee raadgevers of met leiders van de ring. Daardoor is Adriana vaak alleen thuis of zit ze te wachten in de hal van het kerkgebouw. Dat weegt soms. Toch is ze, zoals elke echtgenote van een bisschop, in de schaduw betrokken bij het bisschopsambt. “Horen, zien en zwijgen” zijn de gewenste deugden want uiteraard vangt zij dingen op als Bernard een luisterend oor nodig heeft of raad vraagt over een probleem met de een of andere vrouw of meisje. Niet verwonderlijk dat de leiders op ringniveau, die over de roeping van een bisschop beslissen, ook sterk rekening houden met het karakter en de standvastigheid van de echtgenote. Toch hoopt Adriana dat de bisschopstaak van haar man niet te lang zal duren. Maar ze weet ook dat er in de wijk een tekort is aan geschikte of gewillige mannen om het over te nemen. En dan moeten die ook nog een vrouw hebben die … Dus houdt ze vol, in die mormoonse geest van dienstbaarheid:

Heiland, leer mij U te dienen op het pad dat U ons wees;
tijd te nemen voor een ander, hulp te bieden zonder vrees.
Heiland, leer mij U te dienen; U wil ik volgen, Heer.

Ben ik niet mijn broeders hoeder? Laat mijn oog opmerkzaam zijn.
Geef mij olie voor zijn wonden, ’t woord van troost voor zielenpijn.
Ben ik niet mijn broeders hoeder? U wil ik volgen, Heer.

Lofzangen, no. 153 – Lord, I Would Follow Thee – Mormon Tabernacle Choir

Wat Adriana ook veel steun geeft, is haar patriarchale zegen. Elk lid kan zo’n zegen krijgen, een eenmalige gebeurtenis in het leven van een mormoon. In elke ring is een patriarch geroepen, gewoonlijk een ouder lid met veel kerkervaring en een diepe geestelijke ingesteldheid, met wie je een afspraak kan maken voor die verordening. Het was een onvergetelijke ervaring voor Adriana toen de patriarch zijn handen op haar hoofd legde en de zegen uitsprak, onder inspiratie en op maat van de persoon. Het afschrift van de uitgesproken tekst, met persoonlijk gerichte raadgevingen en beloftes, wordt discreet gehouden en is bedoeld als houvast voor het leven. Adriana herleest vaak haar zegen.

 

Johan, 79: uitgetreden benedictijn, theologisch bewust

Begin jaren 1970 was Johan, als katholiek priester, benedictijner monnik en docent theologie, intens betrokken bij het verder helpen verwezenlijken van het aggiornamento dat het post-conciliair katholicisme moest vernieuwen. Maar frustraties stapelden zich op wanneer conservatieve krachten zich achter het onveranderlijke van de katholieke leer verscholen. Waarom, vroeg Johan zich af, is de openbaring afgesloten op een verstard stelsel? Ook voelde hij zich falen als hij zijn studenten de erfzonde en de oorsprong van het kwaad moest uitleggen. Als alles uitgaat van een abstracte, almachtige God, is God dan ook de oorsprong van het kwaad en verantwoordelijk voor alle ellende? Het was een eeuwenoude vraag waar het christendom mee worstelt. Zou God zelf zo wreed zijn om een ongedoopt kind de hemel te ontzeggen of een zwaar lijdende, terminaal zieke kunstmatig in leven te houden? En hoe kon de katholieke kerk haar roerloze dogma’s blijven verzoenen met de vorderende wetenschap?

Tijdens een vliegreis zat Johan naast Matthew, een mormoonse natuurkundige met wie hij daarna maandenlang correspondeerde. Er ging een wereld van radicale inzichten open. Joseph Smith had drastisch komaf gemaakt met het dwangbuis van geloofsbelijdenissen. Als God nog steeds een levende God is, kan de openbaring niet afgesloten zijn en moet God kunnen spreken met profeten, zoals vanouds. Kennis kent geen grenzen en kan je eeuwig blijven verwerven als deel van een groeiproces naar goddelijkheid, want “de heerlijkheid Gods is intelligentie”. In dat perspectief was een conflict met de wetenschap onmogelijk, wat verklaarde waarom Matthew en zoveel positieve wetenschappers zich goed voelen in het mormonisme.

Wat Johan het meest trof was de theologische durf. De abstractie van het God-zijn werd simpelweg opgeheven: “Er bestaat niet zoiets als onstoffelijke materie. Alle geest is materie, maar ze is fijner of reiner”. God werd opnieuw werkelijk, antropomorfisch, en dus kon de opstanding ook letterlijk zijn. Zoals God, want van dezelfde essentie, is ook de geest van elke mens eeuwig en ontologisch autonoom: vanuit intelligenties zijn geesten, als Gods kinderen, in een voorbestaan gevormd, niet geschapen. Er was geen schepping ex nihilo. Het mormonisme plaatste alles in een veel ruimer, kosmisch perspectief, zelfs dat van een uitdijend heelal. Het mormonisme loste het aloude conflict tussen vrijheid en determinisme op. De handelingssferen van God en mens zijn immers onafhankelijk: “Alle waarheid is onafhankelijk in die sfeer waarin God haar heeft geplaatst, om zelfstandig te handelen, zoals ook alle intelligentie; anders is er geen bestaan. Zie, hierin ligt de keuzevrijheid van de mens en hierin ligt de veroordeling van de mens.” Gods almacht is dus beperkt door ‘s mensen vrije wil en door de prioriteit van eeuwige wetten waaraan ook God moet gehoorzamen. Zo kan ook het kwaad woekeren buiten God, dus zonder dat hij er verantwoordelijk voor is. De zogenaamde erfzonde was een doordachte menselijke beslissing om door het kwaad beproefd te worden en vreugde door tegenstelling te leren kennen. Verzoening en verlossing is een door wetten bestuurd mechanisme, door de interactie van gerechtigheid en barmhartigheid, waarvan niet het kruis maar de opstanding het ultieme symbool moet zijn. Zo kon Joseph Smith de toekomst met een merkwaardig “apocalyptisch optimisme” tegemoet zien.[1]

Eerst nam Johan dit alles, en veel meer, als boeiende informatie op. Hij doorgrondde het verder via eigen studie. Op een bepaald moment besefte hij dat hij de claims van Joseph Smith — het eerste visioen, het Boek van Mormon, de herstelling van het priesterschap — op hun waarheid moest testen en er zijn conclusie uit trekken. Hij zocht en kreeg bevestiging door gebed. De zielenstrijd was niet eenvoudig. Hij huiverde voor de stap uit de abdij en het hele proces van laïcisering. Hij zou werk moeten vinden en van niets herbeginnen. Het kwam uiteindelijk allemaal goed, zij het met veel hindernissen. Johan werd gedoopt en trouwde een paar jaar later in de kerk. Het gezin kreeg twee kinderen. Zijn achtergrond heeft Johan steeds discreet gehouden uit respect voor zijn vroeger leven. Daarom apprecieert hij lofzangen in het mormoons lofzangenboek die een katholieke achtergrond hebben, zoals Jezus, als ‘k zelfs maar denk aan U, op tekst van de middeleeuwse monnik Bernard van Clairvaux:

Jezus, als ’k zelfs maar denk aan U,
zet dat mijn hart in gloed;
maar ’t wordt veel zaal’ger
nog dan nu als ’k eenmaal U ontmoet.

Gij, hoop van elk gebroken hart,
Gij, vreugd van ’t rein gemoed,
o borg voor zondaars soms verhard,
Gij zijt voor allen goed.

Lofzangen, no. 97 – Jesus, the Very Thought of Thee – Mormon Tabernacle Choir

En Johan, de gedevesteerde katholieke priester, was opnieuw priesterschapsdrager, nu zoals alle jongens en mannen in de kerk. Vroeger had het exclusief karakter van zijn katholiek priesterschap hem altijd wat gestoord, maar evenzeer het protestants benoemen van predikanten en dominees zonder enige lijn van autoriteit. Het mormonisme reikte niet alleen een alomvattend priesterschap met sleutels van bevoegdheid aan, in een continuüm vanaf het begin van de mensheid, maar ook als het oneindig goddelijk vermogen dat werelden kan vormen.

De liefde voor theologisch inzicht heeft Johan nooit verloren. Hij volgt de mormoonse literatuur op dat vlak, in academische boeken en tijdschriften. Hij vindt het wel jammer dat het huidig curriculum van de kerk, voor zondagsschool en andere groepen, de unieke dimensies van het mormonisme nog maar weinig in de verf zet. Met andere analisten betreurt hij die vervlakking. De diepgang van een les in de kerk hangt dan af van de persoonlijke achtergrond van de leerkracht of van een klaslid dat hulp biedt. In zijn wijk zorgt Johan daar soms voor, maar bescheiden en met eenvoudige woorden.

 

Tina, 52: alleenstaand met een dilemma

Ze was nog net geen twintig toen een vriendin haar mee naar een kerstconcert in de mormoonse kerk loodste. Die vriendin is sinds lang afgehaakt, maar Tina is gebleven, nu al meer dan dertig jaar. Het herstelde evangelie sprak haar aan, het Boek van Mormon overtuigde haar, de lokale wijk schakelde haar meteen in en Tina vond vreugde in dienstbaarheid. Wat haar ontglipte was het huwelijk waar ze zo op hoopte: een tempelhuwelijk! Kinderen kunnen grootbrengen in het evangelie! Zoveel lessen en toespraken spreken over de zegeningen van huwelijk en gezin. Zoveel lofzangen bezingen de liefde in het gezin.

Elk ziet schoonheid in het rond als er liefde heerst;
vreugd vervult dan hart en mond, als er liefde heerst.
Vrede, voorspoed vinden wij, lachend zoet aan elke zij.
Tijd gaat aangenaam voorbij als er liefde heerst.

Als in ’t hart liefde heerst;
tijd gaat aangenaam voorbij als er liefde heerst.

Elke woning is vol vreugd als er liefde heerst;
haat noch nijd belaagt de deugd als er liefde heerst.
Rozen bloeien om ons heen, ’s hemels invloed heerst beneên.
Vol van heil zijn ’s levens schreên als er liefde heerst.

Lofzangen, no. 192 – Love at home – Mormon Channel – Music video

Love at Home – Mormon Tabernacle Choir

Maar in een zendingsgebied als het onze, met weinig mormonen, is de keus aan kandidaten niet groot en de concurrentie sterk. Vier- of vijfmaal had Tina op iemand gehoopt, ze had er echt haar best voor gedaan, maar het lukte niet. De laatste persoon op wie Tina innig gehoopt had bezorgde haar een ingrijpende ervaring. Zij was er toen al 39. Erik, 45, was een zachtaardig man, al jaren een bezield zondagsschoolleraar in een wijk in een andere stad. Ook hij had een reeks ongelukkige relatiepogingen achter de rug. Tina en Erik konden uren praten over het leven, het evangelie, hun taken in de kerk, literatuur, films. Na iets meer dan een jaar kwam Erik met een bekentenis: hij vocht met zijn homoseksualiteit. Een kerkleider had hem wijsgemaakt dat een huwelijk met een begrijpende echtgenote dit wel zou oplossen, daarom had hij telkens opengestaan voor een relatie, maar na een tijd sloeg de twijfel toe en besefte hij dat een huwelijk onverantwoord tegenover zijn aanstaande vrouw zou zijn.

Tina en Erik bleven vrienden, maar Tina had een litteken meer op haar ziel. Toch bleef ze actief in de kerk en is het nog steeds. Maar de strijd zit nu elders. Vooreerst de pijnigende vraag of ze niet beter ook buiten de kerk naar een levenspartner had moeten zoeken, vervolgens haar onbegrip tegenover Amerikaanse kerkleiders die zich actief verzetten tegen de legalisering van het homohuwelijk. Waarom zich moeien met het leven van mensen buiten de kerk? Hoe kan ze aan dergelijke leiders haar steun verlenen wanneer de leden hun hand voor de jaarlijkse steunverlening moeten opsteken? Ze denkt ook aan Erik en hoe kwetsend hij sommige uitlatingen van een paar van die stokoude apostelen moet ervaren. Trouw en actief blijven uit diepe overtuiging, en tegelijk je opstandig over bepaalde zaken voelen, dat is het dilemma waar Tina mee vecht. Ze is lang niet de enige met zo’n dilemma. De strijd erover woedt vaak in stilte en dus in eenzaamheid. Toch dwingt zo’n strijd ook na te denken over vergevingsgezindheid, vertrouwen en geduld.

 

Ivo, 63: het vangnet werkt

Ivo is licht mentaal en fysiek gehandicapt. Hij kan functioneren in eenvoudige jobs — hij is al jarenlang sorteerder in een kringloopwinkel. Zijn leven kan hij echter niet zelfstandig beheren. Meer dan een halve eeuw geleden ontmoette zijn moeder twee jonge Amerikaanse zendelingen. Maria was er op dat moment veertig, de jongen twaalf. Als alleenstaande moeder, in de steek gelaten door de man met wie ze samenwoonde, zonder verdere familie, vond Maria in de kleine mormoonse gemeente een warm nest. Haar hang naar beschutting werd ten volle ingelost. Leden hielpen haar geregeld met opknap in haar flat en andere noden. Bij ziekte kreeg ze een zalving — een druppel olijfolie op de kruin van het hoofd — en een zegen door handoplegging — met woorden van troost en sterkte.

Voor de twaalfjarige Ivo was de kerk gelukzalig. Hij werd meteen diaken en mocht het avondmaal ronddienen. Meer nog, een jaar later werd hij president van het diakenenquorum (de jongens waren met z’n drie). Hij voelde zich nuttig en nodig. Op veertien jaar werd hij tot leraar geordend, op zestien tot priester, op negentien tot ouderling — zoals alle trouwe jongens. Hij zorgde voor het avondmaal, mocht al eens vergaderingen openen of sluiten met een gebed, wat hij heel intens deed. Zelfs liet men hem als eens een toespraakje geven in de avondmaalsdienst. Na elk haperend, soms verward spreken over steeds hetzelfde onderwerp — het belang van de geboden te onderhouden — kreeg hij alleen dank en waardering te horen. Zijn belangrijkste taak werd zaalwacht, waar hij aan de deur van de kapel — de sobere vergaderzaal in het kerkgebouw waar de avondmaalsdienst plaatsvindt — mensen begroet en kinderen vaderlijk kijvend tot stilte maant.

Ivo bleef bij moeder wonen en kreeg een job in een kringloopwinkel. Toen Maria op 73-jarige leeftijd hoorde dat een kanker haar nog maar enkele maanden gaf, kon ze met een gerust gemoed afscheid nemen: voor haar jongen zou de wijk veilig nest en vangnet blijven. Zo geschiedde. Ivo woont nu in een tehuis, maar elke zondag is zijn echte thuis het kerkgebouw en zijn familie al de “broeders en zusters”.

 

Wim, 28: “werkt voor de kerk”

Wim werkt nog maar een goed jaar voor de vertaaldienst Engels-Nederlands. Het is een aparte groep, zij die in loondienst voor de kerk werken. De grootte van de kerk maakt inzet van bezoldigde werknemers noodzakelijk: algemeen management, informatica, leerplanontwikkeling, vertaling, productie en verdeling van handboeken en tijdschriften, financies, welzijnszorg, gebouwenbeheer, genealogie, PR en media, beveiliging, juridische sector… Dit alles in een business aanpak naar Amerikaans model — wereldwijd met duizenden werknemers. Die organisatie staat los van de kerkelijke structuur in wijken en ringen, waar alles op vrijwilligers rust onder leiding van “de priesterschap” — de verzamelterm voor wie het priesterschap draagt. In mormoons jargon betekent “werken voor de kerk” dat je, naast je vrijwillige kerktaak, ook tot een andere, aparte, betaalde sector hoort.

Ervaren leden fluisteren wel eens dat het niet verstandig is om voor de kerk te werken, zeker niet als je elders een goede job kan vinden. Het betekent immers een matig loon, geen vaste aanstelling, continue kerksfeer en morele controle want als kerk-werknemer kan je je geen misstap veroorloven. Het Amerikaans bedrijfsmodel houdt ook geen rekening met syndicale verworvenheden, tenzij de lokale sociale wetgeving ertoe verplicht. Toch voelen velen van deze kerkelijke werknemers zich prima in die bedrijfsstructuur, precies omwille van de beschermende en opbouwende kerksfeer. Ook je baas, op elk echelon, moet zich volgens kerknormen gedragen. Daarenboven ben je nu ergens een “insider”, met een zeker (ingebeeld) prestige. Toch sluit “werken voor de kerk”, zoals in elk bedrijf, geen conflicten of ontgoochelingen uit. Die komen dan soms hard aan, want velen verwachten op de werkvloer een even fijne en begrijpende sfeer als in de kerk zelf.

Tegelijkertijd vervult Wim, zoals alle andere actieve kerkleden, een vrijwillige taak waartoe hij geroepen is. Voor hem is dat nu op ringniveau, de structuur die een aantal wijken en kleinere gemeenten omvat. Hij is nu raadgever in het jongemannenpresidium van de ring. Dat presidium van drie volwassen mannen moet de jongemannenpresidiums op het lagere wijkniveau instrueren en steunen. Zo stimuleert het nauwkeurig uitgewerkt systeem de goede werking van de kerkprogramma’s voor jongens van twaalf tot zeventien — de Aäronische priesterschap (AP). Het jongemannenpresidium van de ring coördineert ook ringactiviteiten, conferenties en dansavonden voor de jeugd, waarbij dan de spiegelorganisatie voor de jongevrouwen (JV) betrokken wordt. Samen met het jongevrouwenpresidium van de ring en een aantal uitgenodigde jongelui, en onder leiding van een raadgever van de ringpresident, wordt zo het APJV-comité (“aapeejeevee”) van de ring gevormd. En daarmee is één van de mysterieuze zinnen in de inleiding duidelijker: “Het ring-aapeejeevee-comité vergadert in het zètavee-lokaal.” Het voorgaande licht ook een tipje op van de uitgebreide textuur van de mormoonse kerkorganisatie waarin elk actief lid wel een taak in het raderwerk krijgt. Natuurlijk neemt Wim, ook deel aan bediening , namelijk hulp bieden aan gezinnen waar nodig.

Voor zijn betaalde job bij de kerk heeft Wim geen diploma van vertaler, maar als trouw kerklid is hij toch “binnengeraakt”. Hij had een zending in Engeland vervuld, dus het kerkelijk Engels is hem vertrouwd. De vertaaldienst zorgt voor opleiding en begeleiding, maar de werkdruk is hoog. Ook de kwaliteitscontrole. De supervisor heeft al wat ongeduld vertoond bij de fouten die Wim blijft maken. Dat verhoogt de stress. Misschien is “werken voor de kerk” toch niet de ideale weg voor Wim.

 

Adeline, 44: leven na een neergeslagen droom

Ze was lang niet de eerste die met een Amerikaanse zendeling trouwde. Het is onvermijdelijk dat een lokaal meisje van rond de twintig al eens lonkt naar één van die jonge, knappe Amerikanen als ze samen de zondagdiensten bijwonen. Sommigen van die jongens, voor het eerst ver van huis, zijn emotioneel fragiel. Het gebeurt wereldwijd. Hoewel zendelingen zich strikt op hun werk moeten concentreren en zeker geen relatie mogen zoeken met een plaatselijk lid, kennen de meeste wijken wel één of meer gevallen met een internationaal huwelijk als resultaat. De relatie is nooit openlijk tijdens de zending zelf (de zendeling zou prompt overgeplaatst worden naar een verre stad), maar stille signalen leggen de basis. Na de zending volgen correspondentie, bezoeken en de rest. De jongen is trots met zijn buitenlandse vrouw, het meisje stapt in de American Dream. Zo vind je in Utah en omliggende staten een behoorlijk aantal van die overwegend succesvolle koppels. De meesten zijn nu al ouder, want met de groei van de kerk buiten de Verenigde Staten vinden mormoonse meisjes makkelijker een lokale partner.

Zo belandde Adeline meer dan twintig jaar geleden in een klein stadje in Utah. Ze had de stap echter onderschat, van een bruisend multicultureel Europees oord naar een landelijke, stilstaande plek in the West waar nagenoeg iedereen mormoons is. Voor velen zalig, voor anderen uiteindelijk saai en beklemmend. Te snel getrouwd, te vlug zwanger, betutteld door de schoonfamilie, en met een man die instabiel bleek, leerde Adeline desondanks de situatie nuchter in te zien. Na iets meer dan een jaar volgde de scheiding. Zij zag af van alimentatie in ruil voor het volledig en exclusief hoederecht over hun baby-dochtertje. Ook zijn ouders, “etnische” mormonen uit een pioniersgeslacht, zagen dit onverkwikkelijk avontuur liever afgesloten zonder spoor. Ze betaalden de terugreis. Op een zondagochtend landde Adeline op Schiphol met haar baby en een neergeslagen droom. Op haar eigen familie, niet-mormoons en onbemiddeld, hoefde Adeline niet te rekenen. De ZHV van de wijk schoot in actie voor opvang en huisvesting, de priesterschap zorgde voor opknap van een kleine studio en het nodige meubilair, de welzijnszorg hielp tekorten te overbruggen zodat Adeline haar studie als verpleegkundige kon afmaken. De alleenstaande moeder vond snel werk.

De lofzang waar zij geduld en moed uit put, en dat ze jaren als slaapliedje voor haar kind zong, is Leer mij te wand’len in ’t licht van de Heer.

Leer mij te wand’len in ’t licht van de Heer.
Leer mij te bidden tot Hem altijd weer
dat ik mijn oog op het goede steeds richt.
Leer mij, leer mij te wand’len in ‘t licht.

Laat ons te zamen toch leren, mijn kind,
van zijn geboden, ja, dat Hij ons mint,
tot wij verschijnen voor zijn aangezicht,
altijd, altijd te wand’len in ’t licht.

Lofzangen, no. 198 – Teach me to walk in the light – Mormon Tabernacle Choir
Music video over hoe de buitenstaander op te merken

Voor Adeline en haar meisje is de nu wijk al twintig jaar hun vaste thuis en grote familie, met goede en minder goede ervaringen. De nu volwassen dochter vraagt zich al langer af of ze haar vader wil leren kennen. Een moeilijk onderwerp om met moeder te bespreken. Hoewel Adeline in tal van roepingen heeft gediend — nu is ze mediathecaris van de wijk —, is er één ding waar ze niet aan deelneemt: meehelpen met het zendingswerk. Nee, vrienden aanspreken over het mormonisme of namen van bekenden doorgeven aan de zendelingen kan ze niet. Niet dat ze ongelukkig is in de kerk, maar ze huivert voor het risico dat bekenden onder druk lid zouden worden en na een tijd ontgoocheld of bitter zouden afhaken. Adeline weet dat mormoon-zijn geen pad zonder doornen is. De vrienden die ze buiten de kerk heeft wil ze onberoerd houden.

 

Daniel, 37: onwrikbaar rechtlijnig

Gedoopt toen hij twintig was, steeds dienstbaar en inzetbaar, nog steeds niet gehuwd ondanks alle koppelpogingen van goedbedoelende leden, is Daniel, onderhoudsmecanicien in een grote garage, het type van de ernstige, religieus-correcte heilige der laatste dagen. Hij wil niet “mormoon” genoemd worden, want dat woord is niet officieel. “Mormoonse kerk” of “HLD kerk” zijn evenmin aanvaardbaar en hij zal je er aan herinneren dat “apostel M. Russell Ballard het duidelijk gezegd heeft: wij zijn de Kerk van Jezus Christus”.

In de les in de zondagsschool of de priesterschapsvergadering waakt Daniel dan ook over de orthodoxie (of over zijn interpretatie ervan). Liefst zit hij op de laatste rij en zal op het gepaste moment, als de discussie wat tegenstrijdig wordt, zijn stem gezagsvol doen klinken. Nee, ook cola valt onder het woord van wijsheid. Opgelet, een kerkdienst overslaan is de eerste stap naar inactiviteit. Broeders en zusters die hun plichten niet nauwgezet nakomen spelen met hun zaligheid. Nee, de leden van het jongemannenpresidium in de wijk zijn quorumadviseurs, geen quorumleiders: wie dat niet begrijpt, begrijpt niets van de Aäronische-priesterschapsorganisatie. Opgelet, je tempelgarment mag je niet zomaar op de grond leggen. Voor Daniel is het administratieve kerkelijk handboek al even heilig als de Schriften. Maar Daniel is ook de man die altijd paraat staat, om onderzoekers met z’n auto op te halen, om iemand te helpen verhuizen, om het kerkgebouw schoon te maken of om te gaan winkelen, met geld van de welzijnszorg, voor een behoeftig gezin. Vaak steekt hij er wat eigen geld aan toe.

Op zijn werk in de garage is Daniel een beetje de zonderling. Zijn pogingen om collega’s van het mormonisme te overtuigen heeft hij uiteindelijk moeten opgeven. Hij moet er nu de plagerijen voor bijnemen, gelukkig niet al te erg. Zijn job is veilig want automecanicien is een knelpuntberoep en Daniel is “verdomd goed”, zoals zijn baas hem prijst. Daniel laat dan aan zijn mondhoeken zien dat hij met dat vloeken niet gediend is.

 

Stef, 48: losgeweekt met heimwee

Net achttien was hij toen hij de zendelingen ontmoette. Sportief, enthousiast, extrovert, draaide Stef meteen goed mee in de wijk. Hij zorgde voor enkele mooie overwinningsbekers in de zaalvoetbalcompetitie tussen de wijken van de ring. Na een vijftal jaar ontmoette hij via zijn werk als accountant een meisje met wie het spoedig prima klikte. Hij nam haar mee naar de kerk in de hoop dat ook zij bekeerd zou worden. Maar dat lukte niet. Annemie, humanistisch opgegroeid, had een instinctieve hekel aan georganiseerde godsdienst. Ze voelde zich in de hoek gedrukt door te ijverige zendelingen en leden en ze baalde van dogmatisme. Maar de verliefdheid was sterker. Stef en Annemie huwden, met de afspraak dat zij hem vrij liet zijn godsdienst te beleven. De tijd die Stef aan de kerk besteedde begon echter te wegen. Toen er kinderen kwamen wilde Annemie liever niet dat die ook mee naar de kerk gingen, want dan zou zij een groot deel van de zondag alleen thuis blijven. Het werd een moeilijk moment in hun relatie. De bisschop (toen was gelukkig een wijs man net de bisschop) zei tegen Stef dat zijn huwelijk belangrijker was en dat hij evengoed het mormonisme kon beleven door een goede echtgenoot en vader te zijn, ook al zou hij nog zelden naar de kerk komen. Zo geschiedde. Met de jaren weekte een druk gezins- en beroepsleven Stef verder los van de kerk. Een paar keer per jaar springt hij nochtans eens binnen, voor een avondmaaldienst of een conferentie. Dan is het even alsof hij er nog steeds ten volle bij hoort (tenzij een ondiplomatisch lid hem verwelkomt met een “dat is lang geleden”). Hij behield ook zijn abonnement op de Liahona, het maandblad van de kerk, met toespraken van kerkleiders en opbouwende artikels. Ook zijn mormoonse boeken en zijn cd’s met het Mormoons Tabernakelkoor koestert hij nog steeds. Wat kan hij genieten van het Hallelujah Chorus van Händel, op z’n krachtige geluidsinstallatie:

Hallelujah! For the Lord God Omnipotent reigneth. Hallelujah!
The kingdom of this world
Is become the kingdom of our Lord,
And of His Christ, and of His Christ;
And He shall reign for ever and ever,
For ever and ever, forever and ever.

Hallelujah – Mormon Tabernacle Choir

Als Stef een oude vriend uit de wijk ontmoet vraagt hij belangstellend naar broeders en zusters die hij kent en naar de groei van de kerk. Ja, misschien zal hij dit jaar Annemie vragen of ze misschien toch niet samen naar het kerstconcert zouden gaan: “Dat is toch neutraal, niks mormoons”.

 

Joanna, 58: sociologe en geboeid observator

Als 15-jarige was ze een Osmond-fan. Die mormoonse rock band scoorde in de jaren 1970 monster hits, ook in Europa. In de aankomsthal van luchthavens en in concertzalen zorgden horden opgedraaide meisjes voor taferelen die niet voor de Beatles moesten onderdoen. Duizenden jongeren kwamen op die manier in contact met het mormonisme en een behoorlijk aantal werden uiteindelijk ook lid. Nu, jaren later, blijft een significante groep “Osmond bekeerlingen” tot de vaste ledenkern horen. Joanna, gehuwd met Sam (een ingenieur en iets minder actieve mormoon) en moeder van twee kinderen, heeft de voorbije veertig jaar in tal van kerkfuncties gediend. Ze is een graag gehoorde spreekster in de avondmaalsdienst of op een ringconferentie. Ook aan een eenvoudige boodschap kan zij diepgang geven.

Met haar warm hart voor de samenleving, studeerde Joanna sociologie en vond werk als leerkracht maatschappijleer. Voor eigen interesse is ze al jaren bezig met godsdienstsociologie, vooral het ontstaan en de ontwikkeling van minderheidsreligies. Zo verschaffen haar godsdienstige overtuiging en haar eigen wijk en ring haar ook een studieobject en zelfreflectie. Goede keuze, want de voorbije jaren zagen een doorbraak in de academische interesse voor NRMs — New Religious Movements. Natuurlijk, de mormoonse kerk, op weg naar een al twee eeuwen oud bestaan, past niet echt meer in de reeks “new”. Maar, zegt Joanna, de NRM kenmerken zijn er, nog markanter omdat het precies al over een langere periode gaat en zo een verwachte evolutie van religie aantoont: hoe een onooglijke sekte, in haar kindsheid badend in het creatieve en het charismatische, snel aanhang vond en uiteindelijk uitgroeide tot een gevestigde maar ook bureaucratische kerk; hoe het militante van een kleine theocratie over de jaren verweekte tot diplomatieke onderschikking aan het politiek regime van elk land waar de kerk zich wil inplanten; hoe in dat zoeken naar erkenning storende doctrines en tradities wegebben in het voordeel van algemene morele regels en waarden; hoe de kerk daarom ook grote inspanningen levert in het mediatiseren van heiligen der laatste dagen als gewone en toffe mensen; hoe ten slotte deze NRM, vanuit een eigen cultureel cocon — het Amerikaanse Utah — internationale expansie betracht door ballast af te stoten en zo een gemene deler te vinden in een universeler evangeliebeleving.

Joanna haalt graag Dieter F. Uchtdorf aan, één van de twee raadgevers in het Eerste Presidium: “De herstelling is een voortgaand proces”.[2] Joanna ziet dat proces in het continuüm “van sekte tot kerk” dat sociologen als Max Weber hebben uitgetekend. Tegelijk blijven kerkelijke leiders en fervente leden een spanningsveld tegenover “de wereld” — dat oord van verderf — voeden door de uniciteit van het mormonisme te onderstrepen en de leden als “apart volk” (a peculiar people) aan te vuren. Die tegenstrijdige trekking tussen afstandelijkheid van de wereld en integratie erin, merkt Joanna op, zorgt binnenkerkelijks voor een latente wrijving tussen meer conservatieve en meer progressieve leden. Ring- en regionale leiders neigen naar conservatisme. Dat is zowel oorzaak als gevolg van hun roeping. Progressieven worden op lagere échelons gehouden of marginaliseren. Ook dat is eigen aan een “eindelijk gevestigde kerk”, precies zoals in het katholicisme. Terwijl Joseph Smith en zijn eerste aanhang de meest progressieve visionairen waren. En Jezus zelf, en Paulus, niet te vergeten.

Over al die bedenkingen horen de leden Joanna nooit in de kerk spreken. Dat zou maar tot misverstanden met trouwe gelovigen leiden. Die gesprekken zijn voorbehouden voor een klein groepje mormoonse vrienden op haar afgeschermde Facebook.

 

Sophie, 27, beveiligd en afgesloten mormoons

’s Zondags zit ze altijd vooraan in de kerk, dichtbij het podium, naast haar moeder die mee op de twee kleintjes let, een jongen en een meisje. Sophie is nu bijna vijf jaar getrouwd, en een derde kindje is op komst. Haar man Ruben zit op het podium, hij is de tweede raadgever van de bisschop.

Sophie is derde generatie mormoons. Haar grootouders werden in hun tienerjaren bekeerd, ontmoetten elkaar op een zomerkamp, huwden jong en brachten hun drie kinderen groot met de normen en waarden van de kerk. Haar moeder huwde op haar beurt met een bekeerling. Het huwelijk liep mis toen Sophie nog maar zeven was. Haar vader bleek een relatie te zijn begonnen met de vrouw die hij regelmatig bezocht m hulp te bieden. Hij werd geëxcommuniceerd. Thuis werd het een vechtscheiding. Sophie leerde al jong hoe risicovol het leven is en hoe makkelijk je van “het smalle en rechte pad” kunt afwijken. Daarna vond haar moeder een ouder, ervaren kerklid, een weduwnaar, met wie ze hertrouwde. Hij was een afstandelijke stiefvader voor Sophie en het meisje kreeg er nog twee halfbroers bij. Maar een auto-ongeluk velde hem na tien jaar huwelijk. Zo had Sophie al heel wat meegemaakt voor ze achttien werd. In al die verwikkelingen was de kerk voor haar en haar moeder de vaste baken om zich aan op te trekken. Het herstelde evangelie, zoals het zo volmaakt uit de lesboeken en de maandelijkse Liahona bleek, omsloot hen als een cocon waarin ze zich veilig terugtrokken. Onderhoud de geboden, gehoorzaam de leiders en alles komt goed.

Sophie was niet van plan snel te trouwen, maar toen Ruben van zending terugkwam en zoveel zachtheid en wijsheid uitstraalde… Nee, ze zou hem niet aan een ander meisje overlaten. Hij was niet moeilijk te overtuigen, ze waren samen sinds het jeugdwerk opgetrokken, hadden samen seminarie doorlopen en samen zoveel kerkactiviteiten meegemaakt. Dus waren ze op hun tweeëntwintigste in de tempel voor tijd en eeuwigheid gehuwd. Daar, terwijl ze elkaars hand vasthielden, geknield aan het altaar in hun witte tempelkleding, had Rubens eigen vader hun huwelijk verzegeld. Want ook Ruben komt uit een sterk mormoons nest.

Nu beschermt Sophie haar geluk. Zij kent de waarde van het mormonisme door het van kinds af aan te hebben beleefd. Zij kan zich niet inbeelden ’s zondags niet naar de kerk te gaan of geen taak te hebben. Net als Ruben voegt zij haar pagina toe aan het mormoonse levensalbum van haar ouders en grootouders: de datums van haar inzegening, doop, overgang van jeugdwerk naar jongevrouwen, tempelhuwelijk en nu de inzegening van haar kinderen en het uitkijken naar hun doop als ze acht jaar worden, de ordening tot het priesterschap van haar zoontje, en dan later gaat ook hij op zending… Het zit allemaal in het grote familiaal gedenkboek met de harde witte kaft waarop het profiel van de engel Moroni prijkt en dat bij elke gelegenheid zorgvuldig wordt aangevuld.

Tot Sophie’s kring behoren haar mormoonse familieleden en enkele leeftijdsgenoten die ze al vele jaren in de kerk kent. Ze beseft zelf niet dat ze zich van anderen afzondert. Van de Afrikaanse bekeerlingen in de wijk kent ze er vermoedelijk niet een bij naam. Ze lijkt geen moeite te doen om onbekenden, en zelfs bekenden die niet tot haar kring horen, te begroeten. Ze heeft een instinctieve afkeer van kritische vraagstellers en van feministes. Ze vindt het storend dat de kerk een nieuw curriculum voor seminarie en instituut heeft ingevoerd, een curriculum dat ook over moeilijke momenten in de kerkgeschiedenis spreekt, zoals over de polygamie van Joseph Smith en over het racisme van Brigham Young in de negentiende eeuw. Waarom wil de kerk dat de jeugd daarover hoort? Waarom staat daarover nu zelfs informatie op de website van de kerk? Het doet barstjes opduiken in het volmaakte beeld dat Sophie sinds altijd van de kerkgeschiedenis en de leer heeft gehad. Want als alles niet volmaakt is, is het dan nog wel waar? Nee, Sophie wil niets storends horen. Voor haar is er maar één soort mormonisme: zoals zij en Ruben, en hun familieclan aan beide zijden, het herstelde evangelie strikt beleven.

En toch… Misschien heeft haar aanwezigheid meer impact dan we vermoeden. Ze hoort er gewoon bij en doet wat van haar verwacht wordt, zonder op te vallen. Dan is zij de stem die op de achtergrond inwerkt zoals in deze video:

Jeugdwerklied n° 40, “Ik wil graag als Jezus worden” – Mormon Channel met Emily Brown

I’m trying to love my neighbor,               Ik wil van mijn vrienden houden
I’m learning to serve my friends.           hen helpen, dat vind ik fijn.
I watch for the day of gladness              Ik hoop dat als Jezus weer terugkomt
when Jesus will come again.                   Ik altijd bij Hem mag zijn.
I try to remember                                         Ik denk aan de woorden
the lessons he taught.                                die hij heeft gezegd
Then the Holy Spirit enters                     en dan voel ik zijn stem
into my thoughts, saying:                        weer door de Heilige Geest:

Love one another as Jesus loves you.                     Houd van elkaar zoals Jezus van jou.
Try to show kindness in all that you do.                Doe voor een ander wat Hij doen zou.
Be gentle and loving in deed and in thought,     Wees aardig en lief in gedachte en daad,
For these are the things Jesus taught.                    Wie dat doet, die volgt Jezus’ raad.

I’m trying to be like Jesus;                       Ik wil graag als Jezus worden
I’m following in his ways.                         en volg dus zijn voorbeeld na.
I’m trying to love as he did,                     Ik wil van zijn liefde geven
in all that I do and say.                             Ja overal waar ik ga.

At times I am tempted                              Wanneer ik moet kiezen
to make a wrong choice,                          voor goed of voor slecht,
But I try to listen                                         in gedachten hoor ik dan
as the still small voice whispers…        de Heilige Geest die zegt…

 

Het mormonisme samengevat vanuit de kennismaking

Geschiedenis van de mormoonse kerk

  • In 1820 ervoer de 14-jarige Joseph Smith een visioen van de Vader en de Zoon.
  • De jaren daarop ontving hij het bezoek van de engel Moroni, wat hem in staat stelde het Boek van Mormon te vertalen, een kroniek van oude volkeren op het Amerikaanse vasteland.
  • In 1830 stichtte de 24-jarige Joseph Smith de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in de staat New York, als een herstelling van de oorspronkelijke kerk van Jezus Christus.
  • Het “herstelde evangelie” houdt in dat er opnieuw openbaring via een levende profeet is en dat de “sleutels” (gezag) van het priesterschap opnieuw op aarde zijn.
  • De jonge kerk breidde snel uit maar werd verjaagd van plaats naar plaats, tot de mormoonse pioniers een toevlucht vonden in het onherbergzame westen van de Verenigde Staten. Nu nog is Salt Lake City, in de staat Utah, de hoofdplaats van het mormonisme.
  • Tot het einde van de negentiende eeuw stond de kerk polygamie toe.
  • In de twintigste eeuw deed intens zendingswerk de kerk internationaliseren. Vanaf de jaren 1960 zorgde de “correlatie” voor een strakke, wereldwijde eenvormigheid in structuur en programma’s.

  • De bijnamen mormoon en mormoons komen van het geloof in het Boek van Mormon.

 

Leerstellingen: het plan van redding

  • God is onze hemelse Vader, een goddelijk persoon van vlees en beenderen; zijn Zoon is Jezus Christus, die letterlijk opgestaan is; de Heilige Geest is een persoon van geest.
  • Waar een vader is, is ook een moeder, vandaar de uitspraak dat ieder mens “een geliefde geestzoon of -dochter van hemelse Ouders” is.
  • De mens zal voor zijn eigen zonden worden gestraft, niet voor een “erfzonde”. Met keuzevrijheid komt ook verantwoordelijkheid.
  • Het offer van Christus verzoent voor onze zonden op voorwaarde van bekering. Aan de eisen van de gerechtigheid komt Christus’ barmhartigheid tegemoet.
  • Om het hoogste te bereiken zijn geloof in Christus, bekering, de doop en de gave van de Heilige Geest door handoplegging nodig, gevolgd door “volharding tot het einde”.
  • Elke mens bestond reeds als geest in het voorbestaan en kwam naar de aarde voor een proeftijd. Na de dood gaat hij, met behoud van persoonlijkheid en herinneringen, naar de geestenwereld.
  • Na de opstanding, die elke mens gegeven wordt, zal het laatste oordeel zijn verdere bestemming bepalen, met als hoogste doel verhoging in het celestiale koninkrijk. Met hun dierbaren zullen mensen verder eeuwige vooruitgang kunnen maken.
  • Het jonge kind dat in zijn kinderjaren sterft wordt behouden in het celestiale koninkrijk.
  • In de tempel wordt dit plan van redding voorgesteld als de “begiftiging” — een voorstelling van ‘s mensen tocht op weg naar het celestiale koninkrijk.
  • Wie op aarde geen kans heeft gehad het evangelie te horen, krijgt die in de geestenwereld. Voor hun voorouders kunnen kerkleden plaatsvervangende verordeningen uitvoeren zoals doop, eeuwig huwelijk en verzegelingen van kinderen aan ouders. Dat werk gebeurt in de tempel. Daartoe zijn nauwkeurige gegevens nodig, vandaar de aandacht voor genealogisch onderzoek.

 

Organisatie van de kerk

  • De kerk wordt geleid door de kerkpresident of profeet, bijgestaan door twee raadgevers. Samen vormen ze het Eerste Presidium. Onder hen staat het Quorum der Twaalf Apostelen. Met nog anderen vormen zij de algemene autoriteiten.
  • De lokale eenheid voor leden is “de wijk” onder leiding van een bisschop (een gehuwd man met een gewoon beroep in het leven en die die taak voor een vijftal jaar vervult). In zendingsgebieden waar de kerk nog klein is, begint de lokale eenheid als een gemeente.
  • De ruggengraat van de organisatie is “de priesterschap” — mannen die het priesterschap dragen, met een algemene verdeling tussen het hogere of Melchizedekse priesterschap (met de lokale ambten van ouderling en hogepriester) en het lagere of Aäronische priesterschap (met de ambten van diaken, leraar en priester).
  • In een wijk functioneren een aantal interne organisaties: priesterschapsquorums (groepen met hetzelfde priesterschapsambt), de zustershulpvereniging voor alle vrouwen vanaf achttien jaar (ZHV), de zondagsschool , het jeugdwerk, de jongemannen en jongevrouwen. Elk van deze telt ambten en functionarissen, zodat zowat iedereen in een wijk een roeping of taak heeft. Niemand wordt er voor betaald. Die taken wisselen geregeld door ontheffing en nieuwe aanstelling.
  • Een aantal wijken vormen een ring (of “staak van Zion”) onder leiding van een ringpresident. Op dit ringniveau werken eveneens vrijwillige functionarissen die voor elke interne organisatie de wijken begeleiden. Zo zijn er ringverantwoordelijken voor zondagsschool, jeugdwerk, enzovoort.
  • Zendelingen zijn toegewezen aan een specifiek zendingsgebied onder leiding van een zendingspresident. De zendelingen zijn georganiseerd in districten. Verschillende districten vormen een zone.

 

Werking van de kerk

De kerk werkt strikt hiërarchisch volgens uitgestippelde regels in het “kerkelijk handboek”.

De zorg om het individu

  • Het doel van de kerk is God “te helpen de verlossing en verhoging van zijn kinderen tot stand te brengen, … om tot Christus te komen en in Hem vervolmaakt te worden” (Handboek 2, 2.2).
  • Verordeningen zijn bedoeld voor het individu: inzegenen van een baby, dopen, de gave van de Heilige Geest door handoplegging verlenen, anderen het priesterschap verlenen, het avondmaal bedienen, iemand een zegen door handoplegging geven, een zieke zalven.
  • Het individu en het gezin moeten centraal staan. Steun en hulp worden verzekerd door een systeem van bediening in het zorg dragen voor elkaar).
  • Via persoonlijke interviews waakt ook de bisschop over de leden, in het bijzonder op de jeugd (normengesprek) en op wie naar de tempel wil gaan (tempelaanbevelingsgesprek).
  • Elk lid kan eenmalig een patriarchale zegen ontvangen, gegeven door de ringpatriarch. Die zegen houdt raadgevingen en beloften in op maat van het individu.
  • Wie ernstige overtredingen begaat, zoals overspel of huishoudelijk geweld, of wie herhaald openbaar tegen de kerk ageert kan gevraagd worden voor een disciplinaire raad te verschijnen. Die kan besluiten tot ondercensuurstelling of zelfs excommunicatie. Deze personen blijven evenwel welkom in de kerk. De maatregel kan later opgeheven worden.

De gemeenschap

  • Zowel op wijk- als ringniveau worden kerkleden tot uiteenlopende taken geroepen.
  • Een mormoons kerkgebouw is een multifunctioneel vergadercentrum. De grote vergaderzaal heet “kapel”, maar het blijft een sobere zaal met een podium, een orgel of piano, een tafel voor de bediening van het avondmaal, en banken of rijen stoelen voor leden en bezoekers. De rest van het gebouw bestaat uit leslokalen, kantoren en een keuken. Vaak huist het kerkgebouw ook een centrum voor familiegeschiedenis waar iedereen welkom is voor genealogisch onderzoek.
  • Hoe sterker de kerk op een plaats gevestigd is, hoe meer de welzijnszorg kan uitgebouwd worden met zelfredzaamheidscentra, loopbaandiensten, kringloopwinkels en voorraadhuizen.
  • Van de tiende worden gebouwen, onderwijs, zendingswerk, familiegeschiedenis, humanitaire hulp en welzijnszorg gefinancierd; vastengaven helpen lokale behoeftigen.
  • De kerk beschikt ook over een “business arm”, een geheel van bedrijven die bepaalde taken zoals verzekeringen en mediadiensten overnemen en die haar financiële onafhankelijkheid moeten garanderen.

Vergaderingen

  • Een normale zondag in het kerkgebouw bestaat uit twee vergaderingen: (1) de avondmaalsdienst, (2) de ene week zondagsschoolklassen voor onderscheiden leeftijden (voor de jongsten is dat het jeugdwerk); de andere week aparte vergaderingen voor vrouwen (zustershulpvereniging), voor tienermeisjes (jongevrouwen) en voor mannen (priesterschapsvergadering). De twee vergaderingen samen duren twee uur, met pauze van een tiental minuten ertussen.
  • Op de eerste zondag van de maand is de avondmaalsdienst ook een getuigenisvergadering: wie wil kan dan rechtstaan en zijn of haar “getuigenis” geven door dankbaarheid en geloof uit te drukken.
  • Tieners van 14 tot 18 volgen het seminarie en jongvolwassenen het instituut — een doordeweekse godsdienstcursus.
  • Door de week kunnen mormonen ook naar de tempel gaan voor plaatsvervangende doop voor overledenen of voor de eigenlijke dienst die begiftiging (Engels: endowment) wordt genoemd. Een begiftigd kerklid draagt van dan af onderkleding met enkele kleine tekens in, die herinneren aan de verbonden gesloten in de tempel.
  • Op conferenties spreken kerkleiders en andere leden: tweemaal per jaar een algemene conferentie die vanuit Salt Lake City over de hele wereld wordt uitgezonden; verder lokaal twee ringconferenties per jaar en één wijkconferentie. In deze conferenties krijgen de leden ook de kans door handopsteking hun steun te verlenen aan al wie tot een taak geroepen is.

Leven als mormoon

  • Mormonen leven als gewone mensen in de wereld, zonder zichtbaar kenmerk. Men vindt ze in alle beroepen en in alle sociale klassen. Zij sluiten zich niet af van de wereld.
  • Nadruk ligt op de religieuze beleving als gezin: dagelijks gezinsgebed en op maandag gezinsavond; samen als gezin naar de kerk gaan; de vader zegent een nieuwe baby in, doopt zijn kinderen op 8-jarige leeftijd en ordent zijn zonen tot het priesterschap; de moeder begeleidt en waakt mee over elk van die stappen.
  • Jongeren, zowel jongens als meisjes, worden aangemoedigd te studeren, diploma’s te halen en talenten ten dienste te stellen van de maatschappij.
  • Mormonen volgen een gezondheidsregel — het Woord van Wijsheid, dat tabak, alcohol, koffie en thee verbiedt.
  • Nagenoeg elke man of vrouw, jongen of meisje, vervult een roeping of taak in de kerkorganisatie. Elk lid wordt ook regelmatig gevraagd om bij een vergadering een openings- of slotgebed uit spreken of een toespraak over een evangelieonderwerp te geven. Kinderen zijn daar van jonge leeftijd al aan gewend.
  • Vier Schriftuurlijke “standaardwerken” vormen de basis voor zelfstudie, lessen en toespraken: de Bijbel, het Boek van Mormon, de Leer en Verbonden en de Parel van grote waarde.
  • Op zending gaan wordt vooral van de jongens verwacht na het middelbaar onderwijs. Jongens gaan voor twee jaar, meisjes voor achttien maanden.
  • Het tempelhuwelijk, “voor tijd en eeuwigheid”, is een centraal streefdoel.
  • Net zoals in andere kerken zijn niet alle gelovigen even praktizerend. Volle inzet verdient het label “actief”, anderen zijn “minder actief” of “inactief”. Allen blijven welkom.

Home

Voetnoten

[1] De geciteerde zinnen komen uit de Leer en Verbonden, een verzameling openbaringen aan Joseph Smith.

[2] Dieter F. Uchtdorf, ‘Are You Sleeping through the Restoration?’ Ensign (May 2014), 59.