Godsdienstvrijheid: zowel zegen als vloek

Wilfried Decoo
25 juni 2018, update 17 december 2020

Godsdienstvrijheid lijkt eenvoudig: elke mens moet vrij kunnen geloven en handelen naar zijn geloof. In werkelijkheid is godsdienstvrijheid een complex concept dat zowel een zegen als een vloek kan zijn. Deze analyse belicht vooral dit laatste aspect omdat gelovigen er vaak niet bewust van zijn, terwijl het hen kan helpen andersdenkenden beter te begrijpen en hun eigen vrijheid verstandiger te verdedigen. Sommige mormonen lopen soms blind mee met een politieke lobby voor godsdienstvrijheid zonder alle implicaties te beseffen.

Hebt u weinig tijd om deze uitgebreide bijdrage te lezen? Dan beveel ik minstens deel 1 en de slotgedachten aan.

Uw vragen en opmerkingen kunnen mij helpen deze tekst te verbeteren. Meld ze mij op Wilfried.Decoo@telenet.be.

1 – Godsdienstvrijheid: waar ligt de grens?

1.1 Oordeel zelf eens over gevallen van godsdienstvrijheid bij ons
1.2 Er is dus wel degelijk een grens, maar wie bepaalt die?
1.3 Weg met godsdienstvrijheid als een aparte vrijheid?

2 – Waarom moet godsdienstvrijheid soms ingeperkt worden?

2.1 Omdat assertieve gelovigen steeds meer asociale privileges eisen
2.2 Omdat dominante religies de godsdienstvrijheid van anderen inperken
2.3 Omdat religie ertoe neigt regels aan allen op te leggen
2.4 Omdat religie vaak vrouwen discrimineert en onderdrukt
2.5 Omdat religies spanningen, conflicten en oorlogen in de hand werken
2.6 Slotgedachten: hoe kun je constructief bijdragen?

3 – Geeft godsdienstvrijheid het recht om anderen trachten te bekeren?

4 – De strijd om godsdienstvrijheid in de V.S.: waar gaat het echt om?

 

1 – Godsdienstvrijheid: waar ligt de grens?

Internationale verdragen en verklaringen vermelden steevast godsdienstvrijheid. Zo stelt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in Artikel 9: “Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst”:

Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.

Je denkt: dat is simpel. Maar …

1.1 Oordeel zelf eens over gevallen van godsdienstvrijheid bij ons

Conflicten over godsdienstvrijheid komen geregeld voor de rechtbank, ook in Europese landen. Wat denk je van de volgende acht gevallen? Stop even met lezen bij elke /// en formuleer je mening. Lees dan hoe de overheid oordeelt.

  • (1) Een aantal moslim ouders van Turkse afkomst in Zwitserland weigeren dat hun dochtertjes van 6 tot 9 jaar aan het gemengd zwemmen op school deelnemen, zelfs als de meisjes een boerkini mogen dragen. Zo’n deelname gaat in tegen hun geloofsovertuiging. /// Omdat de lokale rechtbanken hun ongelijk gaven, gingen ze tot aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ook het Hof verwierp de eis van de ouders “omdat de school een bijzondere rol speelt in het maatschappelijk integratieproces volgens lokale zeden en gewoonten. Zwemlessen dienen niet alleen om te leren zwemmen, maar ook en vooral om met alle andere kinderen aan die activiteit deel te nemen.”[1]
  • (2) De streng joods-orthodoxe Haredi-scholen in Antwerpen, die subsidies van de overheid krijgen en dus aan de Vlaamse eindtermen moeten beantwoorden, hebben het uitermate moeilijk met vakken waar onder meer evolutieleer, seksuele voorlichting en gelijkheid tussen man en vrouw aan bod moeten komen. Dat druist in tegen hun geloof en godsdienstvrijheid vereist respect voor dat geloof. /// De overheid eist echter dat de scholen zich aan de eindtermen houden want deze zijn onder meer bedoeld om goed burgerschap, brede kennis en tolerantie bij jongeren aan te kweken. De overheid is tevens bezorgd om de groeiende armoede onder de 18 000 Haredi-joden in Antwerpen, mede als gevolg van gebrek aan evenwichtig en toekomstgericht onderwijs aan de jeugd. [2]
  • (3) In enkele Europese landen geldt een boerkaverbod (een boerka bedekt ook het gezicht volledig). In een aantal rechtszaken in Frankrijk en in België legden moslimvrouwen klacht neer omdat het boerkaverbod volgens hen in strijd is met het recht op privacy, het recht op godsdienstvrijheid en het recht op vrije meningsuiting. /// Ook hier moesten ze doorgaan tot het Europees Hof. Dat verwierp hun eisen: het in het openbaar dragen van de boerka is in strijd is met de gelijke rechten van man en vrouw, maakt identificatie onmogelijk en bemoeilijkt het maatschappelijk samenleven.[3]
  • (4) Twee Franse apothekers, Pichon en Sajous, weigerden anticonceptiemiddelen in hun apotheek te verkopen, zelfs op doktersvoorschrift, op basis van hun katholiek geloof dat deze vorm van geboortebeperking niet mag. Drie vrouwen legden klacht neer. De apothekers beriepen zich op het recht om hun geloof tot uitdrukking te brengen in de praktische toepassing ervan. /// Het Europees Hof gaf hen ongelijk: in hun beroepshoedanigheid moeten apothekers alle legale medische producten aanbieden; hoe zij buiten hun beroep handelen is hun zaak. Het Hof oordeelde dat de “praktische toepassing” van geloof niet zomaar elke handeling rechtvaardigt.[4]
  • (5) Mann Sinh, een gelovige Sikh die in Frankrijk woont, legde in beroep klacht neer bij het Europees Hof omwille van de eis dat hij zijn turban zou moeten afnemen voor de foto voor zijn rijbewijs. Voor een Sikh is het dragen van de turban een religieuze verplichting. De man eiste respect voor zijn geloofsovertuiging. /// Het Europees Hof verklaarde de eis onontvankelijk omdat het reglement een blootshoofdse foto voorschrijft met het oog op correcte identificatie bij verkeersovertredingen of wegcontroles.[5]
  • (6) Een personeelslid van de sociale dienst in een Frans openbaar hospitaal, mevrouw Ebrahimian, weigerde haar islamitische hoofddoek uit te doen tijdens haar werk, ondanks herhaald verzoek ertoe van de directie. Het hospitaal besloot haar contract niet te verlengen. Ebrahimian legde klacht neer wegens inbreuk op haar recht van uiting van haar religie. /// De sterk gemediateerde zaak kwam voor het Europees Hof. Hun oordeel luidde dat er geen inbreuk was omwille van de strikte scheiding tussen kerk en staat in de Franse wetgeving. In een openbaar hospitaal dienen personeelsleden die neutraliteit te eerbiedigen. De motivering vermeldt dat patiënten geen partijdigheid mogen vermoeden in hun behandeling, en dit uit hoofde van hun eigen rechten — bijvoorbeeld in het geval van een joods patiënt die door een moslim behandeld wordt of omgekeerd. Precies het respect voor de overtuiging van anderen verplicht personeelsleden zich strikt neutraal op te stellen. Het dragen van de hoofddoek ging daar ostentatief tegen in.[6]
  • (7) Een echtpaar uit Tilburg, Jehova’s Getuigen, weigerde toestemming voor een bloedtransfusie voor hun achtjarig kind dat wegens een ernstige hartafwijking een operatie moest ondergaan. Het artsenteam getuigde dat zonder die transfusie levensgevaar dreigde. De ouders weigerden omwille van hun geloof. /// Op grond van artikel 1:268 van het Burgerlijk Wetboek besliste de rechtbank om het ouderlijk gezag tijdelijk te schorsen, aangezien het hier ging om een minderjarige, jonger dan twaalf jaar, die ernstig gevaar voor zijn gezondheid liep. Het recht op leven en gezondheid van een kind gaat voor op de godsdienstvrijheid van de ouders.[7]
  • (8) Voor veel joden en moslims is het zelf onverdoofd slachten van offerdieren een essentieel deel van de rite. Dierenwelzijnsorganisaties in heel Europa oefenen al lang druk op de politiek uit om die praktijk te stoppen. Toen in België een regel dit onverdoofd slachten tot erkende slachthuizen beperkte, stapten zowel joodse als islamitische organisaties naar het Belgisch Grondwettelijk Hof. Uit hoofde van godsdienstvrijheid stelden zij de eis om ook thuis en op andere plaatsen ritueel te mogen slachten. /// De zaak ging vervolgens door naar het Europees Hof van Justitie. Het Hof besliste dat de Belgische regelgeving geen inbreuk vormt op de vrijheid van godsdienst, gelet op het belang van dierenwelzijn en de controle op vleeskwaliteit voor verbruikers. In december 2020 nam het Europees Hof een gelijkaardige beslissing in het voordeel van het Vlaams verbod op onverdoofd slachten.[8] Het onderwerp blijft beroeren: voor activisten moet er een totaalverbod op onverdoofd slachten komen, ook in erkende slachthuizen.


Hoe heb je geoordeeld? Koos je telkens of in een aantal gevallen de kant van de overheid? Dan ben je voor beperking van godsdienstvrijheid.

 

1.2 Er is dus wel degelijk een grens, maar wie bepaalt die?

Je vrijheid om te geloven kan niemand beperken, maar wel je recht om naar dat geloof te handelen indien die handeling voor anderen nadelig is, inclusief je eigen kinderen. Gelovigen zelf zien die nadelen zelden omdat zij van een principieel standpunt uitgaan: wat mijn geloof vraagt is juist en moet ik doen. Dat kan tot intolerante, aberrante en zelfs gevaarlijke toestanden leiden. Dat beperkingen nodig zijn is trouwens zo voorzien in het tweede punt in Artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, een punt dat verdedigers van godsdienstvrijheid soms verzuimen te vermelden:

De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

In de acht hierboven besproken gevallen ging het dan nog maar enkel om dit laatste luik — de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, nog niet eens over openbare veiligheid en de bescherming van de openbare orde. In haar beslissingen hield de overheid rekening met het bredere maatschappelijk belang en het individueel welzijn, zelfs van dieren.

 

In handen van het gerecht, maar dus deels van menselijk oordeel

In alle Europese landen hebben lokale en nationale gerechtshoven nu met controverses rond godsdienstvrijheid te maken — over verlofregelingen voor eigen feestdagen, over religieuze symbolen op het werk, over voedingsaanbod in het personeelsrestaurant, over tijden en ruimtes om te kunnen bidden, over werkbeperkingen tijdens het vasten, over medische behandelingen en meer. Als eisers ongelijk krijgen kunnen ze in beroep gaan bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en bij het Europees Hof van Justitie, met als basisargument hun recht op godsdienstvrijheid. De gerechtelijke instanties behandelen deze klachten volgens strakke procedures, waarbij ze zo goed als mogelijk rekening houden met de rechten van elke partij. Soms krijgen de eisers gelijk, soms ongelijk, steeds op basis van een gemotiveerde uitspraak.

Maar hoe zouden Amerikaanse rechtbanken of het Amerikaanse Hooggerechtshof over elk van de acht hiervoor beschreven gevallen oordelen? Ook daar worden gelijkaardige conflicten over godsdienstvrijheid voor het gerecht uitgevochten. Het blijkt dat Amerikaanse en Europese perspectieven over godsdienstvrijheid niet alleen verschillen, maar ook elk intern evolueren.[9] In de V.S. speelt bovendien het wisselend politiek overwicht volgens de benoeming van conservatieve of progressieve rechters. En hoe zouden rechtbanken over dezelfde onderwerpen oordelen in Israël of in landen met een islamitische cultuur, ook nog eens afhankelijk van de lokale strekking van de islam?

James Richardson spreekt van een “judicialization” (juridisering) van godsdienstvrijheid: eisers stappen steeds meer naar het gerecht.[10] Godsdienstvrijheid kan men inderdaad niet handhaven als een algemeen en abstract principe: het is afhankelijk van tal van af te wegen factoren en van regionale en nationale culturele perspectieven en vraagt dus beoordeling.[11]

Elke beoordeling wordt bovendien bemoeilijkt door de uiteenlopende en wisselende definities van “religie” en door de onzekerheden over wat werkelijk als verplichting tot een bepaalde religie of tot een van haar interne strekkingen hoort. Is de hoofddoek werkelijk een vereiste van de islam? Verbiedt Joodse orthodoxie werkelijk de bespreking van de evolutietheorie? Wat zegt de katholieke leer precies over commercieel aanbod versus effectief gebruik van voorbehoedsmiddelen? Rechtvaardigt christelijk geloof de weigering van een bakker om een huwelijkstaart voor een homokoppel te bakken? Kan een pacifistisch mormoon vanuit zijn religie en met verwijzing naar de Anti-Nephi-Lehieten militaire dienst weigeren? En hoe groot is de persoonlijke “schade” dan wel wanneer op de eis van de gelovige niet wordt ingegaan? In welke mate mag de maatschappij ook constructief burgerschap van de gelovige verwachten? Stel je in de plaats van de rechter die op bovenstaande vragen moet antwoorden.

Ondertussen voeren tegenstanders van ongebreidelde godsdienstvrijheid ook de druk op. De “kerk” van het Vliegend Spaghettimonster moge een parodie zijn, maar sommige van hun argumenten en voorbeelden doen nadenken. Bijvoorbeeld, als een ambtenaar, die moslima is, haar hoofddoek als religieus symbool aan het loket mag dragen, waarom zou dan een atheïst daar geen T-shirt mogen dragen met het opschrift “God bestaat niet”? Is verplichte neutraliteit in overheidsgebouwen, de dienstverlenende sector en het openbaar onderwijs dan niet beter voor iedereen?

In heel dat kluwen is het moeilijk voor een gerechtshof om waardenvrij te oordelen. In een rechtbank worden de conflicten bovendien op de spits gedreven. Nogal wat analisten wijzen er daarom op dat precies westerse initiatieven om godsdienstvrijheid wereldwijd te promoten en om daar het juridisch apparaat voor in te zetten de problemen vaak erger maken.[12] Het hitst mensen tegen elkaar op in plaats van bemiddeling en dialoog te stimuleren.

 

1.3 Weg met godsdienstvrijheid als een aparte vrijheid?

Er gaan daarom stemmen op om godsdienstvrijheid niet meer als een apart gedefinieerde vrijheid te vermelden, maar enkel nog de vrijheid van gedachte en opinie. Op die manier zou men het misbruik kunnen vermijden dat sommigen van godsdienstvrijheid maken om asociale eisen te stellen of anderen te benadelen. Iemand mag dan nog menen dat voorbehoedsmiddelen niet verkocht mogen worden, of dat een vrouw een boerka moet dragen, of dat een kind in levensgevaar geen bloedtransfusie mag krijgen, of dat homo’s niet mogen trouwen — het gerecht zal dan moeten oordelen over de gegrondheid van die mening in het kader van algemene rationele en ethische principes en van het algemeen maatschappelijk welzijn. Daarmee is niet alles meteen opgelost, maar een zuiver religieus argument heeft dan geen waarde meer.

Dit zou ook gelovigen zelf ten goede kunnen komen in het nadenken en argumenteren. Bijvoorbeeld, als een katholiek stelt: “Ik ben tegen elke vorm van abortus wegens mijn geloof”, moet hij niet verwonderd zijn dat hij niet overtuigt. Kan hij echter, zonder te verwijzen naar geloof, zijn begrip van de ethische gronden van respect voor het leven uitleggen, zal dit sterker overkomen. Hij zal dan allicht ook zelf meer openstaan voor redelijke argumenten die abortus in bepaalde omstandigheden rechtvaardigen.

De meeste gelovigen vinden dit voorstel om godsdienstvrijheid als aparte vrijheid te schrappen echter principieel onbespreekbaar. Zij vrezen dat zij bepaalde rechten en privileges dan nog amper kunnen verdedigen. Maar precies die vrees toont hoe irrationeel sommige religieuze eisen zijn.

 

2 – Waarom moet godsdienstvrijheid soms ingeperkt worden?

Uit het voorgaande blijkt dat godsdienstvrijheid niet absoluut is. Dit onderdeel tracht de belangrijkste redenen voor inperking van godsdienstvrijheid te groeperen en te analyseren. De redenen staan enigszins in volgorde van belangrijkheid, met de zwaarwichtigste op het einde.

2.1 Omdat assertieve gelovigen steeds meer asociale privileges eisen
2.2 Omdat dominante religies de godsdienstvrijheid van anderen inperken
2.3 Omdat religie ertoe neigt regels aan allen op te leggen
2.4 Omdat religie vaak vrouwen discrimineert en onderdrukt
2.5 Omdat religies spanningen, conflicten en oorlogen in de hand werken
2.6 Slotbedenking: hoe kun je constructief bijdragen?

 

2.1 Omdat assertieve gelovigen steeds meer asociale privileges eisen

Dallin H. Oaks stelt:

De aanhangers van een godsdienst dienen zich, als complementaire plicht, aan de wetten te houden en de cultuur te respecteren van het land dat deze vrijheden waarborgt. Zijn de godsdienstvrijheden gewaarborgd, dan zal men daar uit dankbaarheid graag gehoor aan geven.[13]

De eerste zin klinkt als een aanvaardbare verplichting: gelovigen moeten zich aan de wetten houden en de lokale cultuur respecteren. Wetten zijn over het algemeen duidelijk, maar wat is “de cultuur van het land”? Als een religie zelf een eigen, sterke en uiterlijk afwijkende cultuur heeft, dan is de kans op wrijving en botsing met de overwegende lokale cultuur vrij groot.

De tweede zin — dat gelovigen dankbaar hun gehoorzaamheid en respect zullen tonen als godsdienstvrijheid gewaarborgd is — drukt een oprechte wens uit maar strookt niet met de feiten. Assertieve gelovigen in strikte religies blijken godsdienstvrijheid steeds meer te aanzien als een opeisbaar godsdienstrecht of godsdienstprivilege, zonder respect voor de lokale wetten en cultuur.

 

Vertoont de gelovige een inschikkelijke of een assertieve houding?

Enkele decennia geleden waren de meeste gelovigen van een minderheidsreligie in Europa al dankbaar dat ze niet verboden of vervolgd werden en dat ze binnen hun geloof gerust gelaten werden. In het openbaar gedroegen ze zich meestal onopvallend om de maatschappij die hen toeliet niet te ergeren. Hun houding inzake godsdienstvrijheid kun je inschikkelijk noemen. In de loop der jaren veranderde dat in een meer assertieve houding, namelijk het uitkomen voor eigenheid en erkenning. Op zich is het prima dat gelovigen zich niet meer verlegen of benauwd moeten voelen.

Een volgende stap is echter het uitdagen van de grenzen, zoals in sommige van de acht hierboven vermelde gevallen. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. De eerste ligt allicht in een algemene mentaliteitswijziging in de maatschappij: individuen staan steeds meer op hun rechten en stellen zich eisend op. Scholen merken dat aan leerlingen en hun ouders, dokters en hospitalen zien het bij hun patiënten, vervoersmaatschappijen en chauffeurs ervaren het met hun reizigers. Een tweede reden kan specifiek religieus zijn, namelijk martelaarsdrang. De gelovige weet namelijk heel goed dat zijn houding en zijn eisen een conflict zullen uitlokken. Dat is precies wat hij wil om als standvastig en fervent aanzien te worden en te kunnen lijden voor zijn geloof. Martelaarschap maakt groot.

Die assertieve en soms agressieve ontwikkeling verandert de betekenis van godsdienstvrijheid: het wordt een wapen in handen van de gelovige. Volgens analisten ontaardt het concept van godsdienstvrijheid op die manier tot een instrument van intolerantie: de gelovige dwingt de maatschappij om intolerant over te komen.[14] Als de gelovige dan ook nog een juridische strijd aangaat om gelijk te halen is de kans groot dat het om meer gaat want zo’n strijd kost geld en expertise. Meestal staat er dus een groepering achter die meer ambieert dan enkel de oplossing voor een individueel geval. Zij wil de privileges institutionaliseren om zo de lokale cultuur en geplogenheden gericht te doorbreken.

Een voorbeeld betreft de religieuze feestdagen. De christelijke cultuur heeft in Europa een aantal religieuze feestdagen institutioneel verankerd, ook buiten de zondag: Kerstmis, tweede kerstdag, Paasmaandag, Hemelvaart en Pinkstermaandag. De zondag zelf is ook van oorsprong christelijk. Vanuit niet-christelijke religies stijgt de vraag naar erkenning van hun feestdagen en hun wekelijkse gebedsperioden met het terechte argument van gelijke behandeling voor elke religie. Omdat dit organisatorisch en economisch voor meerdere religies steeds complexer wordt, kan men daar niet op blijven ingaan. Maar dan zou men de christelijke feestdagen moeten afschaffen omwille van het gelijkheidsbeginsel. Zo komt de eeuwenoude lokale cultuur onder druk te staan.

 

Ook vanuit het mormonisme

Ook vanuit het mormonisme komt soms de vraag naar privileges die tegen lokale regels en cultuur ingaan. In de V.S. nemen atleten en sportteams van BYU en andere mormoonse instellingen deel aan regionale of nationale tornooien. Door de kwalificaties in opeenvolgende rondes is het onvermijdelijk dat ze al eens op zondag moeten spelen. Dat weigeren ze dan uit religieuze overtuiging, maar vragen tegelijk om aanpassingen in het schema zodat ze op een andere dag kunnen spelen. Waar mogelijk wordt dat geregeld, maar het zorgt voor organisatorische moeilijkheden en ook voor kritiek van oneerlijke voordelen in de competitie.[15]

Hebben deze mormoonse atleten en teams gelijk om dit soort aanpassingen te vragen? Teruggrijpend naar wat Dallin H. Oaks zei over respect voor cultuur: omdat ze er zelf voor kiezen deel te nemen, terwijl ze weten dat zondagcompetitie mogelijk is, zouden mormoonse deelnemers evengoed de cultuur en organisatie van de sportwereld moeten respecteren en dus wél op zondag spelen. Vooral omdat er binnen het mormonisme ook hypocrisie heerst: op individuele basis nemen bekende mormoonse sportlui wél deel aan competities op zondag, ook internationaal zoals op de Olympische Spelen. De mormoonse Newsroom, kerkelijke tijdschriften en andere mormoonse media eren dan hun succesvolle prestaties, maar zwijgen over het tijdstip van hun deelnames.[16] Terwijl men bij officiële deelnames van kerkelijke instellingen de norm wél ophoudt voor het oog van de eigen leden en van de wereld. Men zou daarbij ook kunnen opmerken dat die mormoonse norm om niet aan sport op zondag te doen puriteins van oorsprong is en in veel andere christelijke kerken niet telt.[17]

 

Principes kunnen relativeren? Wat is de essentie van religie?

Dit punt is een kleine slotbedenking bij het onderwerp van strikte gelovigen die al eens met de buitenwereld botsen wanneer ze buiten hun gemeenschap met anderen moeten interageren. De orthodoxe jood mag geen hand aan een vrouw geven. De islamitische vrouw mag niet in de ogen van een vreemde man kijken. De meisjes mogen niet met jongens samen zwemmen. Is het eten hier wel halal of koosjer? Een mormoon moet de ter verwelkoming aangeboden koffie of thee weigeren.

Aan de ene kant moet je hun principiële houding respecteren, aan de andere kant kunnen ze het samenleven met anderen vertroebelen. De oorsprong van de principiële houding komt daarbij niet van het individu zelf, maar van religieuze opvoeding thuis en van onderwijs binnen de religie. Uiterlijke trekken, zoals kleding en voeding, worden er benadrukt als essentieel. Een afwijking geldt als overtreding en dus als zonde. In nagenoeg alle strikte religies komen in prediking en lessen verhalen aan bod van rolmodellen die, ondanks druk of verleiding, toch stand hielden in het onderhouden van de geboden en zich niet lieten dwingen of verleiden. Maar op welk punt, zoals Dallin H. Oaks stelt, moet men dan de cultuur van het land respecteren? Wanneer moet men zijn religieuze principes kunnen relativeren voor een hoger sociaal doel van samenleving? Voor mormonen kan dat bijvoorbeeld betekenen het aanvaarden van het kopje thee dat als verwelkoming wordt aangeboden of het deelnemen aan een buurtfeest met sport en spel, ook al is het op zondag.

Uiteindelijk is hier de vraag wat de essentie van religie is. Uiterlijke kenmerken of innerlijk beleven? Christenen zouden naar het voorbeeld van Jezus kunnen kijken. Hij verwierp religieus formalisme, zoals blijkt uit de incidenten met zijn tegenstanders die de letter van de wet benadrukten. Ook zijn openheid naar andere groepen, zoals Romeinen en Samaritanen, hoeren en tollenaars, geeft een boodschap van perkloos samenleven met anderen. In de Bergrede is Jezus de antithese van de assertieve gelovige die asociale privileges opeist.

 

2.2 Omdat dominante religies de godsdienstvrijheid van anderen inperken

Het klinkt vreemd: de vrijheid van een religie inperken om andere religies vrijheid te geven. Toch is het evident noodzakelijk.

De grootste tegenstand hebben mormoonse zendelingen steeds vanuit andere kerken ervaren, niet of veel minder vanuit de hoek van ongelovigen of niet-kerkgangers. Een gevestigde religie wil immers geen concurrenten op haar terrein, evenmin als een bakker een nieuwe bakkerij in dezelfde straat wil zien openen. Het is dus voornamelijk de dominante religie die andere godsdiensten wil verbieden of minstens indammen. Via haar invloed op de wetgeving laat ze die discriminerende job klaren. De voorbeelden liggen voor het rapen.

Zo gelden in de meeste landen waar de islam overheerst beperkende wetten op publicaties, vergaderingen, bouwaanvragen en andere faciliteiten van niet-moslim denominaties. Zendingswerk en bekering tot een andere religie zijn meestal strikt verboden. In Pakistan bijvoorbeeld, dat voor 95 procent moslim is, gelden tal van islamitische wetten waar niet-moslims voor geducht moeten zijn. De meest in het oog springende zijn de wetten op godslastering die stellen dat kritiek op de islam of het onteren van de naam van Mohamed of van de Koran verboden is. Er staan zware straffen op, tot en met de doodstraf of levenslange opsluiting. Dergelijke wetten maken het voor gelovigen van andere religies zeer moeilijk om veilig te functioneren.

In omgekeerde richting voorzien landen met een sterke christelijke signatuur in wetten die religieuze minderheden treffen door hen niet dezelfde rechten te verlenen als de wettelijk erkende godsdienst(en). De drijvende kracht achter die wetten is de gevestigde kerk. Zo gebruikt de nationale orthodoxe kerk in landen als Rusland en Griekenland haar invloed om andere denominaties te dwarsbomen. Rusland in het bijzonder heeft de voorbije jaren strenge wetten ingevoerd die niet-orthodoxe denominaties tegenwerken of zelfs vervolgen.

In India zorgen deelstaatregeringen met een hindoe-meerderheid voor wetten die bekeringen verhinderen, die het caritatieve werk van religieuze minderheden bemoeilijken of die het slachten van koeien door niet-hindoes verbieden.[18] De anti-bekeringswetten zijn vooral gericht tegen christenen omdat die er van verdacht worden, terecht of onterecht, anderen te willen bekeren. De openbare uiting van christelijk geloof kan aldus reeds als een vorm van zendingswerk geïnterpreteerd worden en zet fanatieke tegenstanders aan tot aanvallen op christelijke kerken. Christenen zelf reageren dan weer met eigen manifestaties, wat de problemen verder op de spits drijft.

Behalve in de enkele landen die staatsatheïsme voorstaan, zoals China en Vietnam, is het dus de dominante religie zelf die het meest voor problemen van godsdienstvrijheid zorgt. De conclusie is evident, maar moeilijk om te realiseren: men moet de macht van de dominante religie inperken om de vrijheid van anderen te garanderen.

 

2.3 Omdat religie ertoe neigt regels aan allen op te leggen

Dit onderdeel is wat uitgebreider omdat het meerdere aspecten omvat en in het kader van islamisering politiek erg actueel is.

Iran, Saoedi-Arabië en … Utah

In moslimlanden als Iran en Saoedi-Arabië mag je niet binnen met zelfs maar een druppel alcohol in je bagage, ook als niet-moslim. Verbruik van alcohol in het openbaar is verboden.

Notificaties in “licensed” restaurants herinneren eraan dat je, bij het bestellen van alcohol, twee vragen moet kunnen beantwoorden: “Ben je ouder dan 21?” en “Ben je van plan voeding te bestellen?” Je moet ook je identiteitsgegevens bij de hand hebben.

In de Amerikaanse staat Utah mag je evenmin binnen met alcohol in je bagage. Als je ter plekke alcohol wil kopen, vind je die alleen in enkele door de Staat gecontroleerde “liquor stores”. Op restaurant kun je alleen in een “licensed” restaurant alcohol krijgen, maar dan moet je ouder dan 21 zijn, met identiteitsbewijs, de alcohol kan alleen samen met een maaltijd besteld worden, de drank moet aan je tafel geserveerd worden en je moet die aan je tafel verbruiken. Hoewel de Utah-alcohol-regels al wat versoepeld zijn tegen vroeger, blijven ze uiterst strikt en gelden voor iedereen, ongeacht zijn geloof.[19]

Zeker, de vergelijking tussen deze drie Staten is wat geforceerd, maar de oorsprong van de restrictieve regels is er gelijkaardig: de invloed van religie op de wetgeving. In elk van deze Staten speelt dit op vele vlakken — op het curriculum in het openbaar onderwijs, op kansspelen, op homorechten, op euthanasie bij terminaal zieken of op sluitingstijden van winkels en restaurants. Wat de toestand in Utah betreft, die is al vele jaren afwijkend van de beginselverklaring die de mormoonse kerk zelf in 1835 aannam: “Wij geloven niet dat het juist is om godsdienstige invloed te vermengen met burgerlijk bestuur, waardoor het ene kerkgenootschap in zijn geestelijke rechten wordt bevorderd en het andere erin belemmerd” (Leer en Verbonden 134:9). Het is weliswaar niet de kerk zelf die de wetten instelt, maar haar invloed is onmiskenbaar omdat zij haar standpunten kenbaar maakt en de grote meerderheid van de verkozen wetgevers mormoon zijn.

 

Wat denk je van een islam-partij in het Belgische of Nederlandse politiek landschap?

De geschiedenis toont telkens opnieuw aan dat dominante religies hun regels aan iedereen willen opleggen. Eeuwen geleden konden ze dit makkelijk omdat godsdienst- en staatsleiders nauw samenwerkten of zelfs samenvielen. Met de opkomst van partijenstelsels en democratische spelregels hing het ervan af of een religie via de kiezers het overwicht kon behouden en via de wetgeving bepaalde regels kon (blijven) opleggen. In Nederland en België zorgden pastoors en dominees, zeker tot in het midden van de twintigste eeuw, aldus voor de nodige dwang om voor “de partij van de kerk” te stemmen. Onder druk van progressieve krachten brokkelden die religieuze monopolies echter af. In de meeste westerse landen pasten de oorspronkelijk confessionele partijen zich verder aan zodat ze niet meer “de kerk” vertegenwoordigen, maar “een programma” zonder verwijzingen naar godsdienst. Sociale, economische, ecologische en culturele belangen bepalen nu de agenda’s van partijen, waarbij uiteraard ook ethische normen blijven meespelen, maar geen specifiek-religieuze regels.

Vandaar de onrust wanneer in Belgische gemeenten een partij als “Islam” opkomt die onder meer een scheiding van mannen en vrouwen op het openbaar vervoer voorstelt.[20] De Vlaamse bevolkingsstudie “Samenleving in diversiteit” van 2018 wees uit dat 39 procent van de Vlamingen met Turkse roots de religieuze wetten van de islam boven de Belgische wetten stelt.[21] Ook in Nederland volgt de openbare opinie, met gemengde gevoelens, de opkomst en bewegingen van partijen met islamitische stempel.[22] Hoewel er van die kleine en vaak nog gefractioneerde groepen geen echte dreiging uitgaat, vinden velen het verontrustend wegens het beeld van het politiek islamisme in andere landen — wat in het volgende punt aan bod komt.

(Zie de voetnoot voor het onderscheid dat sommigen tussen islamitisch en islamistisch maken [23]).

 

De druk en opmars van politiek islamisme in seculiere staten

Denkend aan religie die regels aan allen wil opleggen, wat weet je van de religieus-politieke ontwikkelingen in Afghanistan, Algerije, Egypte, Irak, Iran, Marokko, Syrië, Tunesië, Turkije … ? Een blik op de recente geschiedenis toont hoezeer de religieuze factor op de politiek overal zwaar doorweegt.

De meeste landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika werden, in de loop van de negentiende of twintigste eeuw, op seculiere leest geschoeid, omdat ze deel waren van het Franse of Britse koloniaal rijk of omdat dictatoriale leiders de macht in handen namen, precies om de greep van religie op het volk te doorbreken. Seculier betekent in deze context dat het religieuze niet meer de wetten kon dicteren, dus scheiding tussen godsdienst en staat, maar wel met gelijke vrijheid voor elke religie. Maar hoe evolueerde elk regime in deze landen tot op heden? Enkele voorbeelden — weliswaar uiterst summier:

  • Turkije gaat van seculier naar meer islamitisch. In de jaren 1920 maakte Mustafa Kemal, genaamd Atatürk, van Turkije een seculiere staat naar Frans model. Hij schafte de islam als staatsgodsdienst af en benadrukte algemene godsdienstvrijheid, maar met beperkingen. Zo werd de hoofddoek verboden in openbare plaatsen. Maar de religieuze ondergrond bleef, en dus ook de spanningen tussen seculiere en religieuze krachten. In 2002 brak Erdogans conservatieve partij, de AKP, door. Die won opnieuw in juni 2018. Stap voor stap zorgen nieuwe wetten en regels voor islamisering van de maatschappij. Via het onderwijs, in het bijzonder door staatssteun aan islamitische imam hatip-scholen, raakt neutraal onderwijs in de verdrukking.[24] De velen die een seculiere staat verkiezen zien dit met onrust aan.
  • Iran ging in een oogwenk van seculier naar extreem islamitisch. Iran kende vanaf de jaren 1920 een niet-religieus autocratisch regime onder de “sjahs” met steun van het Westen, en dit gedurende vijftig jaar. In 1979 brak de islamitische revolutie uit, de sjah werd verdreven en ayatollah Khomeini werd de feitelijke leider van een antiwesterse autoritaire theocratie. Het “Twaalver sjiisme” werd staatsgodsdienst en de basis van de wetgeving.[25] Er kwamen onder meer kledingvoorschriften voor vrouwen, streng gecontroleerd door de “religieuze politie”. Een groot deel van de bevolking staat echter niet achter het politiek islamisme.
  • Egypte ging van seculier naar kortstondig islamitisch, dan terug seculier. Egypte, tot 1952 onder Britse overheersing, kwam vervolgens onder het militaire bewind van Nasser die een niet-religieus regime instelde. Daarom verbood hij de Moslimbroederschap die politiek islamisme voorstond. Behalve een tijdelijk bewind van islamieten in 2011, is de Egyptische overheid erin geslaagd, met militaire druk, om het politiek islamisme onder de duim te houden, onder meer door een strenge controle op de keuze van imams. Wie van salafisme verdacht wordt maakt geen kans. Ondergronds blijft de Moslimbroederschap echter machtig.

Zo kun je elk van die landen onder de loep nemen. Overal heersen spanningen tussen hen die een seculiere staat verkiezen (met overwegend godsdienstvrijheid voor iedereen) en hen die de sharia of vormen ervan als enige wet zien. De strategie van deze laatsten: op democratische wijze verkiezingen winnen en dan vanuit de legislatieve positie wetten in religieuze zin wijzigen.

Vanuit de westerse visie zullen de meesten onder ons de keuze voor politiek secularisme toejuichen, in het besef dat een islamitische staat tal van vrijheden aan banden kan leggen en een strikte leefcultuur aan iedereen kan opleggen. De meeste westerlingen reageren dan ook positief op nieuws dat in een islamitisch land mensen op straat komen om te protesteren tegen strakke religieuze regels. Het toont echter ook de ambiguïteit in het verdedigen van godsdienstvrijheid: men is er voor als het de eigen religie of een niet-bedreigende religie aangaat, maar niet als het een zogenaamd bedreigende religie is.

 

Maar ook in het christendom: het opleggen van regels aan allen

Eeuwenlang hebben christelijke kerken de wetten mee bepaald, volgens het land waar een kerk dominant was — katholiek, orthodox, anglicaans of een van de overige nationale of regionale protestantse kerken. Veel van die wetten waren niet-specifiek religieus en beoogden rechtvaardigheid, orde en veiligheid, in een traditie die tot de oudste beschavingen teruggaat. Andere wetten waren wel specifiek christelijk van oorsprong, zoals de vele Zondagswetten door de eeuwen heen, de ketterijwetten, de antisemitische wetten, het verbod op echtscheiding, de bepaling van feestdagen, enzovoort.

Die oude religieuze impact loopt tot op heden door in zowel de Nederlandse als Belgische wetgeving, zoals in de bepaling van feestdagen, maar ook in de voordelen die erkende erediensten van de staat ontvangen in de vorm van lonen, uitkeringen, schoolsubsidies, vrijstellingen, enzovoort. Elke burger, ongeacht zijn overtuiging, moet daar via zijn belastingen toe bijdragen, waardoor hij de facto religie-bepaalde regels krijgt opgelegd. De zogenaamde scheiding van kerk en staat is op dat vlak zelfs in onze landen dus nog relatief. Koninkrijken houden die binding met het kerkelijk verleden sterker in stand dan republieken.

 

Gelovigen en politiek

Dit alles betekent echter niet dat gelovigen zich van politiek moeten onthouden. Net zoals elke burger kan een gelovige, van welke strekking ook, zich politiek engageren om wetten te behouden, aan te passen of in te voeren via het democratisch proces. Zijn geloof mag daarbij een belangrijke drijfveer zijn. Ook een kerk op zich kan haar stem laten horen in het debat en haar gelovigen aansturen om in de een of andere richting te stemmen.

De fundamentele vraag is echter: wil een bepaalde religie regels doordrukken die de rechten van anderen aantasten of die anderszins kwalijke gevolgen hebben? Dat gebeurt wanneer een religie louter dogmatisch denkt. Bijvoorbeeld, de katholieke kerk houdt muurvast aan het leerstellig principe dat seksuele relaties altijd tot mogelijke zwangerschap moeten kunnen leiden en voorbehoedsmiddelen dus verboden zijn.[26] Die regelgeving is echter moeilijk te verantwoorden bij gezinsplanning om gezondheidsredenen of in het voorkomen van seksuele aandoeningen. Dit laatste met tragische gevolgen vooral in Afrikaanse landen.[27] Voor het katholicisme is tevens abortus in alle gevallen uitgesloten, zelfs bij levensgevaar voor de moeder of als zwangerschap aan verkrachting of incest te wijten is.[28] Die regels hebben tot onnoemelijk veel drama’s geleid, soms met wereldwijde aandacht.[29] Een andere katholieke verplichting is het helpen in leven houden van een terminaal zieke, ook al lijdt die onnoemelijk. Volgens de katholieke leer is de dood medicamenteus versnellen nog steeds euthanasie en dus verboden. Het lijden wordt aanzien als “mee–lijden” met Christus.[30] Nog een katholieke regel is het principieel verbod op echtscheiding en hertrouwen, wat vele duizenden in tragische situaties heeft gebracht. In landen waar de katholieke kerk overheerste of nog overheerst werden de voornoemde kerkleringen bijna steeds burgerlijke wetten, geldig voor elkeen ongeacht zijn geloof. Anderzijds heeft de katholieke kerk geen bezwaar tegen sport en spel op zondag, wat verklaart waarom de historisch katholieke landen geen “Zondagswetten” hebben, in tegenstelling tot landen met een historisch protestantse cultuur.

In de V.S. vinden conservatief-christelijke strekkingen elkaar om hun visies via de wetgeving te realiseren of te behouden, vaak in de naam van godsdienstvrijheid.[31] Die coalities worden soms zeer machtig, zoals de Moral Majority van Jerry Falwell in de jaren 1970 en 1980. Via actie- en lobbygroepen zorgen dergelijke coalities ervoor dat zeker op Staatsniveau (dus in onderscheiden Amerikaanse Staten) wetten gestemd worden die abortus zelfs in noodgevallen bemoeilijken of die redelijke homorechten verguizen, maar ook wetten voor vrij wapenbezit en tegen gelijke rechten voor vrouwen. Mede door dergelijke druk, ook door de mormoonse kerk gesteund, faalde begin jaren 1980 het Equal Rights Amendment, dat constitutionele gelijkheid tussen man en vrouw beoogde.

Sinds eind jaren 1990 concentreren deze christelijke samenwerkingsverbanden zich op de strijd tegen homorechten — wat een hoofdstuk apart vormt. Een recente grote beweging, geboren in evangelische kringen, is het zogenaamde “Project Blitz” om in zoveel mogelijk Staten wetsvoorstellen in te dienen die de scheiding tussen kerk en staat ondergraven en die Amerikaans nationalisme stimuleren.[32] Het gaat dan bijvoorbeeld om de plaatsing van religieuze slogans, zoals “In God we trust”, in openbare scholen of om een verplicht gebed bij het begin van parlementsvergaderingen. Maar ook anti-homowetten horen tot de agenda. Zo willen deze groepen hun versie van het christendom een geprivilegieerde plaats in het openbaar leven verzekeren.

 

Maar brengen gelovigen dan geen hogere normen en waarden aan?

Soms beweert men dat precies gelovigen nodig zijn om normen en waarden hoog te houden in de wetgeving, alsof niet-gelovigen dat niet of minder doen. “Zonder religie is er geen moreel kompas”, hoor je dan zeggen. Dat is een onhoudbare en zelfs gevaarlijke stelling.

Vooreerst verschillen religies onder elkaar qua normen en waarden. Welke zou dan voorrang moeten krijgen? Zo volgen andere kerken (waaronder de mormoonse) niet zomaar de hierboven gemelde strakke katholieke principes.[33] Strekkingen in de islam houden er uiteenlopende normen en waarden op na, wat ook de verschillen in wetgevingen in landen met moslimbevolking verklaart. Daar komt nog bij dat gelovigen de morele regels van hun religie vaak als door God bepaald en dus onaantastbaar achten. Dat maakt onderhandelen, zo belangrijk om minderheden te beschermen en tot politieke consensus te komen, nagenoeg onmogelijk.

Vervolgens is het gewoon onjuist dat gelovigen hogere normen en waarden zouden aanhangen dan niet-gelovigen (om de twee groepen even simplistisch tegenover elkaar te stellen). Uitgebreide, jarenlange studies bewijzen consistent dat kerkgangers en niet-kerkgangers, gelovigen of ongelovigen, gemiddeld gezien dezelfde gedragspatronen vertonen.[34] De enen zijn niet slechter of beter dan de anderen in hun morele beoordelingen noch in hun daden. Als er een verschil tussen gelovigen en ongelovigen is, ligt die in de emotionele dimensie: gelovigen voelen meer schuld bij slecht handelen en meer voldoening bij goed handelen.[35] Gelovigen beoordelen kleine fouten vaak ook buiten verhouding en treden dus ook meer beoordelend en bestraffend op omdat die sfeer tot hun religie hoort.[36] Niet-gelovigen halen hun normen en waarden essentieel uit hun opvoeding, hun eigen mens-zijn, hun geweten, hun ervaringen met andere mensen, alsook uit studie en analyse van uiteenlopende meningen. Zij kunnen daarom vaak in een breder en nuancerend perspectief oordelen, zonder het keurslijf van oude tradities of dogma’s.

Ten slotte is het onderscheid tussen gelovigen en niet-gelovigen niet zo eenvoudig. Niet-kerkgangers zijn daarom niet ongelovig, terwijl wie uiterlijk een religie aanhangt daarom nog niet innerlijk diepgelovig is. Daarenboven drijft elke mens ook nog eens op zijn eigen golven, waarbij hij met twijfels kampt, geloof verliest of in geloof groeit. Iemand die zich bewust “niet gelovig” noemt zal vaak bevestigen dat hij wel gelooft in transcendente waarden of in “de mensheid”. Als atheïsten het bestaan van God loochenen, dan loochenen ze eerder het ongeloofwaardig beeld dat sommige religies over God verkondigen. In al die schakeringen bloeien normen en waarden.

 

2.4 Omdat religie vaak vrouwen discrimineert en onderdrukt

Dit onderwerp is enorm breed, met honderden wetenschappelijke studies. Ik raak amper de oppervlakte aan. De hoofdgedachte luidt als volgt: een moderne, democratische maatschappij vindt het normaal dat een vrouw stemrecht heeft, dat ze mag studeren, dat ze zich vrij op straat mag bewegen, dat ze haar huwelijkspartner vrij kan kiezen, dat elke job of positie ook voor haar openstaat, dat ze als meisje geen genitale verminking moet ondergaan, enzovoort. Maar indien religie dat voor een of meerdere aspecten anders bepaalt, vinden vele gelovigen dat aanvaardbaar. In de religieuze omgeving gelden andere criteria dan die van gender-gelijkheid waar vrouwen sinds de negentiende eeuw zo hard voor hebben gestreden. Die mentale omzwaai intrigeert onderzoekers.[37]

Om meteen misverstanden of kritiek op te vangen, deze caveat: ook in strikte en conservatieve religies kunnen vrouwen zich perfect op hun plaats voelen en van een hoog welbevinden genieten.[38] Ze voelen zich nuttig en veilig in het systeem, ze aanvaarden de interne verhouding tussen man en vrouw of ze werken constructief, van binnenuit, aan verbeteringen van die verhouding. De voorbije jaren nemen trouwens meer gelovige vrouwen het woord in publicaties en congressen om hun posities te verduidelijken en het recht om “religieuze feministen” te zijn.[39]

Ook zien we hoe sommige religies, onder druk van eigen leden en van de media, stap voor stap ongunstige toestanden wegwerken, meer stem aan vrouwen geven, hen meer laten meewerken in de organisatie en hun religieuze taken toevertrouwen. Sommige kerken staan daarin al zo ver dat genderverschillen nagenoeg volledig zijn weggewerkt — mannen en vrouwen kunnen er alle leiders- en priesterschapstaken op gelijke voet vervullen.[40] Bij andere, zoals de katholieke kerk en de mormoonse kerk, is er vooruitgang, maar traag. Die druk van eigen leden en van de media is in feite een subtiele vorm van beperking van godsdienstvrijheid: mannelijke leiders kunnen vrouwen niet meer behandelen zoals vroeger.

Die positieve ontwikkelingen nemen echter niet weg dat religie grotendeels verantwoordelijk is voor eeuwen van discriminatie en onderdrukking van vrouwen. Voor miljoenen vrouwen in de wereld blijft dit ook nu nog doorgaan. Wat kan daar de oorzaak van zijn?

 

Het effect van mannelijk monotheïsme?

Historici en antropologen verwijzen naar de Abrahamitische religies (jodendom, christendom en islam) als belangrijke bron voor de ondergeschikte rol van de vrouw.[41] Het monotheïsme met zijn énige, oppermachtige mannelijke God wijzigt immers het perspectief als men dit vergelijkt met andere en oudere beschavingen, zoals de Sumerische en Akkadische. Die geloofden overwegend in een pantheon van evenwaardige goden en godinnen, van een of meer goddelijke echtparen, met daarenboven een bijzondere plaats voor de archetypische moedergodin en voor priesteressen.[42] Daartegenover poneert de Pentateuch, als oudste deel van het Oude Testament, het beeld van een overwegend jaloerse, wraakzuchtige, mannelijke god.[43] Vrijheid voor andere religies was onaanvaardbaar, met als radicale oplossing het uitmoorden van volken die vreemde goden zouden binnenbrengen.

De oudste Bijbelverhalen rond de aartsvaders weerspiegelen die patriarchale focus en de ermee samengaande ondergeschiktheid van de vrouw. Talrijke regels in de Wet van Mozes verscherpen dit: vrouwen zijn bezit zoals vee, ze worden uitgehuwelijkt door hun vader, ze kunnen verstoten worden, ze zijn met periodes onrein, ze moeten huwen met hun verkrachter en ze worden gestenigd in geval van overspel of zelfs maar bij vermoeden van verlies van maagdelijkheid.[44] Dochters kunnen voor dienstbaarheid verkocht worden, meerdere vrouwen en bijvrouwen zijn toegestaan en na een militaire overwinning mogen de mannen vrouwen vrij nemen als oorlogsbuit.[45] Zelfs als het er in het dagelijks leven minder hard aan toeging dan de regels doen vermoeden en zelfs als culturele tradities voor de nodige leefbaarheid zorgden, dan nog bleef de vrouw in een principieel inferieure positie.

In veel religies

Oecumenisch concilie van Wenen in 1311. Al van de vroegste ontwikkeling van het christendom hadden alleen mannen hiërarchisch leiderschap en bestonden raden en concilies alleen uit mannen. Die bepaalden ook de regels die specifiek voor vrouwen golden.

Wat het christendom betreft, Jezus zelf deed nooit een uitspraak die op een mindere positie van de vrouw zou wijzen, maar evenmin een die het rollenpatroon van zijn tijd zou doorbreken. Hij roept geen vrouw als een van zijn apostelen. Dan komt Paulus die herhaaldelijk de ondergeschikte rol van de vrouw onderstreept.[46] Zijn uitspraken gelden als Schriftuur en het zich ontwikkelende christendom volgde die lijn. De onderscheiden kerken lieten alleen mannen tot het priesterschap toe en alleen mannen vulden de hiërarchie. Het priestercelibaat sloot vrouwen nog meer af van het mannelijk kader. Kerkvaders benadrukten het beeld van de vrouw als instrument van Satan om mannen tot zonde te verleiden.[47] Die overtuiging zou eeuwen blijven hangen, tot op heden, getuige de beoordeling bij verkrachting: gaf de vrouw geen aanleiding?

Over de positie van de vrouw in het christendom zijn talrijke studies geschreven. Een van de meest doordringende is die van de bekende katholieke theoloog Hans Küng.[48] Hij weet de balans aan te geven: zelfs uitzonderlijke, heilige vrouwen in de geschiedenis van het christendom moesten vaak opboksen voor hun geloofwaardigheid in een mannenwereld. Voor anderen was het erger als we denken aan de heksenprocessen. Het gaat daarbij niet enkel om de middeleeuwen. De verdrukking van de vrouwen in het Britse en Amerikaanse puritanisme van de zeventiende tot de twintigste eeuw is bijzonder schrijnend.[49] De strijd om vrouwenrechten vanaf het einde van de negentiende eeuw kwam bijna volledig uit seculiere hoek en werd door christelijke kerken actief tegengewerkt — tot op heden.[50]

Het orthodoxe jodendom kent een diep-ingewortelde cultuur die de eigen rol van de man en die van de vrouw tot in het detail voorschrijft. Opnieuw moet ik de caveat benadrukken: veel joods-orthodoxe vrouwen kunnen zich, vanuit hun opvoeding en tradities, veilig en voldaan in hun levenswijze vinden. Hier geldt ook het respect voor hun keuzes. Tegelijkertijd moet men ook het andere luik erkennen, waarbij joodse vrouwen die zich emanciperen dit meestal ten koste van een enorme strijd en uitsluiting uit hun gemeenschap moeten doen.[51]

In China is het confucianisme eeuwenlang mee verantwoordelijk geweest voor culturele compulsie op vrouwen, waarvan het inbinden van voeten het meest bekende is.[52] Als de Chinese regering de godsdienstvrijheid zo sterk inperkt, moet men dat ook in zijn historisch kader kunnen zien. Communisten zien enerzijds lokale religies als dwangmatig en bijgelovig en anderzijds buitenlandse religies als bedreigend voor de nationale eenheid.

Maar het is vooral in de islam dat de problematiek van de positie van de vrouw veel aan bod komt, met hevige controverses. Apologeten, waaronder ook vrouwen, verdedigen de regels als beschermend en vrijwillig aanvaard. Passages uit de Koran krijgen dan interpretaties om ze aannemelijk te maken voor onze tijd.

Maar evengoed zijn er de talrijke getuigenissen over de discriminatie en verdrukking van meisjes en vrouwen in naam van islamitische regels. Dat speelt niet alleen in de meest rauwe publieke voorbeelden uit landen als Afghanistan, Pakistan of Saoedi-Arabië, maar ook in de interne familiale en sociale druk op moslimmeisjes en ‑vrouwen, inclusief in onze eigen westerse landen. Het is veelzeggend dat kritische vrouwenstemmen van binnen de islam nagenoeg alleen maar anoniem op sociale media durven getuigen of dat ze bij publiek optreden onder politiebescherming moeten staan.[53]

Uiteraard verschillen islamitische houdingen tegenover vrouwen volgens strekkingen en etnische groepen. Zo zullen islamitische leiders van Europa en het Midden-Oosten nu vrouwelijke genitale verminking (vrouwenbesnijdenis) overwegend afwijzen, maar de praktijk blijft nog steeds toegepast, ook in Europa waar islamitische ouders hun dochters “op vakantie” naar het land van herkomst sturen voor de ingreep.[54] Eenzelfde diversiteit geldt voor het uithuwelijken en de minimum leeftijd ervoor. In sommige islamitische landen en strekkingen is huwelijk mogelijk vanaf de eerste menstruatie. Nog steeds worden ook in westerse landen minderjarige moslimmeisjes gedwongen uitgehuwelijkt, vaak via “een vakantie” in een moslimland.[55]

Om dit onderdeel over vrouwenonderdrukking af te ronden: als een religie aan meisjes en vrouwen hun fundamentele rechten ontzegt, hun potentieel fnuikt of anderszins benadeelt, dan pleiten stemmen ervoor om de vrijheid van die religie om zo te handelen in te perken. Het is zelfs een verplichting onder het charter van de Verenigde Naties en andere internationale verdragen die de gelijkheid van man en vrouw vooropstellen.[56]

 

2.5 Omdat religies spanningen, conflicten en oorlogen in de hand werken

De geschiedenis toont hoe religie steeds weer met bloedige conflicten, opstanden en oorlogen in verband staat. Telkens wanneer ergens een nieuwe religie of een afsplitsing van een bestaande religie wortel schoot en zich verspreidde, en daarbij gezinnen en buurten uit elkaar trok en maatschappelijke onrust voedde, escaleerden de spanningen vaak tot geweld. Toen Maarten Luther in 1517 zijn 95 kritische stellingen over het katholicisme publiceerde kon hij niet beseffen dat hij mee de aanzet vormde voor de gruwelijke godsdienstoorlogen die Europa bijna twee eeuwen lang zouden teisteren, met miljoenen doden.[57]

Om ongeregeldheden en erger te voorkomen neemt de overheid dus maatregelen. Ofwel verbiedt ze religie — de optie van het staatsatheïsme zoals in China of destijds in de Sovjet-Unie. Ofwel stelt de overheid een staatsreligie onder politieke controle in, zonder ruimte of met beperkte ruimte voor anderen, zoals de historische optie van Engeland en van Scandinavische landen. Ofwel laat ze een aantal erkende religies toe binnen wettelijke teugels, maar sluit andere uit of tolereert die zonder rechten, zoals in België en andere landen. Zelfs regimes die volledige godsdienstvrijheid erkennen laten risicogroepen en nieuwkomers in het oog houden. De excessen van sekten in de jaren 1980 en 90 en de gevolgen van islamitische radicalisering rechtvaardigen die houding. De politieke les is geleerd: hoe meer godsdienstvrijheid, hoe meer risico’s van ontsporing.

 

Je godsdienstige overtuiging: een primair of een secundair kenmerk van je identiteit?

Hoe kan religie zo naar conflicten en geweld doen ontsporen? Het antwoord ligt grotendeels in persoonlijkheid en psychologie. Dit punt is belangrijk en werpt ook licht op voorgaande onderdelen.

Voor een groot deel van de wereldbevolking is religie een primair kenmerk van hun identiteit. Het is deel van hun diepste ik, een ingewortelde eigenheid die van ouders en voorouders komt en die van kinds af hun dagelijks handelen bepaalt. Het zit verweven met tradities en regels die de levensloop tekenen, met initiatie, rituele leeftijdsovergangen, verloving en huwelijk, sociale relaties, tot aan het sterven en de uitvaart. Wekelijkse prediking, onderwijs en studie voeden het. Ook voor sterk geëngageerde christenen, zoals diep-overtuigde evangelisten, Jehovah’s Getuigen of mormonen, geldt die primaire identiteit in veel gevallen. Voor de meeste van deze gelovigen omvat hun eigen religie ook de enige juiste waarheid, wat de identiteit ook nog eens exclusief maakt.

Een van de vele episodes van de Tachtigjarige oorlog. Haarlem, 1573. Na maanden beleg door de Spaanse troepen geeft de stad zich over. De Spanjaarden koelen hun woede op de Calvinistische “rebellen”. Met vele anderen wordt goeverneur Wigbolt Ripperda onthoofd.

De geschiedenis toont overvloedig aan hoe die primaire religieuze identiteit de gemoederen kan beroeren. Onze voorouders hebben het aan den lijve ondervonden. Er was een tijd in onze contreien dat katholieken en protestanten een strijd op leven en dood uitvochten. Tachtig jaar zou de oorlog tussen “papen en geuzen” duren met gruwelijke bloedbaden, verwoesting van steden en dorpen en vele honderdduizenden slachtoffers. Ken je de grote momenten nog uit je geschiedenislessen? De Beeldenstorm in 1566. De inname van Den Briel in 1572. De val van Antwerpen in 1585. De verovering van de Zilvervloot door Piet Hein in 1628. En uiteindelijk in 1648 het vredesverdrag van Münster tussen het katholieke Spanje en de Republiek der Verenigde Provinciën.

Thans is het ondenkbaar dat in de Lage Landen katholieken en protestanten elkaar nog naar de keel zouden vliegen. Voor veel westerlingen is religie thans een secundair kenmerk van identiteit of helemaal geen kenmerk meer of een dat kan veranderen. Ze aanvaarden dat iemand gelovig of ongelovig is of het kan worden, dat hij naar de kerk gaat of niet, dat hij katholiek, protestant of atheïst is of het kan worden. Bij Amerikanen is die aanvaarding van religieuze diversiteit en mobiliteit erg vertrouwd (zolang ze eerder christelijk is). Dat komt door de talrijke denominaties die het land kent en waarvan je de gebouwen en uithangborden overal kunt zien. Bovendien kun je er makkelijk van religie veranderen, zonder dat dit voor ophef zorgt. Ook Nederland kent dergelijke diversiteit, meer dan België.

Maar voor velen geldt religie nog steeds als primaire identiteit, met alle gevolgen van dien. Ik onderscheid hierna twee niveaus, eerst dat van de familie en de lokale gemeenschap, vervolgens het etnische en nationalistische waar de dramatische gevolgen exponentieel verhogen.

 

Spanningen en conflicten op het niveau van familie en gemeenschap

Mormoonse gezinnen kennen het evengoed: de spanningen en conflicten wanneer een van de gezinsleden afhaakt of, in Mormonspeak, “inactief” wordt. Het gebeurt wanneer een van de kinderen niet meer naar de kerk wil gaan, of als één van de ouders zijn geloof verliest. Veel gezinnen weten hoe pijnlijk dit kan wegen en hoeveel verdriet het kan veroorzaken. Of denk aan het drama dat, ook nu nog, veel mormoonse ouders verscheurt wanneer een kind zich als homo of lesbisch “out”. De kerk zelf stelt dat in zo’n proces liefde, begrip en geduld moeten blijven overwegen. Dat neemt niet weg dat de emotionele gevolgen zwaar kunnen wegen, niet in het minst voor diegene die van de norm afwijkt omdat hij zijn religieuze identiteit, die vaak diep ingeslepen zit, moet leren herdefiniëren. Hij strijdt er dus met zijn eigen godsdienstvrijheid.

In andere religies leidt afhaken of zich outen vaak tot verstoting door de gemeenschap. De primaire religieuze identiteit overheerst immers zo sterk dat de “afvallige” geen plaats meer in de familie of in de gemeenschap kan hebben. Ook bekering tot een andere religie is in dergelijke culturen volkomen onaanvaardbaar en soms zelfs levensbedreigend.[58] Dat dwingt velen ertoe om binnen de religie te blijven, in het bijzonder vrouwen die veel moeilijker de stap naar een onafhankelijk leven kunnen zetten. Het is precies die problematiek die in internationale verklaringen terug te vinden is bij het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst: “… dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen”. Voor strikte religies blijft de erkenning van dat recht veelal dode letter.

Maar er is meer, op het niveau van de gemeenschap.

“Wat zou het fijn zijn als alle leden van onze wijk in dezelfde straat of huizenblok zouden wonen”, zei me ooit een mormoons kerklid in Antwerpen. Ik antwoordde: “Ja, dat heb ik jaren in Provo, Utah gekend. Zo creëer je een getto.” Ook mormoonse kerkleiders hebben de nadelen van zo’n concentratie meermaals aangekaart. Apostel M. Russell Ballard wees bekrompen (“narrow-minded”) mormonen terecht die, wanneer ze de meerderheid van de bevolking uitmaken, zich op zichzelf terugtrekken en zelfs hun kinderen verbieden met niet-leden te spelen. Daartegenover benadrukte hij “de leer van inclusie” ten overstaan van anderen.[59]

Nagenoeg elke religieuze gemeenschap met een sterke identiteit neigt er inderdaad naar om zich als een gesloten blok met een eigen cultuur te gedragen. Die isolering begint op het niveau van de groep die zich met een kerkgebouw, een kapel, een tempel, een synagoge, een moskee of een “Koninkrijkszaal” identificeert. Het kan een geografische enclave worden als leden dicht bij elkaar gaan wonen. De diensten, de lessen en activiteiten slorpen nagenoeg alle vrije tijd op. Het leven draait rond de gemeenschap, ongetwijfeld voldoening gevend voor velen door de vriendschappen en de sfeer, maar isolerend ten overstaan van buitenstaanders, zelfs ten overstaan van eigen leden die zich niet “conform” gedragen. Vaak weerklinkt er in de prediking en de lessen ook een retoriek die “de wereld” van de anderen als slecht en bedreigend voorstelt.

Maar wat er dan binnen sommige van die gemeenschappen gebeurt kan de overheid verontrusten. Wat met antisociale indoctrinatie? Wat met het poneren van religieuze wetten boven de landswetten? Wat indien ouders vanuit hun overtuiging onredelijke eisen aan hun kinderen stellen, indien ze hen opvoeden met een afkeer van de rest van de maatschappij of hun gezondheid in gevaar brengen?[60] Is er in dergelijke gesloten groepen ook geen sprake van machtsmisbruik door een overdreven nadruk op gehoorzaamheid? Is er geen probleem van financiële druk om bij te dragen? Van onwettige uitoefening van geneeskunde? Van seksueel misbruik dat toegedekt wordt? Van fysieke mishandeling zoals genitale verminking?

Daarenboven kunnen interne scheuringen zware conflicten binnen dergelijke gemeenschappen veroorzaken. Ook tussen verschillende strekkingen van eenzelfde religie kunnen immers geloofsinterpretaties voor sectarianisme en grote beroering zorgen. Dergelijke toestanden komen herhaaldelijk voor en kunnen ernstig uit de hand lopen.[61] Het is begrijpelijk dat de overheid voor dit soort ontwikkelingen beducht is, en dus godsdienstvrijheid zal beperken, zeker als in het verleden de spanningen al voor grote problemen hebben gezorgd.

 

Een huidige wereld vol godsdienstoorlogen

Wat nog meer verontrust is de dreiging van opstanden en ware oorlogen. Een studie van niet minder dan 42 burgeroorlogen tussen 1940 en 2000 toont aan dat ze allemaal een religieuze achtergrond hebben. Tegelijkertijd blijkt dat in de loop der jaren religie als drijfveer steeds centraler is komen te staan en dat deze oorlogen steeds destructiever worden.[62] Ook na 2000 woeden nagenoeg alle gewapende conflicten tussen religieus-gedefinieerde tegenstanders, met nog grotere gruwel dan voorheen. Voorbeelden sinds de jaren 1940 tot nu liggen voor het grijpen.[63]

  • Het eindeloos Arabisch-Israëlisch conflict, dat sinds 1948 in een opeenvolging van oorlogen, intifada’s en aanslagen woedt, heeft zowel een territoriale als religieuze dimensie.
  • Sri Lanka kent al jaren zware confrontaties tussen boeddhisten, moslims en hindoes waarvan de zwaarste de oorlog met de overwegend hindoeïstische Tamil was (1983–2009). De rust keerde nooit volledig terug in Sri Lanka. Nu leiden spanningen tussen christelijke minderheden en hindoeïstische extremisten tot herhaalde conflicten.
  • India is al sinds eeuwen het toneel van zware godsdienstige conflicten. Ondanks de huidige grondwet die godsdienstvrijheid en tolerantie voorstaat, blijven spanningen tussen hindoes en moslims voor lokale opstanden, aanslagen en vergeldingen zorgen, met duizenden doden. In bepaalde gebieden, zoals in Kasjmir, woedt sinds 1947 de ene burgeroorlog na de andere tussen hindoes en moslims.
  • In Myanmar – het vroeger Birma – woedt al decennia het conflict tussen de boeddhistische meerderheid en de islamitische Rohingya minderheid. Sinds 2012 is het verder ontaard tot etnische zuiveringen met een tienduizend doden en rond een miljoen Rohingya die naar Bangladesh zijn gevlucht.
  • In Afrika was de Biafra-oorlog (1967–1970) de facto een godsdienstoorlog tussen de christelijke Igbo en de islamitische Haussa-Fulani.
  • De Soedanese Burgeroorlog (1983–2005) was een etnisch-religieuze oorlog tussen de islamitische noordelijke meerderheid die de shariawetgeving nationaal wilde invoeren, en de christelijk-animistische zuidelijke minderheid.
  • In Nigeria verdeelt het zogenaamde Sharia-conflict het overwegend islamitisch noorden en het overwegend christelijke zuiden. De beruchte Boko Haram zorgt er voor de meest gewelddadige acties. “Boko” betekent “westerse opvoeding”. “Haram” betekent “zonde”. Deze extreem-islamitische beweging verwerpt de plaats die ook de doorsnee-islam aan modern onderwijs toekent. Kinderen mogen niets anders dan religie meer studeren. Schokkend zijn de aanvallen op scholen en de ontvoering van kinderen door Boko Haram.

 

  • Europa zag de strijd tussen katholieken en protestanten in Ierland (1969–1998). De Joegoslavische oorlogen van 1991 tot 2001 waren ook en vooral etnisch-religieus, met moslims in Bosnië, katholieken in Kroatië en orthodoxen in Servië. De etnische zuiveringen waren religieus bepaald.

Binnen de islam staan vooreerst twee grote ideologische blokken tegenover elkaar: soennieten versus sjiieten. Hun vijandschap wordt aanzien als het meest explosieve risico voor een grote regionale oorlog in het Midden-Oosten.

  • In de Irak-Iranoorlog (1980–1988) maakte de sjiitische regering in Iran van de oorlog een heilige oorlog tegen de Irakese soennieten. De haatgevoelens tussen beiden kampen zijn de voorbije jaren weer aangewakkerd.
  • Sinds 1992 tot op heden beheerst de Taliban (“studenten van theologie”) de oorlogsontwikkelingen in Afghanistan. Hun militante religieuze leer is een combinatie van Deobandi fundamentalisme en religieus pro-Pashtun nationalisme.
  • De Syrische burgeroorlog (2011–heden), hoewel niet begonnen als een godsdienstoorlog, is uiteindelijk omgeslagen in een strijd tussen groepen die zich met een religie vereenzelvigen – sjiieten, soennieten, alawieten, christenen en druzen, met daarenboven interne strekkingen.
  • Als apart religieus geval is er dan nog IS – de Islamitische Staat, die de voorbije jaren het nieuws beheerst heeft en waarvan we de bloedige uitwassen tot in Europa voelen.

Analisten merken wel op dat al die conflicten en oorlogen zelden louter religieus zijn, maar nagenoeg steeds binnen een context van sociale, politieke, territoriale of economische geschillen ontstaan, met vaak ook nog etnische of nationalistische achtergronden. In welke mate religie als dusdanig de eigenlijke aanzet tot confrontatie vormt, dan wel het etiket en de brandstof ervoor levert, is stof voor debat.[64]

 

De retoriek van godsdienstoorlog: deel van godsdienstvrijheid?

Cultuurhistoricus Thomas von der Dunk schreef over dat sjiitisch-soennitisch antagonisme:

De wederzijdse verbetenheid mag in onze moderne ogen gedateerd (of zelfs gespeeld) aandoen, ter plekke beleven de gelovigen de religieuze controverse niet minder diep dan de protestanten en katholieken deden in de zestiende eeuw in Europa. De retoriek van een godsdienstoorlog is een stuk gevaarlijker dan die van een oorlog tussen naties, omdat ze een beroep doet op het geloof in absolute, onaantastbare, goddelijke waarheden. Geregeld blijkt uit reportages dat die retoriek in beide kampen aanslaat en ook bij migranten in Europa haar werking niet mist. ‘Had ik honderd raketten, dan gooide ik er eentje op Israël en negenennegentig op Iran’, zei een soennitische marktkoopman in Irak een tijdje geleden. In een regio waar de anti-Israël-gevoelens erg heftig zijn, wil dat wat zeggen.[65]

Of het bij de hoogste politieke en militaire leiders werkelijk om religieuze overtuiging gaat kan men betwijfelen. Zeker is dat zij hun achterban en hun krijgsmacht sterker met godsdienst kunnen motiveren dan met louter politieke argumenten. Sterven voor het geloof is martelaarschap dat naar de hoogste sferen van het hiernamaals leidt. Verhalen van die ultieme offers zijn wezenlijk deel van de geschiedenis van elke religie.

De retoriek van godsdienstoorlog legt de basis voor de werkelijke oorlog. In zijn boek Holy Terrors ontleedt Bruce Lincoln hoezeer de boodschap van Osama bin Laden, enkele uren na de aanslagen van september 2001, een gelijkaardige response krijgt van president George W. Bush enkele dagen later.[66] Daarin kondigt Bush de Amerikaanse “War on Terror” aan, wat grotendeels overkwam als “War on Islam”. Hij gebruikte daarbij de oude term “crusade” — kruistocht. Ervaren politici, vooral in Europa, begrepen meteen hoe ongelukkig die formulering was. En inderdaad, de polarisering tussen het christelijke westen en de islam was niet meer te stoppen. Militante islamisten maken dan ook gretig gebruik van het dreigbeeld van de middeleeuwse Kruistochten tegen de islam.

Van zijn kant, tijdens zijn twee ambtstermijnen als president, vermeed Barack Obama zorgvuldig om oorlogsretoriek in verband met godsdienst te brengen. Maar al in zijn verkiezingscampagne en van bij de aanvang van zijn mandaat doorbrak Donald Trump die terughoudendheid en polariseerde hij verder.

Analisten kennen de strategieën die de snelle en immense kracht van religieuze oorlogsretoriek verklaren.[67] Die retoriek heeft duizenden buitenlandse strijders naar IS gestuurd en velen van hen tot gruweldaden kunnen aanzetten. Ze kan gevangenen op korte tijd radicaliseren. Ze sluipt binnen via sociale media. Ze hitst kinderen op die er de draagwijdte niet van kunnen beseffen.

Zo komen we tot de vraag of religieuze oorlogsretoriek ook niet moet vallen onder de beperkingen van godsdienstvrijheid, waarbij de overheid dus nog een stap verder gaat dan handelingen verbieden: ook de vrije meningsuiting heeft zijn grenzen. We zien de overheid dan ook in die zin optreden bij ons. Ze tolereert niet meer dat buitenlandse imams hier het salafisme verspreiden. Het leidt tot maatregelen, zoals het uitwijzen van imams en sluiten van moskeeën. Uiteraard is dit inperking van godsdienstvrijheid, maar waarvan velen de noodzaak inzien.

 

Ook in het mormonisme: oorlogsretoriek

Het mormonisme heeft niet de naam agressief te zijn. De kerk staat bekend om de “open deur”-benadering in elk land waar ze werkzaam is: alles steeds legaal conform de wetten. Ze zet sterk in op diplomatie met het oog op goede relaties met overheden. Ze benadrukt het twaalfde geloofsartikel: “Wij geloven onderdanig te moeten zijn aan koningen, presidenten, heersers en magistraten, door het gehoorzamen, eerbiedigen en hooghouden van de wet.” Talrijke Schriftteksten en uitspraken van kerkleiders bevestigen de opdracht vrede te stichten.

En toch. Om de uiteindelijke, hemelse vrede op aarde te vestigen is ook het mormonisme, net zoals de islam, in zijn toekomstperspectief een militante en imperialistische religie. Een mormoon die het voorgaande over oorlogsretoriek leest zal er niet bij stilstaan dat eenzelfde retoriek ook in zijn godsdienst ruim voorkomt, ja, dat hij het zelfs regelmatig zingt:

Trouw aan ‘t geloof … Als de vijand aan komt vallen, zullen w’aarz’len voor ’t gevecht? Nee!

Hoop van Isr’el, Zions leger … op ten strijde! Brengt hen allen nu ten val! Elke slag velt weer een vijand, ied’re stap brengt ons meer macht!

Moedig doen wij mee totdat voorbij is de strijd… Hoor, de oorlogskreet weerklinkt zo helder en luid … Schaar u om de standaard van het kruis!

Voorwaarts, christenstrijders! Voorwaarts naar de strijd … Als een machtig leger breekt Gods kerk zich baan…

Tijdens de zang denkt niemand eraan dit letterlijk uit te voeren. Men voelt het aan als metaforen voor de strijd tegen de zonde, tegen de macht van Satan, maar de woorden zijn er niet minder krijgshaftig om. De apostel Paulus ligt deels aan de basis van deze militaire retoriek, toen hij de kerkleden aanmoedigde zich te bekleden

“met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel. Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.” (Efeziërs 6:11–17).

Hoe vreedzaam mormonen ook zijn, hoe nauwgezet ze ook de wetten van elk land gehoorzamen, het uiteindelijk doel is het Koninkrijk van God over de hele wereld te vestigen en elke knie te doen buigen voor de Heiland. Je vindt het zowel in Schriftteksten als in toespraken van leiders.[68] De duizenden zendelingen worden vaak vergeleken met een machtig leger dat de wereld moet bekeren. Kerkleiders verwijzen naar de droom van Nebukadnezar: het grote beeld stelt opeenvolgende koninkrijken voor, maar een steen uit een berg raakt het beeld op z’n zwakke lemen voeten en verbrijzelt het. Die steen wordt een grote berg die de hele aarde vult. Die steen is, onder meer volgens kerkpresident Spencer W. Kimball, “de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, het koninkrijk, opgericht door de God des hemels, dat nooit te gronde zal gaan”.[69] Bijna expliciet betekent dit dat de kerk alle koninkrijken zal verbrijzelen, mede in het perspectief van de apocalypsis — de meest verschrikkelijke oorlog — gevolgd door de vestiging van het Duizendjarig Rijk.

Kerkleiders die graag een vurige spreekstijl hanteren nemen die oorlogsretoriek dan ook al eens over. “Wij zijn in oorlog met de wereld!”, gevolgd door een tirade over al het slechte rondom ons, heb ik de voorbije jaren meer dan eens gehoord in Antwerpen.[70]

We staan er niet bij stil, maar kritische buitenstaanders kunnen dergelijke uitspraken makkelijk als opruiende en extremistische taal bestempelen. Dat kan de overheid reden geven om op te treden tegen die dreiging en dus godsdienstvrijheid te beperken, zoals Jehova’s Getuigen de voorbije jaren in Rusland ervaren. Hun veroordeling in rechtbanken verwijst telkens naar de literatuur van de Getuigen als bewijs.

 

2.6 Slotgedachten: hoe kun je constructief bijdragen?

Deel 2 besprak redenen voor inperking van godsdienstvrijheid — omdat (1) assertieve gelovigen steeds meer asociale privileges eisen; (2) dominante religies de godsdienstvrijheid van anderen indammen; (3) religie ertoe neigt regels aan allen op te leggen; (4) religie vrouwen vaak discrimineert en onderdrukt en (5) religies spanningen, conflicten en oorlogen in de hand werken.

Je zou er ontmoedigd van worden. Toch kan zo’n analyse ook helpen om constructief bij te dragen tot het debat en tot verbetering. Enkele raadgevingen.

Zorg voor diepgang bij het bespreken van dit onderwerp

Gelovigen die godsdienstvrijheid verdedigen moeten ervoor waken dat zij zelf eerst de complexe problematiek vatten en termen correct gebruiken. Het begint al bij de definitie van “godsdienstvrijheid” zelf. De term klinkt positief want vrijheid is een fundamenteel recht. Maar vrijheid betekent niet dat men gelijk wat mag eisen voor zichzelf of opleggen aan anderen. Dat is nochtans de lading die de term “godsdienstvrijheid” in de mond van velen is beginnen aannemen: godsdienstrechten of godsdienstprivileges. In die context, door onkritisch algemene godsdienstvrijheid te promoten, halen verdedigers ervan een paard van Troje binnen.

Wees ook bewust van de uiteenlopende betekenissen van woorden als seculier of humanist. Gebruik die nooit zonder ze eerst zorgvuldig te definiëren met de connotaties die jij eraan geeft.

Voor elk vermoed probleem is verder grondige informatie nodig, uit betrouwbare bronnen, met zicht op argumenten van tegengestelde kanten. Vaak is een controverse over godsdienstvrijheid slechts het uiterlijk gezicht van diepgaande economische, sociale, territoriale of politieke conflicten die je niet oplost met alleen maar voor godsdienstvrijheid te pleiten. Vooral historische achtergronden verklaren huidige patsstellingen. Dit alles vraagt studie en een onbevangen blik.

 

Overtuig je eigen leiders van gematigd en toegeeflijk beleid

Gelovigen stellen nogal makkelijk dat het de ongelovigen zijn die religie willen verbannen. Dat is een simplistische en ongelukkige polarisering tussen geloof en ongeloof. Zoals uit de bespreking blijkt, ligt de eerste reden voor beperking van godsdienstvrijheid en voor godsdienstvervolging bij religies zelf, namelijk wat zij veroorzaken door afzondering, uitlokking, afscheuring, missionering, hegemonie, geldingsdrang of concurrentiestrijd, vermengd met etnische en nationalistische gevoelens. Indien ongelovigen (of politieke regimes) uiteindelijk tegen religie zijn, is dat een houding die gegroeid is na het aanschouwen van zoveel onredelijke eisen en zoveel interreligieuze conflicten. Gelovigen moeten durven erkennen dat religie zelf voor de meeste euvelen verantwoordelijk is en dat afkeer voor religie daar een normaal gevolg van is.

Als gelovige denk je dus beter mee na over wat je eigen religie zou kunnen doen om spanningen en conflicten te helpen ontmijnen. In elk van de voorbeelden die we bespraken zou de situatie heel anders zijn indien de betrokken religie zelf wat bakzeil zou halen en zich redelijk zou opstellen. Het zijn daarom gematigde gelovigen die de geloofwaardigheid van hun religie van binnenin kunnen herstellen of verbeteren. In die zin appreciëren westerlingen ten zeerste gematigde moslims, zeker als ze daarenboven ook nog politiek secularisme voorstaan.

Die bedenking geldt evengoed voor het mormonisme. Immers, de tendens om zich rigide en soms zelfs fanatiek op te stellen manifesteert zich ook onder mormonen. Het gebeurt deels onbewust wanneer godsdienstbeleving als primaire identiteit overheerst en zo het hele leven bepaalt. Daarom is zelfs op het niveau van het eigen gezin en de eigen lokale gemeenschap introspectie nuttig. Een mormoon kan zich bijvoorbeeld afvragen

  • in welke mate de herhaalde nadruk op gehoorzaamheid tot blinde volgzaamheid leidt (waar kerkleiders voor waarschuwen)[71];
  • in welke mate de frequente veroordeling van “de wereld” in lessen en toespraken een polariserende mentaliteit aankweekt;
  • in welke mate de nadruk op vervolmaking tot “toxisch perfectionisme” voert (waar Elder Holland op attent maakte)[72];
  • in welke mate een strakke religieuze opvoeding thuis kortzichtigheid en intolerantie stimuleert.

Het zijn allemaal attitudes die, net zoals in alle strikte religies, zowel interne als externe spanningen en conflicten in de hand kunnen werken. In het mormonisme is het verontrustend wanneer in een wijk of een ring vooral (of zelfs alleen maar) rigide leden tot leiderschapsposities worden geroepen en gematigde leden hun stem niet kunnen laten tellen of zelfs gemarginaliseerd worden. Dat is vergelijkbaar met wat in moskeeën gebeurt wanneer strakke imams de leiding krijgen en gematigde moslims geen invloed meer kunnen uitoefenen. Deze bijdrage analyseerde het proces ervan en de gevolgen.

Daarom is het vitaal dat in elke religie eigen leden vanuit de basis zowel hun medeleden als hun leiders diplomatisch trachten te overtuigen om intolerante standpunten te milderen, om redenen voor conflict te verlaten en om een constructieve dialoog met de overheid en met tegenstanders aan te gaan.

 

Besef wat je verdedigt

Dikwijls hebben bevlogen verdedigers van godsdienstvrijheid ook andere motieven dan enkel de eenvoudige “vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst” voor iedereen. Willen die verdedigers eigenlijk vooral privileges zoals het behoud van overheidsfinanciering of het instellen van discriminaties op basis van ras of gender? Het is inderdaad opvallend dat nogal wat religieus-getinte organisaties die godsdienstvrijheid verdedigen ook met andere conservatieve agenda’s verweven zijn.[73] De ironie is dan dat het verdedigen van godsdienstvrijheid vooral dient om rechten van anderen te fnuiken, in het bijzonder vrouwenrechten en homorechten.

***

Maar, als slot voor dit onderdeel en met nadruk gesteld, uiteraard zijn er vele gevallen waar bescherming en versterking van godsdienstvrijheid echt nodig zijn. Dergelijke situaties komen vooral aan bod in de neutrale organisaties die godsdienstvrijheid verdedigen. Religies verdienen die steun in zoverre zij het goede aanbieden — zingeving, troost, hoop, gemeenschapsgevoel, bijstand, alsmede inzet voor sociale rechtvaardigheid, milieu, humanitaire hulp en meer. Om al dat positieve te realiseren is godsdienstvrijheid een zegen die gepaste verdediging verdient.

 

3 – Geeft godsdienstvrijheid het recht om anderen trachten te bekeren?

 

Zie hiervoor  deze bijdrage.

 

4 – De strijd om godsdienstvrijheid in de V.S.: waar gaat het echt om?

 

In uitwerking. Een aantal gegevens vindt u hier.

 

Voetnoten

[1] European Court of Human Rights, Press release ECHR 005 (2017)

[2] Calluy, Kevin, “Crevits over Joodse school in Antwerpen: “Als directie er afstand van neemt, waarom krijgt die vrouw dan zo’n document?”  vrt.be nieuws (20 februari 2018).  Zie ook de betrokken eindtermen hier.

[3] EHRM, 26.06.2014, nr. 43835/11, S.A.S. v. France; EHRM, 11.07.2017, nr. 37798/13, Belcacemi & Oussar v. Belgium.

[4] EHRM, 02.10.2001, nr. 49853/99, Pichon en Sajous v. France. Zie hierover L. Vickers, “Freedom of Religion and Belief, Article 9 ECHR and the EU Equality Directive” in F. Dorssemont, K. Lorcher en I. Schoman, The European Convention on Human Rights and the Employment Relation, Oxford, Hart Publishing, 2013, 212.

[5] EHRM, 27.11.2008, nr. 24479/07, S.A.S. v. France. Zie ook Rorive, Isabelle. “Religious symbols in the public space: In search of a European answer.” Cardozo Law Review 30 (2008): 2669–2695.

[6] EHRM, 26.11.2015, nr. 64846/11, Ebrahimian v. France.

[7] Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30.11.2016 / C/02/323759 / FA RK 16-6853. Zie http://maxius.nl/burgerlijk-wetboek-boek-1/artikel268.

[8] Court of Justice of the European Union, 29.05.2018, judgment in Case C-426/16. Ook in Nederland is het onverdoofd slachten al jaren onderwerp van debat en wettelijke regelingen. Zie hier voor een overzicht. Voor de beslissing van 2020, zie dit artikel in De Standaard, 17 december 2020.

[9] Zie onder meer Rex Ahdar and Ian Leigh, Religious Freedom in the Liberal State (Oxford University Press, 2013); Daniel O. Conkle, “Religious Truth, Pluralism, and Secularization: The Shaking Foundations of American Religious Liberty,” Cardozo Law Review 32 (2010): 1755–1802; Silvio Ferrari and Sabrina Pastorelli eds.), Religion in Public Spaces: A European Perspective (New York: Routledge, 2016).

[10] James T. Richardson, “Managing Religion and the Judicialization of Religious Freedom,” Journal for the Scientific Study of Religion 54, no. 1 (2015): 1–19. Zie ook Benjamin Schonthal, Tamir Moustafa, Matthew Nelson, and Shylashri Shankar, “Is the Rule of Law an Antidote for Religious Tension? The Promise and Peril of Judicializing Religious Freedom,” American Behavioral Scientist 60, no. 8 (2016): 966–986.

[11] Zie hiervoor Alison Mawhinney, “Claims of Religious Morality: The Limits of Religious Freedom in International Human Rights Law,” Law & Ethics of Human Rights 10, no. 2 (2016): 341–365; Timothy Samuel Shah and Jack Friedman (eds),. Homo Religiosus?: Exploring the Roots of Religion and Religious Freedom in Human Experience (Cambridge University Press, 2018).

[12] Zie onder meer Elizabeth Shakman Hurd, Beyond Religious Freedom: The New Global Politics of Religion (Princeton University Press, 2015); Winnifred Fallers Sullivan, Elizabeth Shackman Hurd, Saba Mahmood, and Peter G. Danchin (eds.), Politics of Religious Freedom (Chicago, IL: University of Chicago Press, 2015).

[13] Dallin H. Oaks, “De essentiële rol van godsdienst in de wereld,” Liahona (juni 2017). Zie hier.

[14] Zie Winnifred Fallers Sullivan, The Impossibility of Religious Freedom (Princeton University Press, 2011).

[15] Jeff Call, “Never on Sunday: BYU won’t compete on the Sabbath Day, regardless of the consequences,” Deseret News (25 June 2016); Dick Harmon, “BYU’s NCAA ‘Sunday’ accommodation, weather end up being a nightmare,” Deseret News (26 May 2018); Stephen Vincent, “United Sports of America: Making Reasonable Accommodations for Religious Practices and Preferences of Sports Participants.” Sports & Entertainment Law Journal 2 (2012): 159–178.

[16] Brooke Arrington, “Balancing sports on Sundays”, The Daily Universe, 17 April 2013; Daniel Scott McKinley, “’On the Seventh Day there Shall be to you an Holy Day, a Sabbath of Rest to the LORD’: The Religious Effects of Sunday Play on Latter-day Saints in the NFL.” Master thesis, Brigham Young University, 2016.

[17] De norm berust op een strikt-puriteinse interpretatie dat sport en spel niet zouden mogen op zondag. Daar is geen Schriftuurlijke basis voor, integendeel. Voor de overgrote meerderheid van de christenen geldt dat verbod dan ook niet. In de mormoonse kerk kwam de verstrakking van de sabbat er pas begin twintigste eeuw (zie hier). De Mozaïsche sabbat in zijn oorspronkelijke vorm hield inderdaad feesten, muziek en dans in. Zie 2 Samuël 6:12-23; 1 Konieken 15:1-29. Ook de Psalmen (104:25-26) en de Spreuken (8:30-31) getuigen van de vreugde die God toelaat.Pas later verstrakten joodse strekkingen hem. Zie Jonathan L. Friedmann, Music in Biblical Life: The Roles of Song in Ancient Israel (London: McFarland, 2013); Paul Heintzman, “Implications for Leisure from a Review of the Biblical Concepts of Sabbath and Rest,” in Christianity and Leisure: Issues in a Pluralistic Society, eds. Paul Heintzman, Glen E. Van Ardel and Thomas I. Visker (United States: Dordt College Press, 1994), 17–34.

[18] Artikel in Economic Times of India (2017).

[19] Zie de regels op Utah Department of Public Safety. Zie ook https://en.wikipedia.org/wiki/Alcohol_laws_of_Utah

[20] Simon Andries, “Partij Islam wil ook in Gent en Antwerpen opkomen”, De Standaard (8 mei 2018).

[21] Belga, “Racisme, taal en geloof domineren Vlaams integratierapport,” Knack (8 mei 2018).

[22] Naast talrijke krantenartikels, zie voor analyse Otjes, Simon, and André Krouwel. “Why do newcomers vote for a newcomer? Support for an immigrant party.” Journal of Ethnic and Migration Studies (2018): 1–20; van Holsteyn, Joop JM. “The Dutch parliamentary elections of March 2017.” West European Politics (2018): 1–14; Verkuyten, Maykel. “Supporting the democratic political organisation of Muslim immigrants: the perspective of Muslims in the Netherlands and Germany.” Journal of Ethnic and Migration Studies 43, no. 1 (2017): 137–155.

[23] Taalkundig wordt soms een onderscheid gemaakt tussen islamitisch en islamistisch: “Islamitisch heeft betrekking op de islam als geloof. Islamistisch heeft betrekking op de visie dat een staat volgens de regels van de islam bestuurd moet worden” (https://taal.vrt.be/islamitisch-islamistisch) Zie ook dit NRC-artikel. Het onderscheid is moeilijk vol te houden omdat het niet in alle talen zo gemaakt wordt.

[24] Ayhan Kaya, “Islamisation of Turkey under the AKP rule: Empowering Family, Faith and Charity,” South European Society and Politics 20, no. 1 (2015): 47–69; Yusuf Sarfati, “How Turkey’s Slide to Authoritarianism Defies Modernization Theory,” Turkish Studies 18, no. 3 (2017): 395–415. Zie ook de ontwikkeling van imam hatip-scholen in Turkije: Giselle Nath, “Met de Koran in de hand voor de klas,” De Standaard (19 juni 2018).

[25] “Het grootste deel van de sjiieten behoort tot de ithna ashri die ook wel de “twaalvers” worden genoemd omdat zij na Ali nog elf andere imams hebben gekend. Zij geloven dat de twaalfde en laatste imam, Mohammed al-Mahdi, door God wordt beschermd en aan het einde der tijden terug zal keren om vrede en rechtvaardigheid te stichten. Landen met een demografische meerderheid van twaalvers zijn: Azerbeidzjan, Bahrein, Irak, Iran en Libanon. Afghanistan, Pakistan en Saoedi-Arabië hebben een aanzienlijke demografische minderheid van twaalvers.” (https://nl.wikipedia.org/wiki/Sjiisme)

[26] Paulus VI, Humanae Vitae [Encyclical Letter on the Regulation of Birth], sec. 11–12. Zie ook Donald P. Asci, The Conjugal Act as a Personal Act: A Study of the Catholic Concept of the Conjugal Act in the Light of Christian Anthropology (San Francisco: Ignatius Press, 2002). Zie ook hier. Zie ook het artikel van Wilfried Decoo, “’As Our Two Faiths Have Worked Together’—Catholicism and Mormonism on Human Life Ethics and Same-Sex Marriage,” Dialogue: A Journal of Mormon Thought 46, no. 3 (2013): 1–44.

[27] Aguwa, Jude. “Religion and HIV/AIDS prevention in Nigeria.” Crosscurrents 60, no. 2 (2010): 208-223.; Benagiano, Giuseppe, Sabina Carrara, Valentina Filippi, and Ivo Brosens. “Condoms, HIV and the Roman Catholic Church.” Reproductive Biomedicine Online 22, no. 7 (2011): 701–709. Zie ook hier.

[28] Code of Canon Law, canon 1398; “Abortion,” Catholic Answers, August 10, 2004, http://www.catholic.com/tracts/abortion (accessed April 21, 2013).

[29] Zie bijvoorbeeld het geval van het verkracht 9-jarig meisje, zwanger van een tweeling en in levensgevaar: na de abortus werden het kind en de artsen door de katholieke kerk beschuldigd van moord en geëxcommuniceerd. Zie ook het geval van Savita Halappanavar in Ierland.

[30] Catechism of the Catholic Church, 2277; John Paul II, Salvifici Doloris [Apostolic Letter on the Christian Meaning of Human Suffering], sec. 19. Zie ook John Paul II, “Address to the Participants in the International Congress on ‘Life-Sustaining Treatments and Vegetative State: Scientific Advances and Ethical Dilemmas’,” March 20, 2004.

[31] Talrijke publicaties hierover. Bekend is Clyde Wilcox and Carin Robinson, Onward Christian Soldiers?: The Religious Right in American Politics (New York: Routledge, 2018, 4th edition).

[32] David Taylor, “Project Blitz: The Legislative Assault by Christian Nationalists to Reshape America,” The Guardian (4 June 2018).

[33] De mormoonse kerk volgt deze regels niet: voorbehoedsmiddelen zijn niet verboden; seks dient ook als uiting van liefde; de natuurlijke dood mag intreden zonder artificieel verlengen van het leven; abortus is in de vermelde gevallen toegestaan.

[34] Zie in het toonaangevende tijdschrift Science: Wilhelm Hofmann, Daniel C. Wisneski, Mark J. Brandt, and Linda J. Skitka, “Morality in Everyday Life,” Science 345, no. 6202 (2014): 1340–1343. Zie ook Benjamin Beit-Hallahmi, Psychological Perspectives on Religion and Religiosity (New York: Routledge, 2015).

[35] Onder meer: Irene Blanken, Niels van de Ven, and Marcel Zeelenberg, “A Meta-Analytic Review of Moral Licensing,” Personality and Social Psychology Bulletin 41, no. 4 (2015): 540–558; Szekely, Raluca D., Adrian Opre, and Andrei C. Miu. “Religiosity Enhances Emotion and Deontological Choice in Moral Dilemmas.” Personality and Individual Differences 79 (2015): 104–109.

[36] Onder meer: Brandon K. Applegate, Francis T. Cullen, Bonnie S. Fisher, Thomas Vander Ven, “Forgiveness and Fundamentalism: Reconsidering the Relationship between Correctional Attitudes and Religion,” Criminology 38, no. 3 (2000), 719–754.

[37] Zie onder meer Ronnee Schreiber, “Anti-Feminist, Pro-Life, and Anti-ERA Women,” in Holly J. McCammon (ed.),The Oxford Handbook of US Women’s Social Movement Activism (New York: Oxford University Press, 2017): 315–332; Gila Stopler, “Countenancing the Oppression of Women: How Liberals Tolerate Religious and Cultural Practices that Discriminate against Women,” Columbia Journal of Gender and Law 12 (2003): 154–221; Danielle Dunand Zimmerman, “Young Arab Muslim Women’s Agency Challenging Western Feminism,” Affilia 30, no. 2 (2015): 145–157.

[38] Zie onder meer Dollahite, David C., and Loren D. Marks. “A Conceptual Model of Family and Religious Processes in Highly Religious Families.” Review of Religious Research 50, no. 4 (2009): 373–391; Line Nyhagen and Beatrice Halsaa, “Faithful Women: Lived Religion and Citizenship, Gender Equality and Feminism,” in Religion, Gender and Citizenship (Palgrave Macmillan, London, 2016): 213–224.

[39] Zie onder meer Kelsy C. Burke, “Women’s Agency in Gender‐Traditional Religions: A Review of Four Approaches,” Sociology Compass 6, no. 2 (2012): 122–133; Cheryl B. Preston, “Women in Traditional Religions: Refusing to Let Patriarchy (or Feminism) Separate Us from the Source of Our Liberation,” Mississippi College Law Review 22 (2002): 185–214; Zehavit Gross, “Introduction: Challenging Patriarchy: New Advances in Researching Religious Feminism and Religious Education,” In Gender, Religion and Education in a Chaotic Postmodern World, pp. 1-17 (Dordrecht: Springer, Dordrecht, 2013); Ruth Roded, “Islamic and Jewish Religious Feminism: Similarities, Parallels and Interactions,” Religion Compass 6, no. 4 (2012): 213–224.

[40] Dit is het geval in een aantal anglicaanse, episcopaalse en charismatische kerkgemeenschappen. Zie ook dit vergelijkend overzicht.

[41] Sheila Jeffreys, Man’s Dominion: The Rise of Religion and the Eclipse of Women’s Rights (New York: Routledge, 2013); Hennie J. Marsman, Women in Ugarit and Israel: Their Social and Religious Position in the Context of the Ancient Near East (Leiden: Brill, 2005); Regina M. Schwartz, The Curse of Cain: The Violent Legacy of Monotheism (Chicago: University of Chicago Press, 1997).

[42] Zie onder meer Erich Neumann, The Great Mother: An Analysis of the Archetype (Princeton University Press, 2015); Susan Starr Sered, Priestess, Mother, Sacred Sister: Religions Dominated by Women (Oxford University Press, 1996).

[43] Paul D. Hanson, “Masculine Metaphors for God and Sex‐discrimination in the Old Testament,” The Ecumenical Review 27, no. 4 (1975): 316–324. Het is pas in een latere periode dat sommige profeten ook een zachtere, vrouwelijke kant van Jahweh tonen, zoals het beeld van de hen die haar kuikens verzamelt of de moeder die troost (Jesaja 42, 49, 66; Hosea 11, 13).

[44] Exodus 20:17; Leviticus 12:1–8; 15:19–31; Numeri 30:1–16; Deuteronomium 22:20–21, 28–29;

[45] Exodus 21:7; Numeri 31:17–18; 1 Koningen 11:3.

[46] 1 Korinthiërs 11:2–10;: 14:34; Kolossenzen 3:18; Efeziërs 5:22–24; 1 Timotheüs 2:11–15. Zie voor analyses Benjamin H. Dunning, Specters of Paul: Sexual Difference in Early Christian Thought (University of Pennsylvania Press, 2011); Craig S. Keener, Paul, Women, and Wives: Marriage and Women’s Ministry in the Letters of Paul (Baker Books, 1992); Alan Padgett, “Paul on Women in the Church: The Contradictions of Coiffure in 1 Corinthians 11.2-16,” Journal for the Study of the New Testament 7, no. 20 (1984): 69–86.

[47] Zie onder meer Peter Brown, The Body and Society: Men, Women, and Sexual Renunciation in Early Christianity (New York: Columbia University Press, 2008); Lisa Sowle Cahill, Sex, Gender, and Christian Ethics (Cambridge: Cambridge University Press, 1996); Rosemary Ruether, ed., Religion and Sexism: Images of Women in the Jewish and Christian Traditions (Wipf and Stock Publishers, 1998); Merry Wiesner-Hanks, Christianity and Sexuality in the Early Modern World: Regulating Desire, Reforming Practice (New York: Routledge, 2014).

[48] Hans Küng, Women in Christianity (A&C Black, 2005).

[49] Sheila Rowbotham, Hidden From History: 300 Years of Women’s Oppression and the Fight Against it (Pluto Press, 1977).

[50] Zie Christel Manning, God Gave Us the Right: Conservative Catholic, Evangelical Protestant, and Orthodox Jewish Women Grapple with Feminism (Rutgers University Press, 1999); Sonya Sharma, Women and Religion in the West: Challenging Secularization (New York: Routledge, 2016). Amerikaanse christelijke kerken, waaronder de mormoonse, hebben zicht krachtig verzet tegen het “Equal Rights Amendment” dat de gelijkheid van man en vrouw constitutioneel wilde vastleggen. Tegenwoordig ligt hun accent op “familiewaarden” om zo de thuisrol van de vrouw als echtgenote en moeder te benadrukken. Zie bv. Doris Buss, Globalizing Family Values: The Christian Right in International Politics (University of Minnesota Press, 2003).

[51] Paula E. Hyman, Gender and Assimilation in Modern Jewish History: The Roles and Representation of Women (University of Washington Press, 2017); Debra R. Kaufman, Rachel’s daughters: Newly orthodox Jewish women (Rutgers University Press, 1991); Chia Longman, “Sacrificing the Career or the Family? Orthodox Jewish Women between Secular Work and the Sacred Home,” European Journal of Women’s Studies 15, no. 3 (2008): 223–239; Shoshana Ringel, “Identity and Gender Roles of Orthodox Jewish Women: Implications for Social Work Practice,” Smith College Studies in Social Work 77, no. 2-3 (2007): 25–44.

[52] Fan Hong, Footbinding, Feminism and Freedom: The Liberation of Women’s Bodies in Modern China (New York: Routledge, 2013).

[53] Zie bv. Seyran Ates (artikel hier en hier)

[54] Bianca Debaets, “‘Lepel in de slip’ tegen vrouwenbesnijdenis”, De Standaard (30 mei 2018). http://www.standaard.be/cnt/dmf20180530_03536876

[55] Aisha K.Gill and Taher Hamed, “Muslim Women and Forced Marriages in the UK,” Journal of Muslim Minority Affairs 36, no. 4 (2016): 540–560; Christina Julios, Forced Marriage and ‘honour’ killings in Britain: Private Lives, Community Crimes and Public Policy Perspectives (Lonodon: Routledge, 2016).

[56] Courtney W. Howland, “Challenge of Religious Fundamentalism to the Liberty and Equality Rights of Women: An Analysis under the United Nations Charter.” Columbia Journal of Transnational Law. 35 (1997): 271–375; Zie ook Stopler, hiervoor, “Countenancing the oppression of women.”

[57] https://nl.wikipedia.org/wiki/Godsdienstoorlog#De_Reformatieoorlogen_(16e%E2%80%9317e_eeuw)

[58] Simon Cottee, The Apostates: When Muslims Leave Islam (Oxford: Oxford University Press, 2015); Abdullah Saeed, Freedom of Religion, Apostasy and Islam (New York: Routledge, 2017).

[59] M. Russell Ballard, “The Doctrine of Inclusion”, General Conference (October 2001).

[60] Daniel M. Weinstock, “How the Interests of Children Limit the Religious Freedom of Parents,” in Cécile Laborde and Aurélia Bardon (eds.), Religion in Liberal Political Philosophy (Oxford University Press, 2017): 220–232.

[61] Voorbeelden zijn legio. Enkele: Naser Ghobadzdeh and Shahram Akbarzadeh, “Sectarianism and the Prevalence of ‘Othering’ in Islamic Thought,” Third World Quarterly 36, no. 4 (2015): 691–704; Saba Mahmood, “Sectarian Conflict and Family Law in Contemporary Egypt,” American Ethnologist 39, no. 1 (2012): 54–62; E. Burke Rochford Jr., “Factionalism, Group Defection, and Schism in the Hare Krishna Movement,” Journal for the Scientific Study of Religion (1989): 162–179.

[62] Monica Duffy Toft, “Religion, Civil War, and International Order,” Discussion Paper, No. 2006-03 (Cambridge, Mass.: Belfer Center for Science and International Affairs, John F. Kennedy School of Government, Harvard University, July 2006); Monica Duffy Toft, Getting Religion: The Puzzling Case of Islam and Civil War,” International Security 31, no. 4 (2007) 97–131.

[63] Talrijke studies analyseren de relatie tussen religie en oorlogsgeweld. Zie onder meer Rogers Brubaker, “Religious Dimensions of Political Conflict and Violence,” Sociological Theory 33, no. 1 (2015): 1–19; Mark Juergensmeyer, Terror in the Mind of God: The Global Rise of Religious Violence (University of California Press, 2017); Isak Svensson, Ending Holy Wars: Religion and Conflict Resolution in Civil Wars (University of Queensland Press, Australia, 2013).

[64] Zie bijvoorbeeld de analyse van William T. Cavanaugh, The Myth of Religious Violence: Secular Ideology and the Roots of Modern Conflict (Oxford University Press, 2009); Matthew Isaacs, “Sacred Violence or Strategic Faith? Disentangling the Relationship between Religion and Violence in Armed Conflict,” Journal of Peace Research 53, no. 2 (2016): 211–225.

[65] Thomas von der Dunk, “En de winnaar is: Saudi-Arabië,” De Standaard, 15 mei 2018.

[66] Bruce Lincoln, Holy Terrors: Thinking About Religion After September 11, Second Edition (University of Chicago Press, 2010).

[67] Zie bijvoorbeeld Piotr Cap, Legitimisation in Political Discourse: A Cross- Disciplinary Perspective on the Modern US War Rhetoric, Second Edition (Cambridge Scholars Publishing, 2013); Joshua Gunn, “The Rhetoric of Exorcism: George W. Bush and the Return of Political Demonology,” Western Journal of Communication 68, no. 1 (2004): 1–23; Adam Hodges and Chad Nilep (eds), Discourse, War and Terrorism.( John Benjamins Publishing, 2007); Richard Jackson, “Constructing Enemies: ‘Islamic Terrorism’ in Political and Academic Discourse,” Government and Opposition 42, no. 3 (2007): 394–426.

[68] Zie voor citaties Dr. Randal Allred, “Fight The Good Fight: War as a Metaphor in LDS Discourse,” David O. McKay Lecture Series (Brigham Young University–Hawaii, February 12, 2008).

[69] Spencer W. Kimball, “The Stone Cut without Hands”, General Conference (April 1976); Ensign (May 1976), 8–9.

[70] Het voorbeeld van algemene autoriteiten die deze oorlogsretoriek gebruiken moedigt aan tot nabootsing. Zie bv. Bruce R. McConkie, “Be Valiant in the Fight of Faith,” General Conference (October 1974) – opnieuw aangehaald door Joy D. Jones, “A Sin-resistant generation”, General Conference (April 2017); zie ook Zeventiger James J. Hamula, “Winning the war against evil,” General Conference (October 2008).

[71] Spencer W. Kimball, “Blind Obedience or Faith Obedience,” General Conference (October 1954); Boyd K. Packer, ““Agency and Control,” General Conference (April 1983).

[72] Jeffrey R. Holland, “Be Ye Therefore Perfect—Eventually,” General Conference (October 2017).

[73] Zie bijvoorbeeld de analyses van Travis Gasper, “A Religious Right to Discriminate: Hobby Lobby and Religious Freedom as a Threat to the LGBT Community,” Texas A&M Law Review 3 (2015): 395–416; Naureen Shameem, “Religious Fundamentalisms: The Observatory on the Universality of Rights Initiative,” Development 60, no. 1-2 (2017): 100–103.