Evangelieleer 2017: een overgangsfase in kerkgeschiedenis

In 2017 stond de studie van Leer en Verbonden op het curriculum van de zondagsschool. Die studie behelst voor een groot deel kerkgeschiedenis. Het onderwijs ervan bevindt zich thans in een overgangsfase. De kerkleiding is van mening dat deze geschiedenis nu meer genuanceerd en dus met bijkomende gegevens onderwezen mag worden, zowel in de zondagsschool als in seminarie en instituut. Hoewel reeds ingezet in 2013, werd die overgang al iets intenser in 2017 in het Engels en een aantal andere talen. De website van de kerk reikt online supplementen aan die leerkrachten vrij kunnen gebruiken, maar deze zijn nog niet klaar voor alle talen. In veel zondagsschoolklassen beperken leerkrachten zich alsnog tot het lesmateriaal van vroeger, hoewel uitbreiding met het nieuw beschikbare materiaal overal toegelaten is. Die uitbreiding geldt ook voor de Schriftstudie van de komende jaren.

Insiders vinden die ontwikkeling positief, maar zijn tegelijk bezorgd dat de nieuwe aanpak ongelijkmatig zal gebeuren, dat leerkrachten er onvoldoende op voorbereid zijn en dat het in een klas met verschillende niveaus van kennis en behoeften soms problematisch kan uitdraaien.

1 – Achtergrond: gave en complexe geschiedenis
2 – De wijzigende houding van de kerk aangaande geschiedschrijving
3 – Rekening houden met uiteenlopende groepen
4 – Wat kan de nieuwe benadering voor leden betekenen?
5 – Besluit

 

1 – Achtergrond: gave en complexe geschiedenis

Wie zijn eigen geschiedenis brengt, tracht die zo gunstig mogelijk voor te stellen. Dat doet elk land in zijn vaderlandse geschiedenis, elke stad over haar verleden, elke organisatie in haar introductie of elke sollicitant in zijn curriculum vitae. Liegen mag niet, maar crisismomenten en troebele episodes worden verzwegen of omfloerst vermeld.

Ook kerken brengen hun officieel verhaal mooi gestroomlijnd. In religie ligt het des te gevoeliger omdat de gaafheid van het verhaal zowel Gods goedkeuring als de heiligheid van de grondleggers moet ondersteunen. Maar geen enkele kerk heeft een volledig gave geschiedenis. Zelfs als God erachter staat, werkt hij middels mensen. Die hebben hun sterkten, hun zwakten en hun zonden. Een goed begin garandeert ook geen feilloos vervolg. God laat ook zijn bedienaars vrij om fouten te maken, zelfs beleidsfouten. De mormoonse kerk vormt daar geen uitzondering op. Zij ontplooide zich bovendien als een pionierende gemeenschap in de woelige Amerikaanse wereld van vrijheid en van expansie naar het westen. Dat baarde ook politieke, sociale en economische uitdagingen waarin de kerk verwikkeld raakte — met ook ongelukkige episodes.

Een bijzonder kenmerk van de mormoonse kerk is dat haar geschiedenis overvloedig gedocumenteerd is. Weinig religies hebben al hun eigen documenten zo nauwkeurig bijgehouden en weinig religies zijn door de buitenwereld zo aandachtig gevolgd van bij hun ontstaan. Ook moeilijke momenten en problematische kanten zitten dus in het geschiedkundig bronnenmateriaal.

Zo zijn er ruwweg twee benaderingen voor de mormoonse geschiedenis.

  • De eerste is de “gave geschiedenis”, gepolijst en selectief, die de kerk tot nu toe vertelde, net zoals een land zijn klassieke vaderlandse geschiedenis brengt of gelijk welke kerk haar heilige historie. Die geschiedenis kan kort of uitgebreid verteld worden, maar het doel is een gunstig, opbouwend beeld aan de lezer te geven.
  • De tweede is de “complexe geschiedenis”, vollediger, met dus ook oncomfortabele bladzijden. Dat is in de eerste plaats het domein van historici en sociologen die alle aspecten willen doorgronden. Vanuit evidente interesse nemen vooral mormoonse academici hierbij het voortouw. Zij trachten de bronnen te analyseren en te beoordelen om zo de vele gebeurtenissen in hun brede context te kunnen plaatsen en beschrijven. Zij ontleden ontwikkelingen over de tijd. Hun doel is wetenschappelijk.[1]

 

2 – De wijzigende houding van de kerk aangaande geschiedschrijving

De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen werd in 1830 gesticht. Het bijhouden van verslagen hoorde meteen tot een fundamentele opdracht waartoe mensen specifiek geroepen werden. Het had ook als doel het onrecht en de vervolgingen die de jonge kerk onderging vast te leggen. Vanuit die verslagen kon later de terugblikkende “gave geschiedenis” geschreven worden. Die legt het accent op inspirerende gebeurtenissen met kerkleiders en leden als rolmodel. Het gaat dan vooral om individuele verhalen van geloof en opoffering, met een voorkeur voor de pioniersjaren. Men vermijdt storende onderwerpen, zoals racisme en polygamie. Andere onderwerpen, zoals de verschillende versies van het eerste visioen of het vertaalproces van het Boek van Mormon, worden ingeperkt verteld, om zo bijkomende vragen te ontwijken. Illustraties en films dienen om het eenvoudige, bezielende verhaal te ondersteunen, ook al geven de beelden niet altijd de werkelijkheid weer. Het is geen “foute” geschiedenis, maar wel een die selectief te werk gaat. Steeds is de bedoeling getuigenissen te versterken.

Vanaf de jaren 1930 zorgden de eerste professionele mormoonse historici en sociologen voor wetenschappelijke analyses en beschrijvingen, maar die bereikten maar een kleine kring van experten.[2] In 1966 ontstond de onafhankelijke Mormon History Association die historici en geïnteresseerden samenbracht. In die periode begon ook de uitgave van enkele academische tijdschriften over het mormonisme. Die waren gericht op een intellectueel publiek, niet op de doorsnee leden. De publicaties vielen echter niet altijd in de smaak van sommige hogere kerkleiders omdat die leiders vanwege mormoonse auteurs een geschiedenis verwachtten met “de hand van de Heer in elk uur en elk moment van de Kerk vanaf het begin tot nu”.[3] Dat is begrijpelijk voor godsdienstonderwijs, maar kan moeilijk een leidraad voor historische beschrijving zijn. Net in die jaren 1960 en ’70, toen de kerkelijke “correlatie” alles onder centrale controle plaatste, vielen onafhankelijke stemmen des te meer op.

In de jaren 1980 en ‘90 zou die spanning tussen wetenschap en kerk toenemen. Een bijkomende reden was extern: critici van de kerk, niet-leden en ex-leden, zetten storende aspecten steeds meer in de verf, met details uit historische bronnen, vaak buiten hun context. Ook sommige evangelische groepen gebruikten elk storend element voor hun kruistocht tegen het mormonisme. Daardoor werd ook neutraal onderzoek, dat voor de wetenschappelijke volledigheid ook moeilijker aspecten meldde, verdacht. Om te vermijden dat nog meer informatie in handen van critici kon komen, beperkte de kerk de toegang tot haar archieven. Zelfs mormoonse wetenschappers, die de geschiedenis en de sociale ontwikkelingen objectief onderzochten, werden onder druk gezet om enkel over het opbouwende te publiceren.[4] In het bijzonder werden vrouwenstudies gefnuikt.[5] Een aantal onderzoekers werden zelfs ontslagen van BYU en anderen geëxcommuniceerd.[6]

Sinds de jaren ‘90 zorgt het internet er echter voor dat bijkomende informatie, vaak antagonistisch gekozen en gekleurd door anti-sektenbewegingen of vijandige ex-mormonen, steeds meer leden onbelemmerd bereikt. Voor een aantal leden leidt dit tot geloofscrisis omdat de gave geschiedenis, waar zij aan gewend zijn, plots niet meer waar lijkt. De kerkleiding ziet sinds die tijd heel wat leden inactief worden, zelfs leiders op ring- en gebiedsniveau. Lokale leden en leiders weten vaak ook niet hoe vragen te beantwoorden, wuiven die weg of  geven vergoelijkende of onjuiste uitleg.

Na 2000 raakte de kerkleiding overtuigd van een totaal andere benadering, namelijk meer openheid over het verleden en publieke erkenning van de moeilijke aspecten. Zo kon de kerk immers zelf bijkomende informatie kanaliseren en kaderen in plaats van dit aan onbetrouwbare en vijandige stemmen over te laten. Men stelde ook het volgende vast: eerlijke analyses door academici die ook trouwe kerkleden bleven, gaven andere leden vertrouwen en maakten hen weerbaarder tegen eenzijdige kritiek van vijanden.[7] Experten in mormoonse onderwerpen, de zogenaamde “scholars” in Mormon Studies, kregen steeds meer waardering. Kerkleiders aanvaardden ook het argument dat als de jongeren reeds vroeg met zogenaamd storende aspecten uit de kerkgeschiedenis vertrouwd zijn, zij later niet meer met plotse “onthullingen” geconfronteerd worden. Men vergeleek het met vroege inentingen die tegen latere ziektes beschermen. Er kwam groen licht om de kerkgeschiedenis als een complexer fenomeen te beschrijven.

Eenzelfde beweging merken we trouwens in democratische landen ten overstaan van hun nationale geschiedenis: ook hier willen beleidsmakers en onderwijskundigen een eerlijker en kritischer blik op het eigen verleden. We zien dat bijvoorbeeld in het behandelen van koloniale geschiedenis en in het erkennen  van misbruiken en wanbeleid in het verleden. Die oprechtheid helpt om ook nu eerlijker met feiten om te gaan, de zogenaamde fact check. Het publiek verwacht transparantie.

Zo startte de kerk het project om alle historische bronnen rond Joseph Smith voor iedereen openlijk beschikbaar te stellen door reproductie ervan in boeken en op het internet. Dit werd het Joseph Smith Papers academisch project. Verder werden wetenschappers ingeschakeld om geschiedkundige onderwerpen in hun complexe facetten en in de context van de tijd te belichten. Zo ontstonden de Gospel Topics Essays op de kerkelijke website, elk goedgekeurd door het Eerste Presidium. Specifiek voor de studie van Leer en Verbonden publiceerde de kerk in 2016 Revelations in context, geschreven door experten die de historische achtergrond van de openbaringen verduidelijken. Via de kerksite kun je nu ook naar onafhankelijke websites (“other ressources”) surfen die de kerk als constructief beschouwt.

De kerk heeft deze beweging bewust traag naar buiten gebracht in een zogenaamde “soft launch” (zachte lancering), zoals Elder Steven E. Snow verklaarde in dit artikel in Deseret News over de nieuwe benadering. In 2013 verschenen de eerste essays op lds.org, enkel in het Engels. De kerk gaf er amper bekendheid aan. Op de website moest je zoeken om ze te vinden. De beweging groeide in 2014 en 2015, met meer essays en meer inbreng van experten. Vanaf 2016 krijgen de seminarie- en instituutstudenten nieuw lesmateriaal waarin informatie van de essays verwerkt zit.[8] Ook Deseret Book, de uitgeverij van de kerk, publiceert en verkoopt nu boeken die vroeger uitgesloten waren. Al met al gaat het om een kentering in de kerkelijke mentaliteit aangaande openheid en wetenschappelijke inbreng. Het getuigt van rijpheid wanneer defensiviteit afneemt.

In 2016 verklaarde apostel M. Russell Ballard:

“Ik ben bezorgd wanneer ik hoor van oprechte mensen die eerlijke vragen stellen over onze geschiedenis, leer of praktijk, en die dan behandeld worden alsof ze ongelovig zijn… We moeten beter zijn in het beantwoorden van eerlijke vragen… Wanneer ik een vraag heb die ik niet kan beantwoorden, dan keer ik me vaak naar wie mij kan helpen. De kerk is gezegend met geschoolde academici en met hen die zich aan een leven van studie hebben toegewijd… Deze bedachtzame mannen en vrouwen kunnen context en achtergrond verschaffen zodat we ons heilig verleden en onze lopende praktijk beter kunnen verstaan. Gezegend door de informatie die zij geven, ben ik beter in staat de hulp van de Heilige Geest te zoeken.”[9]

 

3 – Rekening houden met uiteenlopende groepen

Met miljoenen leden met uiteenlopende achtergronden en behoeften in tal van landen is het niet mogelijk om meteen de beste benadering voor allen aan te bieden. Welke groepen kunnen we onderscheiden?

Een groot aantal leden zijn trouwe, standvastige gelovigen, voor wie het evangelie alles betekent en die zich volledig inzetten voor de kerk. Uit de ervaringen sinds 2013 blijkt dat sommige van deze leden erg negatief kunnen reageren wanneer aan de gave geschiedenis geraakt wordt. Voor hen is die heilig, deel van hun identiteit en geloof. Hun getuigenis is soms ook gebonden aan bepaalde overtuigingen die zij met klem verdedigen. Bijvoorbeeld, velen hebben nog het idee dat polygamie pas onder Brigham Young in Utah ontstond om vooral aan weduwen bescherming te bieden en dat het bovendien maar een klein percentage mensen betrof. Zo kunnen deze kerkleden dit bevreemdend aspect van het negentiende-eeuwse mormonisme aanvaardbaar voorstellen. De verschillende essays over polygamie, die de kerk nu aanbiedt, wijzigen dat idee grondig. Wat sommige leden steeds als onwaar hadden afgeketst blijkt toch waar te zijn. Het doet de vraag rijzen of al die bijkomende informatie uit een ver verleden wel nodig is voor leden die gelukkig zijn met hun kennis van de gave geschiedenis. Hebben zij niet recht op die gaafheid en op de argeloosheid die deel is van gelukkig geloof? Dat is een van de dilemma’s van de nieuwe benadering.

Leden die met vragen zaten krijgen nu wel antwoorden. Sommigen vinden daar voldoening in. Vertrouwensvol, zijn velen gewoon al gerustgesteld dat de kerk van die moeilijke onderwerpen op de hoogte is. Anderen ervaren de keerzijde: voor hen bevestigt de kerk nu zelf wat vijanden beweerden. Dat kan een geloofscrisis verergeren. Ook dat is dus een dilemma voor de nieuwe benadering.

Leden die al veel langer met de complexe geschiedenis van de kerk vertrouwd zijn verwelkomen de nieuwe openheid.  Zij hebben vaak op hun tanden moeten bijten wanneer leerkrachten en leden het verleden simplistisch en soms onjuist voorstelden, bijvoorbeeld met bovenstaand idee over beperkte polygamie. Hun inbreng en hun correcties werden zelden op prijs gesteld, alsof elke relativering of elke minder gunstige informatie al een teken van afvalligheid was. Die spanning is trouwens niet meteen verdwenen met de nieuwe benadering. Beter geïnformeerde leden kunnen nu, met de steun van de kerk, bijkomende gegevens aanreiken. Frequenter dan voorheen kan hun inbreng onbehagen bij anderen opwekken of op afwijzing stuiten. Het kan tot meer disharmonie in de lessen leiden.

Wat in dit alles ook vaak meespeelt is talenkennis. Leden die vlot Engels lezen staan qua informatie meestal een heel stuk verder. Maar hun informatie hangt ook af van de aard van de bronnen. Oudere literatuur, uit de tijd van Joseph F. Smith en Bruce R. McConkie, stemt deels niet meer overeen met wat meer recente informatie aanbrengt. Er is ook de breuk tussen leden die de Engelstalige website van de kerk diepgaand verkennen en leden die dit niet doen. Iemand uit de eerste groep kan, volkomen gerechtvaardigd, nieuwe informatie willen delen in een zondagsschoolles. Andere leden, en mogelijk de leerkracht zelf, kunnen moeite hebben met het plaatsen van die kennis.

Het lijk erop dat de kerk met de bijkomende informatie vooral op de jeugd mikt. Veel volwassen en jongvolwassen leden zijn de voorbije jaren afgehaakt omdat, naar hun mening, de kerk hen nooit iets had verteld over zaken als “de hoed en de zienersteen”, de facsimiles in het Boek van Abraham, de polygamie van Joseph Smith, het racisme van Brigham Young of de Mountain Meadows Massacre. Om die onwetendheid af te wenden komt dergelijke informatie nu in het materiaal voor seminarie en instituut. Voor deze jeugd, de toekomst van de kerk, is er dus geen “bijkomende” informatie meer. Ze krijgen het meteen aangeboden als deel van de hele kerkgeschiedenis.

JS stoneZelfs in het jongste materiaal voor de kinderen van jeugdwerkleeftijd worden nu gegevens aangereikt die vroeger zelden vermeld werden. Zo verduidelijkt een verhaal over de gouden platen in The Friend¸ het kindermagazine van de kerk, dat Joseph Smith een speciale steen gebruikte om de platen te vertalen. De illustratie toont de steen in Joseph Smiths handen. Al in 2016 had de kerk foto’s vrijgegeven van een zienersteen die Joseph Smith gebruikte en die in de kerkarchieven bewaard wordt. Zo wordt wat vroeger wat “raar” overkwam, genormaliseerd als deel van de mormoonse geschiedenis.

Illustratie: uit The Friend (Februari 2017, vol. 47, n° 2, p. 25)
© 2017 by Intellectual Reserve, Inc.

 

4 – Wat kan de nieuwe benadering voor leden betekenen?

Boeiend en verrijkend onderwijs

Globaal genomen is de begingeschiedenis van de mormoonse kerk een ontegensprekelijk epos. Van niets begonnen rond een uitzonderlijk boek, trok het mormonisme in korte tijd duizenden bekeerlingen. De prestaties die ze leverden, de vervolgingen die ze doorstonden, hun uittocht naar het westen en de kolonisatie van “Deseret” zijn nu deel van de grote heroïsche Amerikaanse geschiedenis. Het feit alleen dat uit een nietig begin de huidige kerk is ontstaan verdient ontzag. Dat moet, terecht, de hoofdlijn van het verhaal blijven. Niet alle bijkomende informatie behelst immers moeilijke momenten. Veel informatie uit de complexe geschiedenis is gewoon verrijkend en getuigenisversterkend door zowel de context te schetsen als meer details te verschaffen. Voor een stuk komt men zo terug naar de inhoudelijk rijk gevulde zondagsschool van de eerste helft van de twintigste eeuw, toen die werkelijk een “school” was om veel nieuwe dingen te leren.

 

Meer ruimte voor de menselijke inbreng

Complexe geschiedenis geeft meer ruimte aan de menselijke inbreng in Gods werk. In 1843, toen hij terugblikte op zijn leven (hij was toen 38) noemde Joseph Smith zichzelf een ruwe rollende steen, zoals die van een berg rolt of door een kolkende bergrivier meegevoerd wordt en door botsen en schuren van zijn scherpe kanten ontdaan wordt. “Rough stone rolling” is dan ook de ondertitel van Joseph Smiths gedetailleerde biografie door professor Richard Bushman in 2005.[10] Dat grondig gedocumenteerd levensverhaal (740 blz.), geschreven door een uitmuntend historicus en ook trouw kerklid, toont hoe de menselijke factoren, omstandigheden en gebeurtenissen, en zowel goede als foute beslissingen, bijdroegen tot de vorming van de profeet en de ontwikkeling van de jonge kerk.

De complexe geschiedenis toont ook dat heel wat kerkelijke aspecten, die wij nu als deel van de kerk beschouwen, oorspronkelijk vanuit mensen aan de basis zijn gegroeid. Huisonderwijs, zondagsschool, jeugdwerk, kerkelijke tijdschriften, welzijnszorg, genealogie, jongens van 12 tot 17 in het Aäronisch priesterschap , programma’s voor jongvolwassenen — dat zijn allemaal zaken die aan de basis door een of meer mensen werden opgestart en die de kerk later overnam. Men noemt dit fenomeen ook “opwaartse openbaring”. De hoogste kerkleiders gebruiken dit ook zelf door onderzoek te laten doen en experten te raadplegen. Het relativeert het idee dat alles alleen maar van bovenuit kan komen. Het doet nadenken over de dynamiek van inspiratie en de wisselwerking tussen de top en de basis. In die zin is de herstelling ook een continu proces, zoals Elder Uchtdorf het uitdrukte.[11] Dat brengt ons tot het volgende.

 

Besef van beweging

Complexe geschiedenis is niet statisch. Vorderend onderzoek doet steeds meer ontdekken hoezeer het verleden een dynamisch proces is. Dat nodigt uit om inzichten bij te sturen. Ook groeit de bereidheid om met moeilijke aspecten om te gaan en die duidelijk te benoemen. Wat nu geldt kan dus nog evolueren. Een veelzeggend voorbeeld is het opheffen van de priesterschapsbeperking voor zwarten. In 1978 werd dit met een zekere trots en vreugde geformuleerd, namelijk dat “de langbeloofde dag is aangebroken” om elke waardige man het priesterschap te verlenen. De officiële verklaring van toen werd bewust kort gehouden, zonder uitleg over het waarom van de vroegere beperking. Dat had echter tot gevolg dat vele kerkleden nog oude denkbeelden bleven onderhouden over “groepen” in het voorbestaan. Pas in 2013, als gevolg van bijkomende kritische studies en in het kader van de nieuwe openheid, gaf de kerk openlijk toe dat de priesterschapsbeperking, door Brigham Young omstreeks 1850 ingesteld, enkel op racisme steunde en dat verklaringen die naar Kaïn en naar het voorbestaan verwezen ongeldig waren.[12] De toon om over dat vroeger beleid te spreken is nu helemaal anders dan in 1978. Toen overheerste vreugde omdat de kerk iets goeds deed, nu overheerst schaamte over dat verleden. Sommigen menen dat er nog een stap moet volgen, namelijk excuses aan allen die onder de beperking geleden hebben. Eenzelfde ontwikkeling merken we in de opeenvolgende verklaringen rond de polygamie. Ook hier heeft de kerk moeite om dat verleden te rechtvaardigen, maar poogt het niet meer te minimaliseren. Voorlopig staat Afdeling 132, die het meervoudig huwelijk toelaat, nog steeds in de Leer en Verbonden. Maar het idee suddert om die afdeling te “decanoniseren”, namelijk weg te halen uit de Schriften.

Wat de kerk via haar site aan bijkomende informatie aanbiedt is maar een fractie van wat andere bronnen, geschreven door trouwe kerkleden, aanbrengen. Elk jaar verschijnen een paar honderd boeken en artikelen over kerkgeschiedenis die de historische ontwikkelingen tot hun recht laten komen. De kerk verwijst nu meer naar die bronnen en waardeert ze. Het academisch aanbod in nieuwe publicaties is overweldigend geworden, ook via Deseret Book. Die hele beweging wakkert nieuwe verwachtingen aan.

 

Relativering

Veel kerkleden gaan uit van een volmaakt beeld van kerk en leer en zijn overtuigd dat dit altijd zo geweest is. De complexe geschiedenis toont een ander beeld: ook al zijn principes eenduidig en volkomen, de realisering gebeurt vaak met vallen en opstaan, met gissen en missen. Dat te kunnen aanvaarden vraagt relativeringsvermogen, wat niet evident is als men alles steeds perfect waande. Toch erkent de kerk zelf dat dit niet zo is. “Niet elke uitspraak door een kerkleider, in het verleden of nu, is daarom leerstellig … en dient niet om officieel bindend te zijn voor de hele kerk”, verduidelijkt een mediabericht van de kerk.[13] Dezelfde waarschuwing weerklinkt geregeld in de boodschappen van algemene autoriteiten zelf, al sinds de negentiende eeuw.[14] De voorbije jaren krijgt het opvallend veel nadruk: “We moeten bedenken dat niet iedere uitspraak door een kerkleider, vroeger of nu, noodzakelijkerwijs leerstellig is”, verklaart apostel D. Todd Christofferson.[15] “Sommigen trekken hun geloof in twijfel als ze een uitspraak lezen vele jaren geleden gedaan, die in tegenspraak met onze leer lijkt te zijn”, betreurt apostel Neil L. Andersen.[16] “Bij tijden hebben leden en leiders in de kerk gewoonweg vergissingen begaan”, erkent Dieter Uchtdorf, raadgever in het Eerste Presidium.[17]

Die relativering kan dan evengoed voor het heden gelden — voor wie zal terugblikken vanuit de toekomst. Ook nu kunnen leiders dus ter goeder trouw “gewoonweg vergissingen begaan”. Alleen de toekomst kan uitwijzen of een bepaalde beslissing al dan niet een lapsus was. Trouwe kerkleden, die met een beleidspunt moeite hebben, zullen dus geduldig moeten afwachten, maar hebben het recht om ontgoocheling of bezorgdheid te uiten. De voorbije tijd zien we dit bijvoorbeeld rond homorechten. Andere leden willen zich geen vragen stellen, vanuit de overtuiging dat volgzaamheid steeds moet primeren. Maar net zoals bij de vroegere priesterschapsbeperking aan zwarten kan “aanvaarden en zwijgen” ook een vorm van schuldig verzuim zijn. Wie destijds zijn stem tegen die discriminatie durfde te verheffen, wordt nu geëerd voor zijn moed.[18] Ook dergelijke ontwikkelingen zijn deel van de complexe geschiedenis.

 

Belang van de juiste verwoording

Een van de moeilijkste aspecten van complexe geschiedenis is de verwoording. Hoe breng je een gevoelig onderwerp zo onder woorden dat het enerzijds de feiten correct overbrengt en anderzijds niet het geloof ondergraaft? Op dat vlak is de bijkomende informatie die de kerk aanbiedt apologetisch geschreven: het belangrijkste doel blijft de geloofwaardigheid van de kerk te ondersteunen. Elke passage is grondig overdacht, ontelbare keren herlezen en  verbeterd om uiteindelijk de goedkeuring van de hoogste kerkleiding te verdienen. Wat wetenschappers oorspronkelijk schreven is daardoor soms afgezwakt.

Een leerkracht of een klaslid die bijkomende informatie in eigen woorden uitdrukt moet dus opletten met de verwoording. Een ongelukkige woordkeuze kan bijkomende  informatie verkleuren en zelfs vergiftigen. Dat zien we onder meer bij onderwerpen zoals de versies van het eerste visioen (zie hier), of het vertaalproces van het Boek van Mormon (de hoed en de zienersteen) of het polygaam gedrag van Joseph Smith (zie het essay op de kerksite).

 

5 – Besluit

Allicht zal latere geschiedschrijving het begin van de eenentwintigste eeuw als een van de scharniermomenten in het mormonisme betitelen. In deze periode lijkt de kerk een nieuwe fase te zijn ingegaan, met een groeiende maturiteit. De rijpere benadering van de kerkgeschiedenis is daar een kenmerk van.

Zo’n overgang is echter niet eenvoudig omdat het alle kerkleden raakt en lang niet allen op dezelfde golflengte staan. Dat kan niet anders dan groeipijnen veroorzaken, met risico’s voor leden die veranderingen moeilijk kunnen aanvaarden. De hoogste kerkleiding is echter van mening dat we deze fase niet uit de weg kunnen gaan.

In dit alles komt de diversiteit van de kerkleden sterker tot uiting. Niet allen staan op hetzelfde peil van kennis en inzicht. Niet allen hebben dezelfde graad van geloof en getuigenis. Maar elkeen, ondanks zijn eigenheid, verdient het gevoel er ten volle bij te horen. Dat vraagt van elke betrokkene begrip en respect, in het bijzonder tijdens lessen en klasgesprekken en op sociale media.

 

Voetnoten

[1]    Een bondig maar degelijk overzicht van deze wetenschappelijke inbreng geeft Matthew Bowman, “Mormonism and Its Historians: The State of the Field,” Religion Compass 5, no. 12 (2011): 720–730.

[2]    Zie voor overzichten Armand L. Mauss, “Sociological Perspectives on the Mormon Subculture”, Annual Review of Sociology 10 (1984), 437–460; Armand L. Mauss, “Flowers, Weeds, and Thistles: The State of Social Science Literature on the Mormons,” in Mormon History, ed. Ronald W. Walker, David J. Whittaker and James B. Allen (Chicago: University of Illinois Press, 2001), 153–197. Een beperkt overzicht van studies in de jaren 1930–1950 geef ik in mijn artikel “In Search of Mormon Identity: Mormon Culture, Gospel Culture, and an American Worldwide Church,” International Journal of Mormon Studies 6 (2013): 1–53.

[3]    Boyd K. Packer, “The Mantle is Far, Far Greater Than the Intellect,” Address to the Fifth Annual CES Religious Educators’ Symposium, 1981, gepubliceerd in Brigham Young University Studies 21 no. 3 (Summer 1981), 259–278.

[4]    Voor getuigenissen over relaties en incidenten, zie bv. Leonard J. Arrington, Adventures of a Church Historian (Champaign, Ill.: University of Illinois Press, 1998); Davis Bitton, “Ten Years in Camelot: A Personal Memoir,” Dialogue: A Journal of Mormon Thought 16, no. 3 (1983): 11–20; Davis Bitton and Leonard J. Arrington, Mormons and Their Historians (Salt Lake City: University of Utah Press, 1988); Newell G. Bringhurst and Lavina Fielding Anderson (eds.), Excavating Mormon Pasts: The New Historiography of the Last Half Century (Salt Lake City: Greg Kofford Books, 2004); Gregory A. Prince, Leonard Arrington and the Writing of Mormon History (Salt Lake City: University of Utah Press, 2016).

[5]    Jennifer Huss Basquiat, “Reproducing Patriarchy and Erasing Feminism: The Selective Construction of History within the Mormon community,” Journal of Feminist Studies in Religion 17, no. 2 (2001): 5–37; Martha Sonntag Bradley, Pedestals and Podiums: Utah Women, Religious Authority, and Equal Rights (Salt Lake City: Signature Books, 2005); Maxine Hanks (ed.), Women and Authority: Re-Emerging Mormon Feminism (Salt Lake City: Signature Books, 1992); Laura L. Vance, “Review Essay: Recent Studies of Mormon Women,” Nova Religio: The Journal of Alternative and Emergent Religions 10, no. 4 (2007): 113–127.

[6]    Philip Lindholm (ed.), Latter-day Dissent: At the Crossroads of Intellectual Inquiry and Ecclesiastical Authority. (Salt Lake City: Greg Kofford Books, 2011); Bryan Waterman and Brian Kagel, The Lord’s University: Freedom and Authority at BYU (Salt Lake City: Signature Books, 1998).

[7]    Voorbeelden van belangrijke academische werken in die zin zijn Richard Lyman Bushman, Joseph Smith: Rough Stone Rolling (New York: Albert A. Knopf, 2005); Gregory A. Prince and William Robert Wright, David O. McKay and the Rise of Modern Mormonism (Salt Lake City: University of Utah Press, 2005).

[8]    Hervorming zit ook in een document dat negen basisleerelementen bevat die alle seminarie- en instituutcursisten moeten kennen. Tijdens de cursus worden seminariecursisten hierover getoetst. Voor instituut wordt een nieuw beleid gevoerd met de zogenaamde hoeksteencursussen— vier verschillende cursussen die alle instituutcursisten eerst moeten volgen om aan andere cursussen te kunnen deelnemen. Deze cursussen houden rekening met problematische elementen van kerkleer en –geschiedenis.

[9]    Elder M. Russell Ballard, “To the Saints of the Utah Salt Lake Area,” 11 September 2016. www.lds.org/prophets-and-apostles/unto-all-the-world/to-the-saints-of-the-utah-salt-lake-area. Zie ook Elder Ballards toespraak “The Opportunities and Responsibilities of CES Teachers in the 21st Century” van 26 februari 2016. www.lds.org/broadcasts/article/evening-with-a-general-authority/2016/02/the-opportunities-and-responsibilities-of-ces-teachers-in-the-21st-century

[10]  Richard Lyman Bushman, Joseph Smith: Rough Stone Rolling: A Cultural Biography of Mormonism’s Founder (New York: Knopf, 2005). Het boek wordt ook verkocht door Deseret Book, de uitgeverij van de kerk. Zie ook de entry in Wikipedia met meer studieverwijzingen:
https://en.wikipedia.org/wiki/Joseph_Smith:_Rough_Stone_Rolling

[11]  Dieter F. Uchtdorf, “Are You Sleeping Through the Restoration?”, Conference talk April 2014, Ensign, May 2014.

[12]  Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, “Race and the Priesthood,” Gospel Topics Essays. https://www.lds.org/topics/race-and-the-priesthood

[13] Newsroom, “Approaching Mormon Doctrine,” 4 May 2007, www.mormonnewsroom.org/article/approaching-mormon-doctrine.

[14]  Voor voorbeelden, zie en.fairmormon.org/Mormonism_and_doctrine/Prophets_are_not_infallible.

[15]  D. Todd Christofferson, “The Doctrine of Christ,” Conference talk April 2012, Ensign, May 2012.

[16]  Neil L. Andersen, “Trial of Your Faith,” Conference talk October 2012, Ensign, November 2012.

[17]  Dieter F. Uchtdorf, “Come, Join with Us,” Conference talk October 2013, Ensign, November 2013.

[18]  Velen die vóór 1978 het verlenen van het priesterschap aan zwarten analyseerden of bepleitten, worden nu aanzien als de grondleggers van de verandering. Zie hun geschiedenis in o.m. Armand L. Mauss, All Abraham’s Children: Changing Mormon Conceptions of Race and Lineage (Urbana: University of Illinois Press, 2003); W. Paul Reeve, Religion of a Different Color: Race and the Mormon Struggle for Whiteness (Oxford: Oxford University Press, 2015); Russell W. Stevenson, For the Cause of Righteousness: A Global History of Blacks and Mormonism, 1830-2013 (Salt Lake City: Greg Kofford, 2014).