Les 8 – 2 Nephi 6–10

“O, hoe groot is de goedheid van onze God”

Lees de bestudeerde hoofdstukken hier.

Deze pagina als pdf

1 – Op zoek naar karakters: Nephi en Jakob
2 – Jesaja: veelzijdig en meerlagig
3 – Waarom was Jesaja zo belangrijk voor Nephi?
4 – Jakob’s toespraak en Jesaja
5 – Gestructureerd lezen

Plaats van hoofdstukken 6–10 in 2 Nephi

  • Hoofdstukken 1–4 – De afscheidswoorden en zegeningen van Lehi
  • Hoofdstuk 4 – De “psalm” van Nephi
  • Hoofdstuk 5 – De splitsing in twee groepen – Nephieten en Lamanieten
  • Hoofdstukken 6–10 – Woorden van Jakob, met aanhalingen uit Jesaja
  • Hoofdstuk 11 – Bindhoofdstuk door Nephi
  • Hoofdstukken 12–24 – Aanhalingen uit Jesaja door Nephi
  • Hoofdstukken 25–33 – Profetieën en slotwoorden door Nephi

Gedurende achttien hoofdstukken laat Nephi dus het woord aan anderen. Eerst aan zijn jongere broer Jakob die ook Jesaja citeert (hoofdstukken 6–10), dan opnieuw aan aanhalingen uit Jesaja (hoofdstukken 12–25).

 

1 – Op zoek naar karakters: Nephi en Jakob

De manier waarop de zondagschoollessen de stof verdelen over brokken hoofdstukken verhindert vaak een bredere blik op de deelnemers aan het verhaal. Ook gaat de aandacht zozeer naar de leerstellige boodschappen dat we de realiteit van deze mensen van vlees en bloed laten vervagen. Laat ons op ontdekking naar karakters gaan.

In deze les klinkt een nieuwe stem vanuit het Boek van Mormon, die van Jakob, Nephi’s jongere broer. Hun leeftijdsverschil kan een twintigtal jaren geweest zijn (zie hier voor een bredere bespreking van de leeftijden). We hebben alleen de teksten in 1 en 2 Nephi en in Jakob (het volgende boek) om ons een idee te vormen over de karakters van de twee broers, over hun relatie, over de invloed van de oudere op de jongere en omgekeerd. Hoe verliep hun respectieve ontwikkeling doorheen de jaren? Was Jakob nog dezelfde na de dood van zijn grote broer Nephi? Er vallen enkele boeiende zaken te ontdekken. We weten uit de tekst dat de kroniek op de platen regelmatig werd aangevuld, namelijk door de vermelding hoeveel jaren er telkens verlopen waren sinds het vertrek uit Jeruzalem. De woorden van de schrijvers weerspiegelen dan telkens een ander moment in hun leven. Soms is de tekst heel gedetailleerd, soms worden jaren van geschiedenis in enkele zinnen samengevat.

Nephi

Nephi is de leider, de spilfiguur, de rechtlijnige. Wat we over hem weten heeft hij zelf geschreven, dus de invalshoek is mogelijk eenzijdig. Op het einde van zijn leven meldt Nephi dat hij zich “niet machtig in het schrijven zoals in het spreken” voelt (2 Nephi 33:1). Het klinkt als een verontschuldiging voor een zwakke schrijfstijl. We kunnen ons alleen maar inbeelden hoe dan wel het spreken van Nephi moet geklonken hebben en of daar een ander karakter zou uit blijken. Veel van zijn woorden heeft Nephi desalniettemin zorgvuldig genoteerd. Misschien besefte hij, tegen het einde van zijn leven, dat zijn schrijfstijl een bepaalde indruk naliet en had hij ons graag een andere indruk nagelaten. Zijn laatste hoofdstukken, zoals we later zullen zien, getuigen inderdaad van een oudere, gerijpte man.

Doorheen zijn leven is Nephi’s benadering hoofdzakelijk opsommend en zakelijk. “En het geschiedde dat …” is zijn “woordafdruk” die lang zal doorwegen, ook bij zijn opvolgers. Zijn beschrijving van de doding van Laban, mogelijk de meest aangrijpende handeling in zijn leven, wijst wel op een gewetenstrijd, maar de verwoording ervan is koel en rationeel, eindigend met “Daarom gehoorzaamde ik de stem des Geestes, vatte Laban bij zijn hoofdhaar en sloeg hem het hoofd af met zijn eigen zwaard” (1 Nephi 4:10–18).

Pablo Gargallo-de profeet

“De profeet” van de Spaanse beeldhouwer Pablo Gargallo (1881-1934) – Te zien in het Middelheim openluchtmuseum in Antwerpen.

Naast de opsomming van gebeurtenissen, klinkt ook de prediking van Nephi sober en spartaans. Keer op keer pakt hij zijn oudere broers aan:

“Zie, gij zijt mijn oudere broeders, en hoe komt het dat uw hart zo verstokt is en uw verstand zo verblind dat het voor u nodig is dat ik, uw jongere broeder, tot u spreek, ja, en u het voorbeeld geef?” (1 Nephi 7:8).

En later: “Zie, ik zeide tot hen: Hoe komt het dat gij de geboden des Heren niet onderhoudt? Hoe komt het dat gij wegens de verstoktheid van uw hart verloren wilt gaan?” (15:10).

Je kunt die zinnen smekend en liefdevol lezen, maar ook hard en bedreigend. Het geschrift verraadt niet de toon waarop gesproken wordt. Toch klinkt Nephi’s hele toespraak in hoofdstuk 15 vrij drastisch. De oudere broers reageren dan ook met “Gij hebt ons harde dingen verkondigd, meer dan wij kunnen verdragen” (1 Nephi 16:1). De volgende toespraak van Nephi tot zijn broers klinkt nog harder (1 Nephi 17:23–47). Nephi neemt geen blad voor de mond.

Zelfs in de beschrijving van zijn geestelijke ervaringen klinkt Nephi zakelijk. In een vorige les zagen we hoe hij een visioen als een functioneel tweegesprek met een engel kan weergeven: “En de Geest zeide tot mij: Zie, wat verlangt gij? En ik zeide: Ik verlang de dingen te aanschouwen die mijn vader heeft gezien” (1 Nephi 11:2–3). En zo gaat het tweegesprek verder. Wanneer hij Jesaja citeert laat Nephi niet na ook strijdlustige en wraakzuchtige passages op te nemen, wat toch iets zegt over zijn voorkeuren – “En Ik zal hen die u verdrukken hun eigen vlees doen eten; van hun eigen bloed zullen zij dronken worden als van zoete wijn” (1 Nephi 21:26). De “psalm” in 2 Nephi 4, geschreven na de dood van zijn vader, is een uitzondering. Daar borrelen diepere gevoelens naar boven, onstuimig in hun tegenstelling van ellende tot vreugde. Maar zelfs hier, merkt literair analiste Marilyn Arnold op, “formaliseert hij de uitdrukking” en gebruikt hij het “retorisch onpersoonlijk kader van de psalm” om zijn innerlijk te onthullen in berekende parallellismen.[1] Toch vormt dat moment een keerpunt, zoals voor velen de dood van een ouder een keerpunt is.  (Zie bespreking van  de psalm hier.)

Ondertussen blijft Nephi, op dit moment van de Nephitische geschiedenis – omstreeks dertig jaar na het vertrek uit Jeruzalem –, een man van actie door zijn taken als koning en kolonisator, als overziener van landbouw, mijnbouw en tempelbouw (2 Nephi 5). Ook militair laat hij zich niet onbetuigd in preventieve maatregelen: “En ik, Nephi, nam het zwaard van Laban en maakte naar dat voorbeeld vele zwaarden, voor het geval het volk dat nu de Lamanieten werd genoemd, ons zou overvallen en vernietigen” (2 Nephi 5:14).

Mogelijk door al die werkzaamheden houdt Nephi zich vanaf 2 Nephi 6 op de achtergrond in de verslagen. Hij laat anderen aan het woord in volgende hoofdstukken. Hij zal echter verder rijpen en dat merken we in de laatste hoofdstukken van 2 Nephi. Wanneer zijn einde nadert kan hij zich innig en liefdevol tot alle volken richten. De tijd en de leeftijd verzachten. Maar er was ook de invloed van zijn jongere broer Jakob.

Jakob

Jakob is als kleuter, kind en adolescent opgegroeid in de schaduw van zijn grote, ruziënde broers. Hij en Jozef waren geboren “in de wildernis” (1 Nephi 18:7), dus nog voor de periode wanneer de groep het land Overvloed bereikte. Daar vestigde de groep zich “vele dagen” en Nephi zou er ertsen ontginnen en het schip bouwen. De twee jongste kinderen waren dus al wat opgegroeid voor ze aan de overtocht naar het beloofde land begonnen. We krijgen een eerste indruk van Jakob in de zegen die zijn vader over hem uitspreekt:

En nu, Jakob, spreek ik tot u: gij zijt mijn eerstgeborene in de dagen van mijn beproeving in de wildernis. En zie, in uw kinderjaren hebt gij ellende en veel smart doorstaan wegens de ruwheid van uw broeders. Niettemin, Jakob, mijn eerstgeborene in de wildernis, kent gij de grootheid Gods; en Hij zal uw ellende voor uw welzijn heiligen. Daarom zal uw ziel gezegend worden, en gij zult veilig wonen bij uw broeder, Nephi; en uw dagen zullen in dienst van uw God worden besteed. (2 Nephi 2:1–3).

Virginia Day_Moeder en kind_MVirginia Day, Moeder en kind

 

Beproevingen, ellende, smart … De kleine Jakob is opgegroeid in een voortdurende tweespalt door de “ruwheid” van zijn broeders. We lezen dat Laman en Lemuël fysiek geweld jegens hun huisgenoten niet ontweken (1 Nephi 3:28: 17:48; 18:11). Jakob was dus getuige of mogelijk al eens slachtoffer van huiselijk geweld. Het moet het kind gemarkeerd hebben. Jeruzalem en het stadsleven te midden van duizenden andere mensen, met markten en festiviteiten, heeft Jakob nooit gekend. Hij werd in een kleine nomadenstam geboren die door de wildernis trok en waar voeding, conflicten en de juiste richting de dagelijkse bekommernissen waren. Dat betekent ook dat zijn herinneringen een heel ander kader tekenden dan wat de ouderen in de groep meedroegen. Gespannen relaties tussen mensen in een kleine groep waren zijn eerste wereldbeeld.

Jakob, en ook Jozef, tonen vroege tekenen van affectie. Over de overtocht, midden in de storm die het schip “in de diepten der zee” dreigt te verzwelgen, noteert Nephi later dat “Jakob en Jozef, die jong waren en veel verzorging nodig hadden, bedroefd waren wegens het leed van hun moeder” (1 Nephi 18:19). Niet de angst om zichzelf grijpt de kinderen aan, wel de inleving in het leed van hun moeder. Maar ook de melding dat de kinderen “veel verzorging nodig hadden” – zij waren toen mogelijk tussen de zeven en tien jaar oud – kan op hun zwakke gezondheid wijzen, wat ook de tederheid ten overstaan van moeder kan verklaren. Het is al vroeg duidelijk dat Jakob en Jozef geen heldhaftige krijgers zouden worden.

De zegen van Lehi plaatst Jakob onder de bescherming van Nephi – “gij zult veilig wonen bij uw broeder, Nephi”. De omstandigheden en het leeftijdsverschil bepalen inderdaad Jakob’s afhankelijkheid van Nephi. Het kind zou ook zien hoe ongehoorzaamheid aan Nephi tot rampen leidde en hoe Laman en Lemuël telkens opnieuw het onderspit moesten delven. Voor het kind moeten de durf en krachtdadigheid van Nephi de constante baken, maar mogelijk ook een overheersend beeld geweest zijn. Dit betekent niet dat Jakob zou geleden hebben onder de dominante persoonlijkheid van zijn oudere broer, maar het contrast tussen hen beiden is wel op te merken.

We krijgen een paar glimpen te zien hoe Nephi, als een nieuwe vader na Lehi’s dood, Jakob’s handelingen bepaalt en hoe Jakob naar hem opziet. Nephi heeft zijn twee jongere broers, Jakob en Jozef, met religieuze taken belast. Hij heeft ze “tot priester en leraar over het land van mijn volk” gewijd (2 Nephi 5:26). De eerste openbare opdracht van Jakob die in het Boek van Mormon genoteerd wordt is ook de start van onze les 8 hier. De toespraak die hij moet geven mag hij nadien ook op de platen graveren – een duidelijke oefening voor later, onder het toeziend oog van Nephi.

Jakob begint eerbiedig met de alomvattende plaats van Nephi te erkennen als religieuze, staatkundige en militaire leider: “Zie, mijn geliefde broeders, gij weet dat ik, Jakob, door God geroepen en geordend naar de wijze van zijn heilige orde, en gewijd door mijn broeder Nephi, op wie gij vertrouwt als koning of beschermer, en op wie gij u verlaat voor uw veiligheid” (2 Nephi 6:2). Ook het onderwerp dat Jakob moet behandelen is door Nephi opgelegd: “En nu, zie, ik wil tot u spreken over dingen die nu zijn, en die zullen komen; daarom zal ik u de woorden van Jesaja voorlezen. En het zijn de woorden die ik op verzoek van mijn broeder tot u spreek” (2 Nephi 6:4). Ootmoedigheid ten overstaan van Nephi? Of vond Jakob de keuze van de tekst minder geschikt zodat hij de verantwoordelijkheid ervan op Nephi afschoof? Hij moet hier immers ook Jesaja’s strijdlustige en wraakzuchtige passages inwerken die Nephi zelf vroeger aanhaalde. Ook opmerkenswaard: Jakob spreekt zijn gehoor aan met “Mijn geliefde broeders”, een uitdrukking die hij dertien keer herhaalt in zijn toespraak. Nephi heeft tot dit punt nooit die uitdrukking gebruikt, zelfs niet het woord “geliefd”. Maar hij zal de uitdrukking wel zestien keer opnemen in zijn eigen laatste boodschap op het einde van 2 Nephi – een teken van de verzachtende invloed van Jakob op z’n oudere broer.

Later krijgt Jakob de opdracht om de kleine platen – de geestelijke inhouden – onder zijn hoede te nemen, vijfenvijftig jaar na het vertrek uit Jeruzalem. Nephi ziet zijn jongere broer als profetisch opvolger – en niet een van zijn eigen kinderen, iets waar we alleen maar over kunnen speculeren. Evenmin is er sprake van dat Jakob of Jozef in aanmerking zouden komen om Nephi als koning op te volgen. Ook dat zegt ons iets over de persoonlijkheid van beide jongere broers en over de manier waarop Nephi hun capaciteiten beoordeelde. Een teder, spiritueel ingesteld persoon is daarom nog geen goed staatsman en nog minder een militair beschermer.

Na de dood van Nephi wordt Jakob meester over zijn eigen teksten (het boek Jakob). De nadruk komt volledig op liefde en verzoening te liggen. Hij verwijst geen enkele keer meer naar Jesaja, noch naar een wraaklustige God die zijn vijanden vernietigt. Nee, het omgekeerde: Jakob zoekt zijn inspiratie bij de profeet Zenos. In Zenos’ allegorie van de wijngaard doet de Heer alles wat mogelijk is om zelfs de zieke olijfbomen te redden. Liefde en zorg primeren en de stijl is heel anders dan in Jesaja. Ook typerend voor de fijngevoelige Jakob is dat hij, als een van de weinigen in het Boek van Mormon, geëngageerd over respect voor vrouwen geschreven heeft, dit naar aanleiding van onkuisheid en hoererij onder de Nephieten. Nephi heeft nooit over gezinsthema’s geschreven. Jakob wijdt er twee van zijn zeven hoofdstukken aan. Hij doet dat met een woordenkeus die zijn gevoeligheid en empathie bevestigen:

En het grieft mij ook dat ik zo onomwonden over u moet spreken in het bijzijn van uw vrouwen en uw kinderen, wier gevoelens in vele gevallen buitengewoon teer en kuis en zacht zijn voor het aangezicht van God, hetgeen God welgevallig is; en ik veronderstel dat zij hierheen zijn gekomen om het aangename woord Gods te horen, ja, het woord dat de verwonde ziel geneest (Jakob 2:7-8).

Jakob – maar opnieuw pas na Nephi’s dood – is ook een van de weinigen die de Lamanieten weet te prijzen voor de liefde die er in hun gezinnen heerst. Hij is in staat om doorheen vooroordeel te kijken en het innerlijke onder het uiterlijk vuil te zien: “Zie, de Lamanieten, uw broeders, die gij haat wegens hun vuilheid en wegens de vervloeking die op hun huid is gekomen, zijn rechtvaardiger dan gij” (Jakob 3:5).

Zowel Nephi als Jakob waren profeten en onwrikbaar in hun getuigenis. Hun levensverhaal toont echter dat profeten sterk in karakter kunnen verschillen. Dat wijzigt hun invalshoek en kleurt hun benadering. We zien geen ander beeld in onze tijd.

 

2 – Jesaja: veelzijdig en meerlagig

Jesaja leefde bijna tweehonderd jaar voor Nephi.

isaiah-scroll.lHet Bijbelboek Jesaja is onderwerp van honderden historische en exegetische studies geweest en het blijft experten boeien. De vroegere wetenschappelijke overtuiging dat een drietal schrijvers over verschillende periodes tot het boek bijdroegen (hoofdstukken 1–39 als Proto-Jesaja, 40–55 als Deutero-Jesaja en 56–66 als Trito-Jesaja) is ondertussen achterhaald door gebrek aan afdoende bewijzen en door nieuwe inhoudelijke studies. Belangrijker voor huidige analisten zijn de dooreen gestrengelde thema’s en beelden die doen vermoeden dat de oorspronkelijke teksten, op verschillende momenten geschreven, ook nog eens herschikt en met verduidelijkingen verrijkt werden. Het betekent ook dat er, bij het overschrijven van schriftrollen, versies van het boek Jesaja ontstonden, met kleine interne afwijkingen. [2] Fragmenten van zo’n versies werden in de Dode-Zee-rollen ontdekt. Volgens het Boek van Mormon was hun versie gegraveerd op de koperen platen. Dat verklaart dan weer lichte divergenties met de versie in de Bijbel.

Twee grote profetische thema’s beheersen Jesaja: de komst van de Heiland en de plaats van het huis Israëls als volk. Volgens interpretaties hebben de profetieën betrekking op vier fasen:[3]

A – de komst van een Messias
B – de verstrooiing (diaspora) van Israël
C – de dag van de “andere volken”
D – het herstel van Israël en de uiteindelijke overwinning van goed over kwaad

Maar die fasen zijn ook nog eens meerlagig in de tijd.

  • De komst van een Messias (fase A) kan zowel op de eerste komst bij het begin van onze tijdrekening wijzen, als op latere verschijningen, als op zijn ultieme wederkomst bij het einde der tijden.
  • De profetie over de verstrooiing van Israël (fase B) kan te maken hebben met de diaspora na de vernietiging van de eerste tempel rond 587 v.C. of met die na de verwoesting van de tweede tempel in het jaar 70 n.C. Maar ook latere en andere verstrooiingen, volgens de identificatie van “Israël”, komen mogelijk in aanmerking.
  • De dag van de “andere volken” (fase C) kan gelden voor de bekendmaking van het evangelie aan “de heidenen” ten tijde van de oorspronkelijke apostelen, of, volgens mormoonse interpretaties, kan het betrekking hebben op de ontdekking van Amerika en de grondlegging van een “grote natie”, of op de herstelling van de kerk in 1830 en de opdracht om Israël te vergaderen, of pas op de hulp die natiën boden of nog zullen bieden voor de terugkeer van de joden naar Palestina.
  • Het herstel van Israël (fase D) hangt af van de definitie van Israël – de herstelde kerk, of het begin van de staat Israël, of een overwinning die nog in de toekomst ligt.

Op de achtergrond van de laatste twee fasen spelen dan ook nog ethnische en politieke gevoeligheden mee. Mormoonse interpretaties van Jesaja tot het midden van de twintigste eeuw zijn niet meer die van nu. Raciaal-getinte verklaringen over bloed en stammen zijn na 1978 teruggedrongen in het voordeel van de universele mensheid en het heil dat Christus alle mensen, zonder onderscheid, biedt.

Elder Jeffrey R. Holland wijst op die veelzijdigheid:

Het is belangrijk te beseffen dat veel van Jesaja’s voorspellingen vervuld worden, of al vervuld zijn, of in de toekomst vervuld zullen worden op meer dan één manier en in meer dan een bedeling. Het is evident dat wij in Jesaja’s teksten over gegevens beschikken die op een hele waaier van ervaringen toepasselijk zijn, inclusief die van de voorsterfelijke Christus, van zijn sterfelijk optreden in het midden des tijds en van zijn tweede komst in de laatste dagen.[4]

Sluter-Jesaja-SBij de bespreking van Jesaja hangt dus veel af van interpretatie: op welk thema, op welke fase, op welke variant van die fase heeft dit vers of deze passage betrekking? Soms is het eenduidig, maar vaak zijn er andere antwoorden op dezelfde vraag mogelijk. Dat illustreert zowel de verborgen of vermeende rijkdom van Jesaja als het vrije voorstellingsvermogen van de lezer.

Jesaja, van de in Haarlem geboren beeldhouwer
Claus Sluter (1350-1406), beroemd om zijn werk aan
het Bourgondische hof van Filips de Stoute in Dijon

 

3 – Waarom was Jesaja zo belangrijk voor Nephi?

Het valt op dat vooral Nephi Jesaja ruim aanhaalt, zowel in 1 als in 2 Nephi. Zijn broer Jakob moest in opdracht van Nephi ook Jesaja vermelden (in 2 Nephi 6–10), maar, na Nephi’s dood, verwijst hij niet meer naar Jesaja. Later zal alleen Abinadi nog een kort stuk uit Jesaja citeren (Mosiah 14). De andere referenties naar Jesaja zijn heel sporadisch in het Boek van Mormon.

Waarom was Jesaja dan zo belangrijk voor Nephi? Wellicht omwille van de inhoudelijke boodschap, maar die boodschap kon Nephi ook uit de leringen van Lehi halen, uit andere schriftteksten, en uit zijn eigen visioenen die de toekomst trouwens veel duidelijker en chronologischer schetsen dan de Jesaja-passages (zie 1 Nephi hoofdstukken 11–15).

Wat Nephi echter vooral uit Jesaja haalde was de legitimiteit voor zijn klein emigrerend volk en dus ook voor zijn eigen roeping en leiderschap. De teksten van Jesaja beklemtoonden immers de geldigheid van zijn groep als een ware tak van het huis Israëls. Het vertrek uit Jeruzalem en de tocht naar een ander land waren deel van een groots verhaal van verstrooiing na de val van Jeruzalem, en dus ook van de verbonden die tot herstel zouden leiden. Nephi moest zijn kleine groep een gewettigd perspectief geven dat het achterlaten van hun land, de jaren in de wildernis en alle doorstane ellende rechtvaardigde. Zijn eigen getuigenis en ervaringen volstonden daar niet toe. Maar de gezaghebbende woorden van Jesaja plaatsten hem en de zijnen in het machtig raderwerk dat een strijdende God voor hun bestwil beheerde. Zijn kleine volk mocht dus evenzeer rekenen op de komst van de Messias. Als afgebroken tak behielden zij alle rechten die het verbond verzekert. Het is kenmerkend dat Nephi Jesaja citeert als de oudere broers hem niet geloven en terug naar Jeruzalem willen keren. Als ze morren over de onzin van de tocht, grijpt hij naar Jesaja. Zo kan hij hameren op hun positie als overblijfsel van het huis Israëls en daaruit hoop en moed putten:

Daarom sprak ik tot hen, zeggende: Hoort de woorden van de profeet, gij die een overblijfsel zijt van het huis Israëls, een tak die afgebroken is; hoort de woorden van de profeet, die aan het gehele huis Israëls zijn geschreven, en past die op uzelf toe, opdat gij hoop zult hebben, evenals uw broeders van wie gij zijt afgebroken; want om die reden heeft de profeet geschreven (1 Nephi 19:24).

Jakob, in opdracht van Nephi, bespeelt diezelfde snaar:

En nu, de woorden die ik ga lezen, zijn de woorden die Jesaja met betrekking tot het gehele huis Israëls heeft gesproken; daarom kunnen zij op u worden toegepast, want gij zijt van het huis Israëls. En er zijn vele dingen door Jesaja gesproken die op u kunnen worden toegepast, omdat gij van het huis Israëls zijt (2 Nephi 6:5).

Maar ook een vleugje kritiek: het citeren en verklaren van Jesaja geeft ook een zeker prestige. Na Nephi’s lange citatie van Jesaja, geschiedde het “dat mijn broeders tot mij kwamen en mij zeiden: Wat betekenen die dingen die gij hebt gelezen?” (1 Nephi 22:1). Dat is waar Nephi zijn broers wilde hebben: zij waren onder de indruk en afhankelijk van zijn verduidelijking. De lectuur van Jesaja biedt Nephi ook later de gelegenheid om zijn profetische gave te bevestigen: “… want hoewel de woorden van Jesaja u niet duidelijk zijn, zijn ze wél duidelijk voor allen die zijn vervuld met de geest van profetie” (2 Nephi 25:4). Dat is niet helemaal eerlijk: sommige passages in Jesaja zijn evident moeilijk en multi-interpretabel. Een deemoedig expert in Jesaja, profeet of niet, zal de eerste zijn om dat toe te geven.

Zie ook dit onderdeel in les 9 om Nephi’s gebruik van Jesaja verder te vatten.

 

4 – Jakob’s toespraak en Jesaja

John W. Welch gaat uit van de “vier fasen” hierboven vermeld om de aanhaling van Jesaja door Jakob te structureren. [5]

A – de komst van een Messias (midden des tijds of eindtijd)
B – de verstrooiing van Israël (587 v.C. of 70 n.C.)
C – de dag van de andere volken (vooral gezien vanaf 1830)
D – het herstel van Israël en de uiteindelijke overwinning van goed over kwaad

Bij de aanvang van zijn toespraak in hoofdstuk 6 vermeldt Jakob de vier fasen, waarbij we als volgt mogen interpreteren:

  • verzen 6–7 (fase C – andere volken) “Ik zal mijn hand opheffen tot de andere volken en mijn standaard oprichten voor het volk”
  • vers 9 (fase A, Messias, midden des tijds) “de Here God, de Heilige Israëls, Zich in het vlees aan hen zal openbaren”
  • verzen 10–11 (fase B, verstrooiing, vanaf 70 n.C.) “En wanneer zij hun hart hebben verstokt” … “zij zullen worden verstrooid en geslagen en gehaat”.
  • verzen 12–13 (fase C) “gezegend zijn de andere volken … zij zullen behouden worden”
  • verzen 14–18 (fase D, eindtijd) “de Messias zal Zich voor de tweede maal opmaken om hen terug te winnen”

Hoofdstukken 7 en 8, die de echo zijn van Jesaja 50 en 51, zitten vol beelden die betrekking hebben op fasen B (verstrooiing) en D (herstel). Soms lopen beide fasen door elkaar in hetzelfde vers.

  • In hoofdstuk 7 verwijzen beelden over scheiding, wegzending, rouw, dorst, smart … naar fase B (verstrooiing). Beelden over verlossing, de stem van de Heer, hulp, afstraffing van de tegenstander, licht… verwijzen naar fase D (herstel).
  • Hoofdstuk 8 gaat essentieel over fase D (herstel). De tekst is duidelijker omdat nagenoeg alle beelden verwijzen naar dat herstel. Enkele beelden van vroegere verwoesting en verderf herinneren aan fase B (verstrooiing).

In hoofdstuk 9 verduidelijkt Jakob elementen uit vorige passages.

  • Eerst verwijst hij naar de verbonden in het kader van het huis van Israël, wat het hoofdthema van zijn toespraak is (verzen 1-3).
  • Maar dan verbreedt zijn benadering in een doctrinale toespraak over verzoening en over de lichamelijke en geestelijke dood, wat het thema van het verbond op een hoger, universeler niveau plaatst (verzen 4–29).
  • De emotie bouwt op tot een krachtige oproep tot bekering (verzen 30–52).
  • Pas op het einde keert het perspectief terug naar het publiek waarnaar Jakob zich richt en naar het verbond met het huis Israëls, waarvan zij een tak zijn (vers 53):

“En zie hoe groot de verbonden des Heren zijn en hoe groot zijn goedgunstigheid jegens de mensenkinderen is; en wegens zijn grootheid en zijn genade en barmhartigheid heeft Hij ons beloofd dat ons nageslacht niet volkomen zal worden vernietigd naar het vlees, maar dat Hij het zal bewaren; en in toekomstige geslachten zal het een rechtvaardige tak van het huis Israëls worden” (vers 53).

In hoofdstuk 10 herneemt Jakob elk van de vier fasen.

  • vers 2 (fasen B en D) “hoewel … velen van onze kinderen wegens ongeloof zullen omkomen… zal God toch jegens velen barmhartig zijn; en onze kinderen zullen worden teruggebracht”
  • verzen 3–5 (fase A, midden des tijds) Christus komt onder de Joden, zal worden gekruisigd
  • vers 6 (fase B, midden des tijds) “onder alle natiën verstrooid”
  • verzen 7–8 (fase D) “teruggebracht naar hun erflanden … vanuit hun langdurige verstrooiing bijeenvergaderd”
  • verzen 9–22 (fase C) “de koningen van de andere volken zullen hen tot voedstervaders zijn … en de andere volken zullen in het land worden gezegend”

Verzen 23-25 vormen een finale die het perspectief verbreedt in termen van verzoening, genade en opstanding.

 

5 – Gestructureerd lezen

Voor dit aspect verwijs ik naar het vorige punt. Hier vind je wel kaders die voorbeelden van parallellismen in deze hoofdstukken aangeven. Er zijn er meer dan hier aangegeven.

Voor uitleg over vormen van parallellisme, zie de uitleg in Les 6 voor chiasme, contrast en herhalingsparafrase en de uitleg in Les 7 voor opsomming.

Passages met parallellismen geven de kans om de lijnen met korte pauzes te lezen, in het ritme waarvoor ze zo geschreven werden. Als je lesgeeft met computer kun je op een kader klikken om het aan een kleine groep op je scherm te tonen of om het voor een grotere groep te projecteren.

L8_1_2Ne6-5

 

L8_2_2Ne6-6

 

L8_3_2Ne6-13

 

L8_4_2Ne6-14

 

L8_5_2Ne7-1

 

L8_6_2Ne8-17

 

L8_7_2Ne9-11

 

L8_8_2Ne9-42

L8_9_2Ne10-10

 

Voetnoten

[1] Marilyn Arnold, “Unlocking the Sacred Text,” Journal of Book of Mormon Studies 8, no. 1 (1999): 48–53.

[2] John  Goldingay and David Payne, Isaiah 40-55: A Critical and Exegetical Commentary, Vol. 1 (London: A&C Black, 2006); Edward Yechezkel Kutscher, The Language and Linguistic Background of the Isaiah Scroll: I QIsaTM (Leiden: Brill, 1974); Elisha Qimron (ed.), The Great Isaiah Scroll (1QIsaa): A New Edition (Leiden: Brill, 1999); Joseph R. Rosenbloom, The Dead Sea Isaiah Scroll: a Literary Analysis: A Comparison with the Masoretic Text and the Biblia Hebraica (Grand Rapids, MI: Eerdmans, 1970).

[3] John W. Welch, “Getting Through Isaiah,” in Isaiah in the Book of Mormon, Donald W. Parry and John W. Welch, eds. (Provo, Utah: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 1998), 19–46.

[4] Elder Jeffrey R. Holland, “’More Fully Persuaded’: Isaiah’s Witness of Christ’s Ministry,” in Isaiah in the Book of Mormon,  Donald W. Parry and John W. Welch, eds. (Provo, Utah: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 1998), 4. Holland citeert in die passage ook Dallin H. Oaks, “Scripture Reading and Revelation,” Ensign (January 1995): 7-9.

[5] John W. Welch, “Getting Through Isaiah,” in Isaiah in the Book of Mormon, Donald W. Parry and John W. Welch, eds. (Provo, Utah: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 1998), 19–46 (26–28).

Om terug te keren:

1 – Op zoek naar karakters: Nephi en Jakob
2 – Jesaja: veelzijdig en meerlagig
3 – Waarom was Jesaja zo belangrijk voor Nephi?
4 – Jakob’s toespraak en Jesaja
5 – Gestructureerd lezen