Les 32 – Alma 53–63

“Zij gehoorzaamden ieder bevel nauwkeurig”

1 – Een oorlogskroniek als interne evidentie voor het Boek van Mormon
2 – Waarom zoveel aandacht aan oorlog in het Boek van Mormon?
3 – Wat met de vrouwen tijdens deze oorlogsjaren?
4 – Moroni: weer een heel eigen stem en stijl
5 – De religieuze dimensie van verbonden in de antieke wereld
6 – Achtergrond en weetjes bij bepaalde onderdelen
7 – Gestructureerd lezen

Lees de bestudeerde hoofdstukken hier.

De titel van deze les verwijst naar het voorbeeldig gedrag van de tweeduizend jonge Ammonieten die in enkele hoofdstukken aan bod komen. Hun optreden en de erbij horende morele lessen laat ik aan het lesmateriaal van de kerk over. Daarnaast valt er echter veel te ontdekken in deze laatste reeks hoofdstukken van het boek Alma.

Tenzij anders vermeld verwijzen de nummers tussen haakjes naar het boek Alma.

 

1 – Een oorlogskroniek als interne evidentie voor het Boek van Mormon

De oorlogshoofdstukken van Alma, genomen van hoofdstuk 43 tot 63, bevatten veel verwikkelingen. De complexiteit ervan, met talrijke persoons- en plaatsnamen en veelvuldige verplaatsingen, contacten en conflicten over een periode van veertien jaar, illustreert de authenticiteit van het Boek van Mormon. Hugh Nibley wees op de kracht van de interne evidentie van een tekst: vooral in een lang en ingewikkeld historisch document zal het gebrek aan interne contradicties er een sterk bewijs van leveren.[1] Ondanks de veelvoud aan gegevens en de chronologische ineenstrengelingen bevatten de oorlogshoofdstukken in Alma geen enkele interne contradictie.

Zelfs voor een gedegen analist is het een hele opdracht om dat alles in kaart te zetten. Voor wie de interne evidentie beter wil vatten is de eerste stap een algemeen zicht. Daarom volgende synopsis — waarmee we enkel de oppervlakte aanraken.

Geografisch

  • Voor de Nephieten is hun huidig centrum het land Zarahemla met de hoofdstad Zarahemla. Juridisch omvat het land Zarahemla veel naburige landen en steden die met de jaren zijn toegenomen. De grensgebieden zijn moeilijk verdedigbaar, vandaar de ontwikkeling van vestingen en “versterkte steden”, nederzettingen met een gracht, een aarden wal en palissaden. De versterking, verdediging en inname van steden laat daardoor oorlogen wel langer aanslepen.
  • Voor de Lamanieten is hun huidig centrum het land Nephi, voormalig “erfland” van de Nephieten, maar door koning Mosiah I al omstreeks 200 v.C. verlaten onder druk van de Lamanieten. Ook het Lamanitisch gebied bestaat uit meerdere landen en onderverdelingen met eigen koningen en leiders. Of de “koning der Lamanieten” een algemeen centraal gezag vertegenwoordigt, of slechts een deel van de Lamanieten, is niet altijd duidelijk.

Nogal wat analisten hebben mogelijke landkaarten van het gebied getekend, op basis van een veronderstelde locatie op het Amerikaanse vasteland. Deze speculaties zijn heel uiteenlopend. Voor wie het interesseert, ze zijn makkelijk te vinden op het internet met een zoekopdracht als Book of Momon map & wars. Kies dan voor Beelden / Images.

 

Ring ditch Daniel BrinkmeierHoe een “versterkte stad” eruit zag moeten we opmaken uit de karige gegevens: een gracht rondom en een borstwering van stammen en aarde (53:3–4); “kleine vestingen” met zowel “wallen van aarde” als “muren van steen” errond (48:8). Zo verdedigden zich primaire nederzettingen in tal van culturen, ook bij onze verre voorouders. De mormoonse “kunst” die de Nephieten in pseudo-Azteekse gebouwen schildert, zet ons allicht op het verkeerde been.

Artistieke reconstructie door Daniel Brinkmeier van een primaire omwalde nederzetting in Zuid-Amerika.[2]

 

Veertien jaar in zeven puntjes

  • In het 18e jaar van de regering der rechters (73 v.C.) valt de Lamanitische leider Zerahemnah een grensland van de Nephieten binnen. De militaire vaardigheid van Moroni leidt tot zijn nederlaag (Alma 43-44).
  • In het 19e jaar wil de Nephiet Amalickiah koning worden. Moroni werpt zich op als de verdediger van de vrijheid. Amalickiah moet vluchten en wordt via intriges koning der Lamanieten (zie hier voor verklaring). Zijn poging tot inval van Zarahemla mislukt (Alma 46–49).
  • De Nephieten kennen vier jaar vrede, van het 20e tot het 23e jaar. Moroni laat steden versterken (Alma 50).
  • In het 24e jaar wordt een intern grensconflict tussen Nephitische groepen opgelost (Alma 50).
  • Van het 25e tot het 31e jaar woedt zeven jaar oorlog in verschillende landsdelen. Amalickiah wordt vermoord en opgevolgd door zijn broer Ammoron. De strijd wordt vooral een verschansingsoorlog: na elke inname van een stad, verschanst men zich erin. Gevangenen bewaken en rantsoenen aanvoeren zijn weerkerende thema’s. Omdat bestormingen mislukken, proberen aanvallers een stad heimelijk in te nemen of de vijand er uit te lokken en in een hinderlaag te laten vallen. Dan volgt er meestal wel een bloedige veldslag (Alma 51–60).
  • In het 30e jaar (61 v.C.) komt er nog een intern probleem bij: een koningsgezinde factie onder leiding van Pachus verjaagt de opperrechter Pahoran. Moroni snelt ter hulp en de koningsgezinden worden verslagen (Alma 61–62).
  • Het jaar daarop, na de dood van Ammoron, verdrijft een laatste veldslag de Lamanieten (Alma 62).

Voor een meer gedetailleerd overzicht, zie onder gestructureerd lezen.

 

Belangrijke Nephitische leiders op verschillende fronten

Getallen tussen haakjes verwijzen naar het boek Alma.

  • Moroni, de algemene legerleider, verslaat Zerahemnah (43–44). Tijdens de zevenjarige oorlog vecht hij eerst aan de westelijke zee en snelt dan Teancum ter hulp voor de herovering van Mulek (52). Hij blijft verder intens betrokken in dat landsdeel (53–55) tot hij de weggejaagde opperrechter Pahoran gaat helpen, de koningsgezinden verslaat en uiteindelijk de Lamanieten (62).
  • Lehi is betrokken bij de veldslag tegen Zerahemnah (43:35–40). In de zevenjarige oorlog wordt hij leider van de heringenomen stad Mulek en blijft in dat landsdeel betrokken (53:2). Hij neemt deel aan de laatste veldslag tegen de Lamanieten (62).
  • Teancum verslaat de afgescheidenen van Morianton (50:35). Hij brengt de eerste grote Lamanitische opmars van Amalickiah tot staan en doodt hem (51:22–37). Hij is betrokken bij de inname van Mulek (52). Hij doodt Ammoron net voor de laatste veldslag (62:36).
  • Antipus vecht in een ander landsdeel waar Lamanieten een aantal steden hebben ingenomen (56).
  • Helaman, de kerkleider, komt Antipus te hulp met 2000 jonge Ammonieten. Samen verslaan ze een Lamanitisch leger (56). Helaman neemt de stad Cumeni in, maar raakt in moeilijkheden. Hij overwint dankzij de jonge Ammonieten (57) en neemt vervolgens de stad Manti in (58).
  • Pahoran, de opperrechter, is verdreven door koningsgezinden en gevlucht naar Gideon (61). Daar verzamelt hij een leger dat samen met legers van Moroni en Helaman de koningsgezinden verslaat (62).

 

De redenen voor oorlog bij de Lamanieten

De Lamanieten worden ‘”tot toorn opgehitst” vanuit historische rancunes:

  • Het “onrecht” dat hun voorvaderen is aangedaan door Nephi. Die ontnam Laman en Lemuël het leiderschap over het volk, hoewel zij de oudsten waren (2 Nephi 5:4; Alma 54:17).
  • Daarenboven vertrok Nephi met de kronieken en heilige voorwerpen, waardoor de Lamanieten zich “beroofd” voelen (Alma 20:13).
  • Ook nakomelingen van Zoram koesteren een rancune tegen Nephi en de zijnen omdat ze Zoram “onder dwang uit Jeruzalem hebben weggevoerd”. Amalickiah en zijn broer Ammoron zijn nakomelingen van Zoram (Alma 54:23).

Verhalen van ouders aan kinderen geven die rancunes al eeuwen door. Maar het zijn vooral overgelopen Nephieten die, uit wraak, de rancunes komen aanwakkeren. Dat valt samen met ambitieuze leiders die hun volk tot agressie dwingen. Veel Lamanieten zijn echter onwillig om te strijden (47:1–3). Op het einde van de zevenjarige oorlog sluiten velen zich bij het pacifistische volk van Ammon aan (62:27–29).

 

2 – Waarom zoveel aandacht aan oorlog in het Boek van Mormon?

Allicht slaan enkelen onder ons de oorlogshoofdstukken liever over of lezen we ze wat oppervlakkiger. De aanhoudende strijdtonelen vormen inderdaad geen fraai beeld. Toch bevatten deze hoofdstukken ook inspirerende lichtpunten.

Analisten zijn het erover eens dat één man de keuze voor de inhoud van het Boek van Mormon bepaalde: de profeet Mormon die in de vierde eeuw na Christus de delen selecteerde om het geheel samen te stellen. Sommige delen vatte hij samen, andere nam hij woordelijk over. De vraag moet dus luiden: wat bezielde Mormon om zoveel aandacht aan oorlogen te geven?

John W. Welch merkt op dat je de vraag ook zo kan stellen: waarom is er niet méér over oorlogen in het Boek van Mormon?[3] Over de hele duizend jaar hebben immers veel meer oorlogen gewoed, maar Mormon beperkte het detail tot twee periodes, die van 75 v.C. tot 25 n.C. (die we in deze hoofdstukken van Alma en erna in Helaman volgen) en de periode van 322 tot 385 n.C. waarin hijzelf als legeraanvoerder optreedt. Andere oorlogen, zelfs sommige van de meest ingrijpende, vat Mormon in één of een paar verzen samen, zoals die onder koning Mosiah I, koning Benjamin, Zeniff, Noach of Limhi. Als de hoeveelheid oorlogen ons toch nog stoort, argumenteert Welch, komt het omdat we het boek naar onze normen beoordelen en niet door de ogen van Mormon in de context van zijn tijd. Voor Mormon had de uitgebreide vermelding van de oorlogen in die twee periodes een bijzondere betekenis. Maar welke?

 

Illustratie van een fundamentele wet

Kerkleiders drukken op de boodschap van het Boek van Mormon als een grote waarschuwing: ongerechtigheid leidt tot ellende, gerechtigheid tot voorspoed. Oorlogen spelen daar een centrale rol in.[4] Mormon had overtuigende voorbeelden nodig, met voldoende details, om dat mekanisme van zegen of vloek te illustreren. Die moest hij ergens in het Boek van Mormon brengen. De oorlogshoofdstukken van Alma (en die van het boek Helaman die erop aansluiten) geven die slingerbeweging weer: na oorlog volgen weer jaren van vrede en voorspoed wanneer mensen vernederd en gehoorzaam zijn, maar die rust verdwijnt wanneer ongerechtigheid opnieuw de overhand neemt en de cyclus herbegint. De kroniekschrijver bevestigt telkenmale het principe (Alma 48:15, 25; 50:19–21; 62:48–51 — verder talrijke teksten in Helaman). De oorlogsellende wordt gekoppeld aan oorzaken bij de Nephieten zelf: de hoogmoed van de Zoramieten, de ambitie van Amalickiah en zijn volgelingen, de landopeising van Morianton, de machtsovername van Pachus, en meer, zoals ook nog het boek Helaman zal aantonen. Hetzelfde scenario herhaalt zich in de tweede periode, in de vierde eeuw na Christus, die Mormon meer gedetailleerd beschrijft: na jaren van vrede trekt ongerechtigheid nieuw onheil aan. Maar ook  veel onschuldigen worden daar het slachtoffer van.

Douglas Phillips merkt op hoe Mormon’s aandacht voor die twee grote periodes van oorlog de religieuze boodschap van voorspoed versus ellende sluitend bevestigt. Meer oorlogskroniek was er niet voor nodig, maar ook niet minder.[5] Brant Gardner is van mening dat Mormon’s keuze voor de twee periodes vooral te maken heeft met timing: voor de eerste periode wil Mormon de dramatische omstandigheden in de verf zetten die naar de komst van Christus leiden. Als tegenhanger volgt dan de tweede periode die het verwerpen van Christus en de gevolgen ervan illustreren.[6] Richard Dilworth Rust oordeelt dat de door Mormon gekozen oorlogskronieken het beste voorbereiden op wat ons nog te wachten staat: de grote strijd tussen goed en kwaad in de eindtijd. Ze geven ons de boodschap dat God de goeden zal redden en dat een klein aantal getrouwen alle legers van het kwaad kan weerstaan. Het Boek van Mormon “toont de fundamentele aard van de strijd en geeft hoop aan het volk van de Heer”.[7]

 

Moroni als historisch rolmodel

In de eerste grote oorlogsperiode die Mormon beschrijft, van 75 v.C. tot 25 n.C., krijgt een kleinere tijdschijf bovenmatige aandacht, namelijk de veertien jaar onder de legerleiding van Moroni (Alma 43–63). Zeventig bladzijden zijn aan die beperkte periode gewijd, op de 675 bladzijden van het hele Boek van Mormon, dat duizend jaar bestrijkt. Die zeventig bladzijden bevatten daarenboven lange passages die ingekort hadden gekund, zoals de beschrijving van militaire maneuvers of de brieven van Moroni aan Ammoron en aan Pahoran. Waarom daar zoveel ruimte voor nemen?

Analisten menen dat de profeet Mormon een grote bewondering voor opperbevelhebber Moroni moet gehad hebben, de man die de Nephitische legers vierhonderd jaar voor hem leidde. Vergeleken met andere spilfiguren in het Boek van Mormon krijgt Moroni niet alleen veel aandacht, maar hij wordt ook uitgebreid geprezen (48:11–18). Dat eerbetoon kan al door de kroniekschrijver in Moroni’s tijd geschreven zijn, maar het blijft een feit dat Mormon die passage dan voor zijn “beknopte bewerking” behield, net zoals hij de brieven van Moroni aan Ammoron en Pahoran volledig opnam.

De ruime plaats die Mormon aan Moroni toekent verklaren analisten vanuit een evidente verwantschap: Mormon herkende een rolmodel in Moroni. Beiden waren erg jong toen ze hun militaire carrière als bevelhebbers begonnen — Mormon op zestienjarige leeftijd (Mormon 2:2) —, beiden worden opperbevelhebbers, beiden zijn militaire strategen, beiden delen in dezelfde idealen, beiden zien hoe opstandigheid en ongerechtigheid tot rampen leidt. Het kan dan ook moeilijk toeval zijn dat Mormon zijn zoon Moroni noemde. Alleen zou de eerste Moroni zijn carrière met een eindoverwinning kunnen afsluiten, terwijl Mormon getuige was van de vernietiging van zijn volk. Ongetwijfeld had Mormon ook voor zijn eigen eindfase Moroni’s overwinning verkozen, maar het was hem niet gegund.

 

3 – Wat met de vrouwen tijdens deze oorlogsjaren?

Veel informatie geeft de tekst ons niet, maar helemaal afwezig zijn de vrouwen niet.

Van bij de eerste dreiging van nieuwe oorlogen, “was het plan van de Nephieten om hun landerijen en hun huizen en hun vrouwen en hun kinderen te versterken, om ze uit de handen van hun vijanden te houden” (43:9). De Engelse tekst luidt: “And now the design of the Nephites was to support their lands, and their houses, and their wives, and their children.” Het versterken van vrouwen en kinderen, als vertaling van support, geeft een actiever beeld van wat de vrouwen en kinderen zelf moeten kunnen. Bewuste woordkeuze van de vertaler of vertaalster? Het Engels support lijkt het initiatief van het steunen meer bij de mannen te leggen. Wat er ook van zij, de bezorgdheid voor het welzijn van vrouwen en kinderen is sterk aanwezig.

Het thema wordt even later herhaald: “De Nephieten werden evenwel door een betere zaak bezield, want zij vochten niet voor monarchie of macht, maar zij vochten voor huis en haard, voor hun vrijheid, hun vrouwen en hun kinderen en hun alles, ja, voor hun aanbiddingsriten en hun kerk” (43:45).

Moroni’s hoofdbekommernis, geschreven op zijn vaandel, luidt: “Ter gedachtenis aan onze God, onze godsdienst en vrijheid, en onze vrede, onze vrouwen en onze kinderen” (46:12). De maatschappij die hij moet verdedigen is voor hem essentieel familiaal. Bij het versterken van de legers en de vestingen komt het opnieuw aan bod: “En aldus trof hij voorbereidingen om hun vrijheid, hun landerijen, hun vrouwen en hun kinderen, en hun vrede te verdedigen” (48:10). In zijn oorlogsplannen houdt Moroni ook rekening met de gevolgen voor vrouwen en kinderen. Zo besluit hij, midden in een succesvolle campagne, om de maneuvers stil te leggen en zich geruime tijd te concentreren op bescherming en bevoorrading voor “de vrijwaring van hun vrouwen en kinderen voor hongersnood en ellende” (53:7).

 

Scream_Marzia Nazary“Schreeuw” door Marzia Nazary, jonge Afghaanse kunstenares. Deel van de tentoonstelling “Women And Modern Art In War Torn Afghanistan” in 2010. De schreeuwende vrouwenhoofden wellen op uit de verdorde grond. Kunstwerk in gedroogde modder.

 

Bij de onderhandelingen over de uitwisseling van gevangenen tussen Moroni en Ammoron, blijkt de volgende situatie: “Nu hadden de Lamanieten vele vrouwen en kinderen meegenomen, terwijl er zich onder alle gevangenen van Moroni, ofwel degenen die Moroni had gevangengenomen, niet één vrouw of kind bevond” (54:3). Dat is een gevolg van de inval: de Lamanieten vallen nederzettingen aan en kunnen gezinnen gevangen nemen, terwijl de Nephieten enkel te maken krijgen met Lamaniet-strijders. Moroni eist meteen van Ammoron “dat gij voor iedere gevangene een man met zijn vrouw en zijn kinderen uitlevert” (54:11). Ammoron gaat daarmee akkoord.

Maar Moroni uit ook een bedreiging: “En zie, als gij dat niet doet, zal ik met mijn legers tegen u optrekken; ja, ik zal zelfs mijn vrouwen en mijn kinderen wapenen” (54:12). Dit is een belangrijk gegeven. Moroni’s culturele perceptie sluit dergelijke bewapening niet uit: ook vrouwen en zelfs kinderen kunnen vechten en verhogen de dreiging voor Ammoron. In feite gebeurt die enige tijd later werkelijk: voor de inname van de stad Gid, waar talrijke Nephieten gevangen zitten, worden hun ’s nachts wapens bezorgd — “ja, zelfs hun vrouwen, en al hun kinderen, zovelen als er in staat waren een oorlogswapen te hanteren”. Ze hoeven ze weliswaar niet te gebruiken want de Lamanieten geven zich ‘s ochtends over bij het zicht van de bewapende gevangen binnen de stad en de omsingeling buiten (55:16–23).

Vanuit socio-cultureel standpunt is het wel zo dat vrouwen altijd in één adem met kinderen vermeld worden. Je kunt het vanuit het perspectief van bescherming zien: de sterke mannen moeten vrouwen en kinderen behoeden. Anderzijds komen op die manier “mannen en vrouwen” nooit op gelijke voet aan bod, wat deze patriarchale cultuur kenmerkt.

Een bijzondere plaats krijgen de moeders van de tweeduizend jonge Ammonieten. De Ammonieten zijn oorspronkelijk Lamanieten, bekeerd tijdens het zendingswerk van Ammon en zijn broers, de zonen van koning Mosiah. Zij kozen voor absoluut pacifisme. Die bekeringen situeren zich in de periode tussen 90 en 77 v.C., waarna het volk van Ammon naar Zarahemla vluchtte. We zijn nu omstreeks 65 v.C., waarbij dus een jonge generatie is kunnen opgroeien die zich niet tot pacifisme verbonden heeft. Deze passage wordt vaak aangehaald:

“Nu, ofschoon zij nog nooit hadden gevochten, vreesden zij de dood niet; en zij hechtten meer belang aan de vrijheid van hun vaders dan aan hun eigen leven; ja, hun moeders hadden hun geleerd dat als zij niet twijfelden God hen zou bevrijden. En zij gaven de woorden van hun moeders voor mij weer, zeggende: Wij twijfelen er niet aan dat onze moeders het wisten.” (56:47–48).

Ten slotte komt tijdens deze oorlogsjaren nog een individuele vrouw aan bod: een mishandelde dienstmaagd van Morianton die ontvlucht en Moroni de plannen van Morianton bekendmaakt.

Waar we in de huidige hoofdstukken niets over lezen is het effect van deze lange oorlogsjaren, en met name van de ontelbare gesneuvelde mannen, op het sociale en emotionele leven van gezinnen. Dat kwam wel aan bod in een vorige oorlogsperiode en zal ook nu zwaar op de maatschappij hebben gewogen:

“En dit nu was een tijd dat er een groot rouwgeschrei en geweeklaag werd gehoord door het gehele land, onder het gehele volk van Nephi —ja, het geschrei van weduwen die rouwden om hun man, en ook van vaders die rouwden om hun zonen, en van de dochter om de broeder, ja, en de broeder om de vader; en aldus werd het rouwgeschrei onder hen allen gehoord, rouwgeschrei om hun verwanten die waren gedood. En dit nu was waarlijk een droevige dag; ja, een tijd van ernst, en een tijd van veel vasten en bidden.” (28:4–6).

 

4 – Moroni: weer een heel eigen stem en stijl

Taalanalyse
Principiële onverbiddelijkheid en bezielend vermogen
“Zijn ziel was vervuld met toorn” … “Ik ben in toorn ontstoken” … “Nog toorniger”
“Ik zal oproer onder u teweegbrengen…”
Besluit: een uitzonderlijk man voor een uitzonderlijke tijd

 

Taalanalyse

Een van de merkwaardigste aspecten van het Boek van Mormon is het eigen taalgebruik van de verschillende personages. Je merkt dat in de thema’s, de woordkeuze, de syntactische constructies en de algemene toon van hun inbreng wanneer ze in de directe rede geciteerd worden. Ik heb daar geregeld de aandacht op gevestigd, bijvoorbeeld in de vergelijking van de broers Nephi en Jakob; in de taalkring van Abinadi bij zijn volgelingen; in de bijzondere stijlrijkdom van Alma de jongere; in Ammon’s lyriek op geleende frasen.

Van Moroni hebben we 2 887 woorden directe tekst (in de Nederlandse vertaling):

  • Toespraak tot Zerahemnah (44:1-7, 10-11)
  • Oproep tot vrijheid en strijd (46:18, 20, 23–27)
  • Brief aan Ammoron (54:5-14)
  • Mondelinge reactie op de brief van Ammoron (55:2–3)
  • Brief aan Pahoran (60:1–36)

De ontleding ervan legt Moroni’s persoonlijkheid en stijl bloot — totaal verschillend van alle voorgaande en latere Nephitische leidersfiguren. Doortastend, toornig, zowel strategisch als impulsief, is hij de man van de militaire daad vanuit geloof. Geen spoor van literaire zorg voor zijn teksten: ze zijn als neergesmakt op het blad. Zijn tien meest gebruikte basiswoorden zijn, in volgorde van frequentie: God, land, volk, Heer, macht, zwaard, vrijheid, legers, geloof, bloed. In de frasen met twee woorden horen dat gij…, als gij…, tenzij gij… tot de meest frequente: Moroni commandeert met voorwaarden en dreigementen.

Hij heeft ook zijn eigen “woordafdrukken”, uitdrukkingen die nergens anders in het Boek van Mormon voorkomen. Het zijn telkens zwaar beladen uitdrukkingen die passen bij zijn persoonlijkheid, zoals “mannen van het bloed” (44:1), “de wonden des doods” (44:7) “het zwaard van zijn almachtige verbolgenheid” (54:6), “een staat van onnadenkende gevoelloosheid” (60:7) en natuurlijk de slogan op zijn vaandel: “Ter gedachtenis aan onze God, onze godsdienst en vrijheid, en onze vrede, onze vrouwen en onze kinderen” (46:12).

Meer detail bespreek ik hiernavolgend vanuit Moroni’s carrière: welke  karakteriële elementen blijken uit zijn daden en reacties en vooral uit zijn eigen woorden?

 

Principiële onverbiddelijkheid en bezielend vermogen

De eerste tekst van Moroni waarover we beschikken, de toespraak tot Zerahemnah, klinkt nog beheerst. De Lamanitische leider Zerahemnah was Nephitisch gebied binnengevallen, maar zijn leger wordt uiteindelijk omsingeld en bijeengedreven (43:51–53). Moroni staat nu op kleine afstand van Zerahemnah en spreekt hem toe. Zijn eerste woorden, uitgesproken vanuit een majestatisch wij, klinken geruststellend: “Zie, Zerahemnah, wij willen geen mannen van het bloed zijn. Gij weet dat gij in onze handen zijt, maar toch willen wij u niet doden” (44:1). Moroni vervolgt met de focus op godsdienst als Zerahemnah’s reden voor het conflict, maar ook als reden voor de Nephitische overwinning. Het klinkt bijna bepleitend: “En nu wil ik dat gij begrijpt dat dit ons is geschied wegens onze godsdienst en ons geloof in Christus”. Ten slotte stelt hij twee voorwaarden: wapens overdragen en toezeggen niet meer ten strijde te trekken. Zerahemnah aanvaardt de eerste voorwaarde, maar niet de tweede. De reden ervoor is eigenlijk een lofwaardig besef van de heiligheid van een verbond en een eerlijke inschatting van de geschiedenis: “wij zullen onszelf niet toestaan u een eed te zweren die wij, zoals wij weten, zullen verbreken, en evenzo onze kinderen”. Zerahemnah bepleit: “neem echter onze oorlogswapens en sta toe dat wij de wildernis intrekken”.

Moroni’s reactie verliest meteen alle mildheid:

“Zie, wij zullen de strijd uitvechten. Nu kan ik de woorden die ik heb gesproken niet herroepen … Daar gij in onze handen zijt, zullen wij uw bloed op de aardbodem vergieten, of gij zult u onderwerpen aan de voorwaarden die ik heb gesteld.”

Vanaf nu gaan we alleen nog maar een uiterst kordate en toornige Moroni ontmoeten. Wanneer Zerahemnah zijn soldaten opnieuw oproept tot strijd, is Moroni vertoornd. Hij geeft het bevel aan te vallen en de slecht beschermde Lamanieten worden “doorstoken” en “neergemaaid” (44:17).

Het jaar daarop doet de Nephiet Amalickiah een gooi naar het koningschap over de Nephieten. Wanneer Moroni ervan hoort is hij vertoornd op Amalickiah (46:11). Zijn reactie is visueel dramatiserend en openbaar ophefmakend: hij scheurt zijn mantel, maakt er het “vaandel der vrijheid” van, gaat uit onder het volk, “al zwaaiend in de lucht met het afgescheurde stuk van zijn kleed” en roept allen op een verbond te sluiten voor vrijheid, godsdienst en recht (46:12–20).

 

Joseph's blood-stained coat is brought and shown to Jacob, by Lambert Jacobsz

“Jakob herkent Jozefs kleed” door de Nederlandse schilder Lambert Jacobsz (1598-1636)

Jozefs jaloerse broers hebben hem als slaaf verkocht  en maken hun vader wijs dat Jozef door een wild dier is verscheurd (Genesis 37).

 

Zeer merkwaardig: in zijn dramatische oproep tot het volk verwijst Moroni naar de gescheurde mantel van Jozef, zoon van Jakob. Hij gebruikt  het beeld van een gescheurd stuk als symbool van “een overblijfsel van het nageslacht” van Jozef: een deel van het kleed zal worden bewaard, een deel zal vergaan. Moroni stelt zijn toehoorders voor de keuze om te worden bewaard of te vergaan. Nergens elders in het Boek van Mormon wordt die connectie tussen het gescheurde kleed van Jozef en het overblijfsel van zijn nageslacht gelegd. Daarenboven citeert Moroni Jakob woordelijk vanuit een onbekende bron. Rond het gescheurde kleed van Jozef bestaan wel verhalen en legendes, ook in de Arabische traditie, maar wat Moroni hier vertelt over Jakob’s laatste woorden is nergens anders te vinden. Mogelijk ging het terug op een volkslegende onder de Nephieten.[8] Wat Moroni doet is in ieder geval origineel en gedurfd, namelijk een associatie leggen tussen zijn eigen gescheurd kleed als vaandel van vrijheid en het gescheurd kleed van Jozef als symbool van etnisch overblijfsel. Het moet sterk tot de verbeelding van de toehoorders gesproken hebben.

Zo gauw hij voldoende aanhang heeft treedt Moroni snel en onverbiddelijk op tegen Amalickiah en zijn aanhangers. Tijdens hun vlucht naar de Lamanieten snijdt hij hun de pas af en voert de meesten als gevangenen terug naar Zarahemla. Dan volgt de passage die bevestigt dat hij over alle wettelijk gezag om “volgens zijn wil” militair te handelen: alle Amalickiahieten die geen vredesverbond willen sluiten laat hij ter dood brengen. “Slechts enkelen” verwerpen het verbond en verkiezen dus de dood (46:28–35). Vermoedelijk weigeren ze om dezelfde reden als Zerahemnah: het besef dat ze het verbond mogelijk ooit zullen breken; als dat gebeurt, moet de redenering zijn, treft hen de goddelijke toorn wegens eedbreuk, dus nog liever nu lichamelijk sterven (zie verder het onderdeel over de religieuze betekenis van verbonden).

Er volgen een aantal jaren zonder dat het verslag directe woorden van Moroni vermeldt. In die periode versterkt hij zijn legers, bouwt vestingen en omwalt steden (48:8–10; 50:1–15). Wanneer een nieuwe golf Lamanieten binnenvalt, stuiten ze op die verdedigingswerken en moeten afdruipen (49:1–25). Vervolgens lost Moroni het intern probleem van het volk van Morianton op, kordaat militair (50:25–36).

 

“Zijn ziel was vervuld met toorn” … “Ik ben in toorn ontstoken” … “Nog toorniger”

Grote moeilijkheden kondigen zich aan met een nieuwe factie van koningsgezinden en met een nieuwe inval van Lamanieten onder leiding van Amalickiah. De koningsgezinden weigeren deel te nemen aan de landsverdediging (51:1–13). In die benauwende omstandigheden reageert Moroni “buitengewoon verbolgen” op de koningsgezinden — “zijn ziel was vervuld met toorn tegen hen” (50:14). Hij vraagt de regering om een volmacht om de “afgescheidenen ertoe te dwingen hun land te verdedigen of hen ter dood te brengen”. Met die volmacht trekt hij tegen hen op, laat ze neerhouwen of gevangen nemen (50:15–21).

Ondertussen neemt Amalickiah elders in het land steden in, maar zijn opmars wordt gestuit wanneer Teancum hem doodt. Ammoron volgt Amalickiah op. We gaan een periode van wisselende krijgskansen in, waarbij aan weerszijden veel gevangenen worden gemaakt.

Dat leidt dan tot de situatie waar we Moroni opnieuw direct aan het woord horen. Ammoron had Moroni de uitwisseling van gevangenen voorgesteld. De tekst van Ammoron hebben we niet, maar het ziet ernaar uit dat dit een neutrale formulering betrof — “een boodschap om hem te verzoeken gevangenen uit te wisselen”. Moroni, zo meldt het verslag, was “buitengewoon verheugd” over dat verzoek, want het loste ook voor hem problemen van rantsoenering op (54:1–2). Maar zijn schriftelijk antwoord aan Ammoron is veelzeggend voor zijn stijl en persoonlijkheid (54:4–15).

Het eerste en ook langste deel van Moroni’s brief is een uithaal van bedreigingen. De frase “tenzij gij…“ komt viermaal voor en deelt de uithaal in evenveel vreselijke gevolgen voor Ammoron in: “de gerechtigheid Gods en het zwaard van zijn almachtige verbolgenheid dat u boven het hoofd hangt”, “die vreselijke hel die erop wacht zulke moordenaars te ontvangen als gij en uw broeder zijt geweest”, “uw volslagen vernietiging” en “gij zult weldra met de dood worden bezocht”. Dat alles eindigt met een wat sarcastisch klinkend schouderophalen en een persoonlijk insult: “Maar zie, ik veronderstel dat ik tevergeefs over deze dingen met u spreek; ofwel ik veronderstel dat gij een kind der hel zijt.”

Dan pas vermeldt Moroni bondig het punt waar het om gaat: hij is akkoord met de uitwisseling van gevangenen, op voorwaarde van één Lamaniet voor één Nephitisch gezin. Onmiddellijk daarna volgt opnieuw een bedreigende voorwaarde, met een sterk emotionele inslag: “ja, en het zal bloed om bloed zijn, ja, leven om leven; en ik zal u slag leveren totdat gij van het oppervlak der aarde zijt weggevaagd. Zie, ik ben in toorn ontstoken, en evenzo mijn volk”. Moroni voegt er op dat punt nog een zin aan toe, die retorisch bedoeld lijkt, maar die hij achteraf zal aangrijpen om de onderhandeling op te blazen: “Maar zie, als gij tracht ons nog verder te vernietigen, zullen wij trachten u te vernietigen.”

Ammoron’s schriftelijk antwoord klinkt beheerster dan dat van Moroni. Hij herinnert vooreerst aan zijn eigen frustraties: de moord op zijn broer en de eeuwenoude rancune over het onrecht dat de Lamanieten is aangedaan. Hij klinkt beleefd wanneer hij zich akkoord verklaart met de uitwisseling van gevangenen zoals Moroni heeft bepaald: “Niettemin zal ik er graag in toestemmen volgens uw verzoek gevangenen uit te wisselen”. Maar de oorlog geeft hij niet op. Hij speelt ook snedig in op Moroni’s religieuze argumentatie: als er een goddelijk wezen is zoals Moroni dat in zijn brief verkondigde, “dan weten wij niet beter dan dat Hij zowel ons als u heeft geschapen”; als er een hel is, “zal Hij u dan niet daarheen zenden om bij mijn broeder te wonen, die gij hebt vermoord, en die volgens uw toespelingen naar een dergelijke plaats is gegaan?” (54:16–24).

Dergelijke toevoegingen in correspondentie, die buiten het eigenlijke onderwerp treden en elkaar steken geven, zijn niet helpend: “Nu geschiedde het, toen Moroni die brief ontving, dat hij nog toorniger werd”. Ook al aanvaardt Ammoron de uitwisseling van gevangenen, nu stelt Moroni dat hij eveneens verwachtte dat Ammoron ook nog de wapens zou neerleggen en huiswaarts keren. Terwijl het bij Ammoron alleen over uitwisselingen van gevangenen ging. Een misverstand of een al op voorhand berekende strategie van Moroni? Moroni’s besluit luidt: “Daar Ammoron zich niet schikt naar mijn brief, zal ik overeenkomstig mijn woorden met hem handelen; ja, ik zal dood onder hen zaaien, totdat zij om vrede smeken” (55:3).

 

“Ik zal oproer onder u teweegbrengen…”

Weer gaat er enige tijd voorbij voor we aan de volgende woorden van Moroni komen. De omstandigheden zijn nog prangender geworden. Helaman en zijn legers hebben in hun landsdeel wel Nephitische overwinningen geboekt, maar ze hebben dringend hulp nodig voor het behoud van heroverd land. Elders zijn Lamanieten erin geslaagd weer terrein te winnen, terwijl Moroni veronderstelde dat de regering er hulptroepen naar toe gestuurd had. “En het geschiedde dat Moroni vertoornd was op de regering wegens haar onverschilligheid voor de vrijheid van hun land” (59:13).

Dan volgt de langste tekst die we van Moroni hebben, zijn brief aan opperrechter Pahoran en alle anderen verkozenen (60). Het is een tekst die brandt van woede en verontwaardiging, blijkbaar in één trek geschreven. Het is ongetwijfeld de meest natuurlijke tekst in het Boek van Mormon, rauw en ongekunsteld en daarom zo kostbaar om er een persoonlijkheid zuiver in te kunnen vatten. Zoals meestal in dergelijke verwijtbrieven, legt Moroni eerst de basis van zijn recht op spreken, namelijk het jarenlange lijden van zijn legers en de onnoemelijke offers die zij gebracht hebben. De situatie is echter veel erger geworden door wat hij de “buitengewoon grote nalatigheid” van de regeerders noemt. Moroni’s toon stijgt wanneer hij zich de redenen ervoor indenkt. De geschiedenis heeft hem immers geleerd wat hoogmoedigen en machtswellustelingen aan de top kunnen veroorzaken. Dus vuurt hij een reeks beschuldigende suggesties af: “Want wij weten niet beter of gij streeft zelf naar gezag. Wij weten niet beter of gij zijt ook verraders van uw land.” Er volgen nog meer bittere aantijgingen in een stijgend gamma, culminerend in een “Denkt gij dat God u als onschuldig zal beschouwen?” Moroni’s woede heeft nu zo’n punt bereikt dat hij nog een stap verder gaat: de regering bedreigen met een militaire coup. Op dat hoogtepunt schrijft hij een ziedende dreigzin van 138 woorden, gericht aan Pahoran en de regeerders in Zarahemla, zoals iemand die mondeling met alle registers uithaalt:

“En zie, tenzij gij gehoor geeft aan mijn brief en iets onderneemt en mij een ware geest van vrijheid toont, en ernaar streeft onze legers te versterken en aan te moedigen, en hun voedsel voor hun onderhoud verschaft, zal ik een deel van mijn vrijen achterlaten om dit deel van ons land te houden, en ik zal de kracht en de zegeningen Gods over hen afsmeken, zodat geen andere macht hen zal kunnen tegenwerken en wel wegens hun buitengewone geloof, en hun geduld in hun beproevingen en ik zal naar u toe komen, en als er onder u zijn die een verlangen naar vrijheid hebben, ja, als er zelfs maar een sprankje vrijheid rest, zie, dan zal ik oproer onder u teweegbrengen, ja, totdat zij die het verlangen hebben zich macht en gezag toe te eigenen, uitgeroeid zijn” (60:25–27).


Net zoals in de brief aan Ammoron, articuleert deze brief ook viermaal een “tenzij gij …” met de nodige bedreigingen. Het stijlpatroon van Moroni, wanneer hij zich door zijn toorn laat leiden, is uitgesproken herkenbaar.

 

Besluit: een uitzonderlijk man voor een uitzonderlijke tijd

Moroni moet geen makkelijk mens geweest zijn. In de helse omstandigheden waarin de Nephitische maatschappij zich bevond, zou Moroni ook nooit Moroni hebben kunnen zijn, en de redder van het vaderland, zonder die doortastende, om niet te zeggen draconische persoonlijkheid. Woede over onrecht dreef hem vooruit, maar ook de overtuiging dat hij in die toorn God aan zijn zijde had.

Moroni had de karakteriële kracht om een fundamenteel dilemma door te hakken: tot hoever mag je en moet je gaan om je vrijheid, je rechten, je gezin en je godsdienst te beschermen? Voor Moroni stond daar geen grens op. Die keuze achtte hij gerechtvaardigd door Christus, zoals de hulde vermeldt:

“Ja, en hij was een man die onwrikbaar was in het geloof in Christus, en hij had met een eed gezworen zijn volk, zijn rechten, en zijn land en zijn godsdienst te verdedigen, tot het verlies van zijn bloed toe. Nu werd het de Nephieten geleerd zich tegen hun vijanden te verdedigen, indien nodig zelfs tot het vergieten van bloed toe; ja, en het werd hun ook geleerd nooit aanstoot te geven, ja, en nooit het zwaard op te heffen, behalve tegen een vijand, behalve om hun leven te bewaren” (48:13–14)

Samengevat: defensief met agressie. Het dilemma is nog altijd hoog actueel.

Ten slotte een bedenkelijk weetje: in de Verenigde Staten hebben mormoonse “kunst”, mormoonse kinder- en jeugdliteratuur en Amerikaanse commercie van “Captain Moroni” een soort superman gemaakt, met zelfs “action figures” om er, in de traditie van de tinnen soldaatjes, veldslagjes mee te spelen (zo je ze niet kent, illustraties ervan kun je googlen).

 

5 – De religieuze dimensie van verbonden in de antieke wereld

De aanleiding: het drama van het verbond van het volk van Ammon
Verbonden in de oorspronkelijke cultuur van Zion
De sfeer van verbonden in de lagere wet
Verbonden in oude beschavingen: de goddelijke wraak als waarborg
“Zij stonden op het punt de eed die zij hadden gezworen, te breken”

Voor wie van geschiedenis houdt.

Verbond (Engels: covenant) is het algemeen woord voor de overeenkomst tussen twee of meer partijen; de eed (Engels: oath) is het gedeelte ervan waar de sleutelzin wordt uitgesproken: “Ik verbind me ertoe (dit) te doen op straffe van (dat)”.

Verbond komt 145 maal voor in het Boek van Mormon. Voeg er nog een vijftig keer eed aan toe en je komt aan bijna 200 voorkomens van dit concept van “verbintenis” tussen partijen. Veel van die voorkomens hebben te maken met het verbond tussen God en Zijn “verbondsvolk”, maar in deze hoofdstukken in Alma is ook sprake van verbonden tussen mensen en tussen volken.

Verbond komt zo’n 360 maal voor in de Bijbel. Er zijn verbonden die mensen onder elkaar sluiten, zoals tussen Abimelech en Izak (Genesis 26:26-31) of tussen Jakob en Laban (Genesis 31). Maar de belangrijkste plaats wordt toegekend aan verbonden direct met God, zoals Hij die sloot met Adam, Henoch, Noach, Abraham, Mozes.

 

De aanleiding: het drama van het verbond van het volk van Ammon

“Maar zie, toen zij op het punt stonden hun oorlogswapens op te nemen, werden zij door de overredingen van Helaman en zijn broeders daarvan afgebracht, want zij stonden op het punt de eed die zij hadden gezworen, te breken. En Helaman vreesde dat zij door dat te doen, hun ziel zouden verliezen; daarom waren allen die dat verbond hadden aangegaan, gedwongen toe te zien hoe hun broeders in die gevaarlijke omstandigheden hun rampspoed in die tijd doorworstelden.” (Alma 53:14–15)

Voor het volk van Ammon (oorspronkelijk Anti-Nephi-Lehieten), die bekeerde Lamanieten zijn, was de toestand nu dramatisch: bij hun bekering hadden zij een verbond aangegaan om nooit meer de wapens op te nemen. Onder ede hadden ze het beloofd, in diep berouw over wat zijzelf, of de Lamanieten in het algemeen, in het verleden hadden gedaan (24:17–18). Op het moment zelf had hun eed geen gevolg. Later, toen niet-bekeerde Lamanieten hen wilden verdelgen, vonden velen van hen de dood omdat ze weigerden zich te verdedigen (24:20–22). Maar na hun vlucht naar Zarahemla onder leiding van Ammon en de relocatie in Jershon genoten ze vrede (27:4–30). De oorlog haalde hen echter in. Nu zagen ze hoe Nephitische soldaten sneuvelden om hen te beschermen. Dat zicht was ondraaglijk en ze stonden op het punt terug naar de wapens te grijpen. Wie zou het hun kwalijk hebben genomen? Toch overreedden Nephitische leiders zelf hen om het niet te doen. De reden? De vrees dat zij “hun ziel zouden verliezen” als ze hun eed braken. Wat was er dan zo verlammend aan die eed? Vroegen de omstandigheden en het gezond verstand niet om een herziening van het verbond? Waarom waren het precies Nephieten die het volk van Ammon ervan overtuigden hun eed niet te breken?

Voor antwoorden op die vragen kan eerst een breder historisch kader nuttig zijn. Dat zal ons vervolgens terugbrengen bij het volk van Ammon.

 

Verbonden in de oorspronkelijke cultuur van Zion

De mormoonse oudheidkundige Hugh Nibley is bekend voor zijn benadering die de Bijbelse geschiedenis in het kader van de bredere cultuurhistorie beschouwt. Nibley’s thesis stelt dat vanuit een oeroude, oorspronkelijke “Zion-cultuur”, zoals bijvoorbeeld onder Henoch, concepten en gebruiken vervormd naar volgende beschavingen overhevelden.[9] Zo schetst Nibley een enigszins omgekeerde wereldgeschiedenis. De klassieke visie is dat grote beschavingen ontwikkelden uit primitieve voorlopers. Voor Nibley is het verre beginpunt een hoogstaande religieuze beschavingsbron, waarvan takken afbrokkelden of waarvan buitenstaanders elementen overnamen, zodat we er later in oude culturen sporen van terugvinden. Tempel en tempelceremonies zijn er een voorbeeld van.

Dat geldt ook voor verbonden. Vanuit hun ervaring in de tempel weten mormonen hoe het principe van verbonden, in zijn zuiverste en sobere vorm, tot het beginpunt van de menselijke geschiedenis hoort. De religieuze dimensie staat er centraal: ook bij het uitspreken van een verbond tussen mensen, bijvoorbeeld tussen man en vrouw, wordt dit gerelateerd aan het verbond tussen God en mens.

In de oorspronkelijke “Zion-cultuur”, zoals Hugh Nibley het verwoordt, vielen de verbonden met God onder het hogere priesterschap en stonden die reeds volledig in christelijk perspectief. Generaties lang liep dit verder tot bij Abraham.[10] Met Abraham sloot God het verbond dat in hem “alle geslachten der aarde zullen worden gezegend”.[11] Nog steeds was het kader het volle evangelie onder het hogere priesterschap. Ook op het westelijk halfrond illustreert Christus’ voorsterfelijke verschijning aan de broeder van Jared dit oorspronkelijk perspectief in een verre oudheid (Ether 3).

 

De sfeer van verbonden in de lagere wet

Enkele honderden jaren na Abraham volgde echter, ten tijde van Mozes, een lagere wet met “vleselijke geboden”, als leerschool voor het hogere (Leer en Verbonden 84:23–27). God sloot daartoe met het huis Israëls een ander verbond. Bij verbreking moeten de overtreders de gevolgen dragen: “Als u het verbond van de HEERE, uw God, dat Hij u geboden heeft, overtreedt, … dan zal de toorn van de Heere over u ontbranden” (Jozua 23:16).

 

“The wrath of God” van beeldhouwer Gib Singleton (1935-2014). Brons, levensgroot.

 

Typerend voor de Mozaïsche sfeer is de nadruk op goddelijke toorn of verbolgenheid (Engels: wrath). Allerlei rampen zullen de overtreder van het verbond treffen: ziekten, krankzinnigheid, blindheid, onvruchtbaarheid, beroving, ontvoering van zijn kinderen, dorre bomen en velden, overweldiging, hongersnood, en meer (Deuteronomium 28:15–68). De Bijbelse schrijvers verwoorden op die manier hun aanvoelen van Gods ongenoegen met zonde. Tegelijkertijd werden zij daarin beïnvloed door de omringende culturen, in het bijzonder Hethieten, Assyriërs en Babyloniërs. Bij deze volkeren was de vrees voor de toorn van de goden deel van hun dagelijks leven. De rampen die mensen konden treffen schreven ze aan allerhande goden toe. Wie thans moeite heeft met het beeld van een wrede, wraakzuchtige en oorlogvoerende Oudtestamentische God, moet beseffen dat Bijbelse schrijvers deze beeldvorming en retoriek als deel van een groter cultuurfenomeen overnamen.[12]

De angst voor goddelijke toorn kan echter makkelijk tot een verkrampte visie leiden. De letter van de wet wint het op de geest van het verbond. Voor elke overtreding van een van de vele regels is materiële genoegdoening via offers of reiniging vereist. Daarenboven wordt elke natuurlijke kwaal aanzien als een straf van God. Het verklaart de vraag van de discipelen eeuwen later: “Rabbi, wie heeft er gezondigd, hij of zijn ouders, dat hij blind geboren zou worden?” (Johannes 9:2). Jezus verwerpt deze verkrampte visie en herstelt het zuivere perspectief van de eerste generaties. Zijn ultiem offer zal de wet van Mozes vervullen en een Nieuw Verbond, in feite een herstelling van het meest oorspronkelijke verbond, in voege doen treden.

Maar zover zijn we nog niet in het boek Alma in het Boek van Mormon. De gelovige Nephieten zijn door de predikingen van hun profeten wel vertrouwd met Christus, maar zij onderhouden nog steeds de wet van Mozes. Toen bij het begin van de zesde eeuw v.C. Lehi en zijn groep Jeruzalem verlieten, droegen zij de sfeer van hun tijd mee. Dat blijkt uit de predikingen van Nephi. Zijn aanhalingen uit Jesaja verwoorden “die toorn des Heren die tegen zijn volk is ontbrand” wegens het niet volgen van het verbond, met beelden van verteerde stoppels, verbrand kaf en “lijken opengereten midden op de straten” (2 Nephi 15:24–25). Profeten als Abinadi, Alma, Amulek en Samuël de Lamaniet gebruiken een gelijkaardige retoriek om de vreselijke gevolgen van een verbondsbreuk te visualiseren.

 

Verbonden in oude beschavingen: de goddelijke wraak als waarborg

Zoals hierboven verwoord door Hugh Nibley, is het verre beginpunt een hoogstaande religieuze beschavingsbron. Daarvan brokkelden takken af. Afwijkingen en verbasteringen van het model kenmerkten andere volken. Het principe van verbonden vinden we bijgevolg terug in alle oude culturen. De grote rijken uit de oudheid, zoals die van de Babyloniërs, Assyriërs, Hethieten en Egyptenaren, ontstonden deels uit het principe van verbonden: eerder dan oorlog te voeren, bond een sterkere groep andere groepen aan zich door overeenkomsten die voor beide partijen voordelig waren. Zo’n verbond had steeds een religieuze dimensie: bij de tekst hoorden goddelijke zegeningen voor het nakomen ervan en goddelijke straf voor het niet nakomen. We kennen deze Assyrische en Hettitische verbondsteksten uit talrijke monumenten en tabletten in spijkerschrift.

 

kadesh_1Spijkerschrift: het verbond van Kadesh tussen de Egyptische farao Ramses II en Hattusili III, koning van de Hethieten, in 1258 v.C. De tekst omvat de eed, afgelegd “voor duizend goden van de landen van Egypte en van Hatti”. Wie het verdrag eerbiedigt zal van de goden “gezondheid en leven” ontvangen, wie het breekt zal door de goden vervloekt worden met “vernietiging van zijn huis, zijn land en zijn dienstknechten”.[13]

 

De goddelijke wraak werd steeds als waarborg in een verbond opgenomen, zoals bijvoorbeeld in het verbond van de Hettitische keizer met de koning van Amurru: “Indien Duppi-Teshub de woorden van het verbond en de eed niet nakomt, moge de goden van de eed Duppi-Teshub vernietigen, samen met zijn persoon, zijn vrouw, zijn zoon, zijn kleinzoon, zijn huis, en alles wat hij bezit”.[14] Andere verbondsteksten vermelden de specifieke straffen waarvoor de goden zouden zorgen bij een breken van de eed: blindheid, ziekten, onvruchtbaarheid van de vrouwen, verwoesting van het land door een vijand en andere rampen. Die angst voor de goddelijke wraak hield verbonden in stand. Het sluiten van een verbond was dan ook een plechtige religieuze aangelegenheid.[15]

Nogal wat analisten wijzen dan ook op de parallellen tussen de Oudtestamentische verbondsteksten en die van andere antieke volken. Zo maakte Előd Hodossy-Takács, van de Theologische Universiteit van Debrecen, een vergelijking tussen enerzijds Assyrische en Hettitische verbondsteksten en anderzijds Bijbelse verbondsteksten in Exodus, Deuteronomium en Jozua, die van recentere datum zijn.[16] De gelijkenissen zijn opvallend in elk van de onderdelen, waaronder de opsomming van de goddelijke straffen die de eedbreker zullen treffen.

In de oudheid beïnvloedde dus een dynamische culturele wisselwerking het verwoorden van verbondsvoorwaarden en –gevolgen. Vanuit een oorspronkelijke Zion-cultuur kwamen concepten vervormd in andere culturen terecht, maar die vervormingen beïnvloedden op hun beurt ook de oude Israëlitische cultuur.[17]

 

“Zij stonden op het punt de eed die zij hadden gezworen, te breken”

Met dit inzicht in het heilige kader van een verbond en in de goddelijke straffen bij een verbondsbreuk, begrijpen we beter waarom het breken van hun eed voor het volk van Ammon zo’n ingrijpende beslissing was. Het was een verbond dat zij “met God” gesloten hadden (Alma 24:18).

Een bijkomende reden, mogelijk de meest doorwegende, was hun begrip van schuld en vergeving in het perspectief van de eeuwigheid. Hun koning, Anti-Nephi-Lehi, drukte het zo uit, na hun bekering:

“… daar God onze smetten heeft verwijderd, en ons zwaard blank is geworden, laten wij ons zwaard dan niet meer met het bloed van onze broeders besmetten … want indien wij ons zwaard wederom besmetten, kan het misschien niet meer blank worden gewassen door het bloed van de Zoon van onze grote God, dat vergoten zal worden voor de verzoening van onze zonden” (Alma 24:12, 15).

Koning Anti-Nephi-Lehi achtte zichzelf en de zijnen verantwoordelijk voor vroegere doodslag van Nephieten, toen nog hun vijanden. Ze hebben er vergeving voor ontvangen, maar de koning gaat nu uit van het besef dat er geen tweede vergeving mogelijk is voor doding. Het gaat hem om zaligheid.

Het dilemma: als deze “Ammonieten” de Nephieten gewapenderwijs helpen, veroordelen ze zichzelf voor eeuwig. Toch blijken ze bereid zich op te offeren, maar het zijn de “overredingen” van de Nephieten die hen tegenhouden, uit vrees dat zij “hun ziel zouden verliezen”. De Nephieten reageren vanuit het besef van de religieuze betekenis van een verbond en van Gods onafwendbare straf bij een breuk.

Het drama voor het volk van Ammon zou daar echter niet ophouden: op een bepaald moment kiezen hun jonge zonen ervoor de wapens op te nemen. Nu moeten hun vaders en hun moeders het aanzien dat hun kinderen hun leven in de weegschaal gaan leggen om hen te beschermen. Hun nieuwe dilemma: als ouders je ziel verliezen door toch te gaan vechten, of je kind mogelijk verliezen. In die context krijgt het wonder van de veilige thuiskomst van de zonen, ondanks de veldslagen die ze meemaakten, een bijzondere dimensie.

 

6 – Achtergrond en weetjes bij bepaalde onderdelen

Alma 53:7 – Mulek in het land Nephi
Alma 53:10 – “het volk van Ammon, dat in het begin Lamanitisch was”
Alma 53:18 – Hoe oud en ervaren waren de jongemannen van het volk van Ammon?
Alma 54:23 – “Ik ben Ammoron, en een afstammeling van Zoram …”
Alma 60:23 – “… dat het vat eerst van binnen moet worden gereinigd”
Alma 63:5–9 – Hagoth en zijn schepen

 

Alma 53:7 – Mulek in het land Nephi

“En het geschiedde dat Moroni aldus een overwinning had behaald op een van de grootste legers der Lamanieten en de stad Mulek in bezit had gekregen, die een van de sterkste verschansingen der Lamanieten in het land Nephi was.”

Mulek ligt niet in “het land Nephi” als we daaronder het centrum van Lamanitisch gebied op dit punt in de geschiedenis verstaan. Mulek ligt wel in een grensgebied, maar hoort tot de jurisdictie van Zarahemla. Dat blijkt uit de grote inval van Amalickiah in 66 v.C.:

En aldus trok hij voort en nam vele steden in bezit: de stad Nephihah en de stad Lehi en de stad Morianton en de stad Omner en de stad Gid en de stad Mulek, die alle in de oostelijke kuststreken lagen.” (51:26).

Nergens anders in het Boek van Mormon wordt de stad Mulek met een land geassocieerd, zodat we geen vergelijkingspunt hebben. Analisten geven verschillende verklaringen voor deze schijnbaar foutieve ligging van Mulek “in het land Nephi”. Volgens Daniel Ludlow is het niet onmogelijk dat een kleiner landsdeel van Zarahemla, waar Mulek lag, ook Nephi werd genoemd. Het kan ook dat de Lamanieten ondertussen bezet gebied als “land Nephi” omschrijven, als uitbreiding van hun eigen gebied. De uitdrukking “een van de sterkste verschansingen der Lamanieten in het land Nephi” kan daar op wijzen. Ten slotte kan de frase “de Lamanieten in het land Nephi” ook gelezen worden als verwijzing naar de oorsprong van die Lamanieten, en dan heeft “het land Nephi” geen betrekking op de stad Mulek, maar op de Lamanieten.[18] Brant Gardner daarentegen vindt geen van deze verklaringen overtuigend en opteert voor een gewone transcriptiefout te midden van de vele namen die Joseph Smith en Oliver Cowdery noteerden.[19] Zo zou de originele tekst als “een van de sterkste verschansingen der Lamanieten in het land van de Nephieten” kunnen geluid hebben. Het land van de Nephieten is Zarahemla. Transcriptie als “land van Nephi” is dan een aannemelijk foutje.

 

Alma 53:10 – “het volk van Ammon, dat in het begin Lamanitisch was”

Voor taalliefhebbers en vertalers van de Schriften.

De Engelse versie luidt: “the people of Ammon, who, in the beginning, were Lamanites”. Vroegere vertalingen van het Boek van Mormon vertaalden zuiver: “het volk van Ammon — oorspronkelijk Lamanieten” (editie 1968) en “het volk van Ammon, die in den beginne Lamanieten waren” (Volker vertaling van 1890 — Volker blijkt nog altijd een uiterst nauwkeurig vertaler).

De huidige vertaling wijzigde het echter in deze frase: “het volk van Ammon, dat in het begin Lamanitisch was”. Het gebruikt Lamanitisch hier als adjectief (bijvoeglijk naamwoord). In het Engels kan Lamanites in de bijzin “who were Lamanites” geen adjectief zijn omdat adjectieven er onveranderlijk blijven.

Eerst iets meer over het Engels. Het Engelse Boek van Mormon gebruikt maar viermaal een adjectief afgeleid van Laman, tweemaal Lamanite en tweemaal Lamanitish:

  • Lamanite prisoners” in Alma 54:2 en in Alma 55:31.
  • “he [Ammon] was with the Lamanitish servants” (Alma 17:26) en “one of the Lamanitish women” [de dienstmaagd Abish] (Alma 19:16).

Antropoloog John Sorenson suggereert dat Lamanite als adjectief verwijst naar een letterlijk etnisch tot de Lamanieten behoren, terwijl Lamanitish op gemengde afkomst wijst, dus slechts deels Lamaniet of “Lamaniet-achtig”. Hij vergelijkt het met het verschil tussen Ishmaelite en Ishmaelitish (Alma 3:7).[20] Brant Gardner suggereert eenzelfde onderscheid, waarbij Lamanitish, naast vermenging met een andere afkomst, ook op een louter culturele binding kan wijzen — “horend bij de Lamanieten, onder het gezag van Lamanieten”.[21] Het is inderdaad opvallend dat de twee voorkomens van Lamanitish enkel bij dienstpersoneel staan, dus mogelijk niet-Lamanieten die voor Lamanieten werken.

We moeten ervan uitgaan dat Joseph Smith, in de omzetting vanuit de oorspronkelijke taal, niet toevallig een verschil weergaf in het gebruik van Lamanite versus Lamanitish als adjectieven. Ook in besprekingen maken moderne auteurs soms dit onderscheid tussen Lamanite curse, Lamanite wars, Lamanite prophet… wanneer dit authentiek bij Lamanieten hoort, en Lamanitish arrow, Lamanitish artifacts… wanneer dit op zaken slaat die een binding met Lamanieten kunnen hebben.[22]

In de Nederlandse vertaling worden de voorkomens van de Engelse adjectieven Lamanite en Lamanitish telkens als Lamanitisch weergegeven  Het Nederlands beschikt inderdaad niet over twee adjectieven om dat verschil te maken, dus is deze identieke vertaling moeilijk te vermijden (we zouden natuurlijk wel Lamaniet, Lamaniete als alternatief adjectief kunnen invoeren). Het is in ieder geval een mooi voorbeeld hoe een voetnoot in de vertaalde versies van het Boek van Mormon op deze leerzame aspecten de aandacht zou kunnen vestigen.

Terug naar het beginpunt — “the people of Ammon, who, in the beginning, were Lamanites”. Hier gaat het dus niet om een adjectief, maar om een substantief — Lamanieten. Er is geen reden om dat te vertalen als “het volk van Ammon, dat in het begin Lamanitisch was”. Die vertaling wijzigt niet alleen de woordsoort en het getal, maar plaatst de Ammonieten in de ambiguïteit van het Engelse adjectief Lamanitish, alsof ze niet echte Lamanieten waren. Waarom werd de correcte vertaling, die we al sinds 1890 gebruiken, hier gewijzigd? Het is jammer dat de huidige Nederlandse editie van het Boek van Mormon veel correcte vertalingen nodeloos heeft veranderd.

Mogelijk wilde de vertaler een syntactische overeenkomst tussen het enkelvoudig antecedent volk en de betrekkelijke bijzin. Maar een letterlijke vertaling uit het Engels als “het volk van Ammon, die in het begin Lamanieten waren” is correct grammaticaal Nederlands, met het betrekkelijk voornaamwoord als buitentekstelijke verwijzing naar het antecedent.[23] Dat wist Volker al in 1890 toen hij zo vertaalde. Bovendien blijven we op die manier nauw bij het Engels origineel, wat altijd nuttig blijkt bij studie van de authenticiteit van het Boek van Mormon.

 

Alma 53:18 – Hoe oud en ervaren waren de jongemannen van het volk van Ammon?

De tweeduizend jonge Ammonieten worden vaak als voorbeeld voor de jongemannen in de kerk voorgehouden. Dat doet dan veronderstellen dat ze tussen de 12 en 17 jaar oud zijn.

De Engelse tekst spreekt van

  • young men (53:18, 20; 56:5, 9, 55), vertaald door jongelingen (53:18, 20; 56:5, 55) en door jongemannen (56:9); waarom dit onderscheid in vertaling is niet duidelijk
  • stripling soldiers (53:22), vertaald door jonge soldaten
  • stripling Ammonites (56:57), vertaald door jonge Ammonieten

De meningen over de leeftijd lopen uiteen. Voor John W. Welch moeten ze twintig jaar oud geweest zijn omdat dat de legale leeftijd voor legerdienst in het oude Israël was. Hij argumenteert het met verwijzingen naar het Hebreeuws en naar andere voorkomens van young men.[24] Brant Gardner meent dat ze tussen de twaalf en de vijftien moeten geweest zijn, gelet op de beschrijving van Helaman.[25] Helaman schrijft inderdaad: “Want zoals ik hen steeds mijn zonen had genoemd — want zij waren allen zeer jong…” (56:46). Hij noemt hen ook “mijn kleine zonen” (56:30, 39). Of dit echter al een leeftijd vanaf twaalf impliceert? Dan zouden het zeker kindsoldaten geweest zijn, wat ernstige morele vragen oproept.

Een indicatie levert de omschrijving stripling op. Het is een specifieke term, afgeleid van strip, zoals in het Nederlands “een smalle strook”. Stripling slaat op een grote, magere jongen die bij de puberteit plots een “scheut” krijgt. Webster 1828 definieert het als “primarily a tall slender youth, one that shoots up suddenly” [voornamelijk een grote slanke jongen, één die plotseling opschiet”]. Het Nederlandse “slungel” houdt er verband mee, maar heeft een pejoratieve betekenis gekregen.

In de King James Bijbel wordt de jonge David, na zijn overwinning op Goliath, een stripling genoemd, in het Nederlands vertaald als jongeman (1 Samuel 17:56). Commentatoren vermelden meestal de leeftijd van 15 jaar voor David toen hij Goliath versloeg.

 

David met het hoofd en het zwaard van Goliath_Jacob van Oost_Hermitage“David met het hoofd en het zwaard van Goliath” door de Vlaamse barokschilder Jacob Van Oost (1603-1671). Hoe oud zou je David schatten?

 

Mijn nazicht van voorkomens van stripling in de oudere Engelse literatuur, via de etymologie van de Oxford English Dictionary, geeft als resultaat wanneer er een leeftijd bij vermeld wordt:

  • “tijdens de derde 7 jaar” = tussen 15 en 21 jaar oud
  • een stripling van 15 jaar
  • elke stripling vanaf 12 jaar en meer
  • een stripling van 14 jaar

Een leeftijd tussen de 14 en de 18 lijkt het meest aannemelijk.

Het is onwaarschijnlijk dat deze jongemannen dan enige ervaring met wapens hadden. Hun pacifistische ouders hadden hun wapens begraven en zullen hun zonen allicht geen oorlogsspelletjes hebben laten spelen. Anderzijds groeiden de kinderen op in een omgeving omringd door Nephitische soldaten en waren ze allicht al ooggetuigen van aanvallen door Lamanieten en gevechten. Helaman bevestigt hun onervarenheid: “Nu, ofschoon zij nog nooit hadden gevochten, vreesden zij de dood niet” (56:47).

Hun terugkeer zonder enig slachtoffer sluit het verhaal smetloos af, maar op de achtergrond roept hun militaire inzet op zo’n jonge leeftijd, althans naar onze normen, ethische vragen op.

 

Alma 54:23 – “Ik ben Ammoron, en een afstammeling van Zoram …”

“Ik ben Ammoron, en een afstammeling van Zoram die uw vaderen onder dwang uit Jeruzalem hebben weggevoerd”.

Zowel Ammoron als zijn overleden broer Amalickiah voeren hun geslachtslijn terug tot Zoram, de dienstknecht van Laban. Volgens het verslag van Nephi volgde Zoram hem vrijwillig. De nakomelingen van Zoram zien het verhaal anders en dat geeft een aanleiding tot rancunes.

Voor een meer gedetailleerde bespreking van Zoramieten, zie dit onderdeel in les 27.

 

Alma 60:23 – “… dat het vat eerst van binnen moet worden gereinigd”

“Denkt gij dat God u als onschuldig zal beschouwen als gij stilzit en die dingen aanziet? Zie, ik zeg u, neen. Nu wil ik dat gij eraan denkt dat God heeft gezegd dat het vat eerst van binnen moet worden gereinigd, en dan moet het vat ook van buiten worden gereinigd.”

De passage is deel van de beschuldigingen van Moroni aan het adres van Pahoran en de regeerders in Zarahemla. Het element is interessant omdat het een van de zeldzame verwijzingen is naar Mozaïsche regels van reiniging in het Boek van Mormon. Het wijst erop dat deze regels onder de Nephieten onderhouden werden of dat minstens het taalgebruik de traditie van die regels weerspiegelt. De wet van Mozes bepaalde tal van handelingen om verontreinigingen op te heffen. Het merkwaardige is wel dat deze regel — eerst het vat van binnen reinigen en dan van buiten — niet letterlijk voorkomt in de wet van Mozes zoals in de Pentateuch genoteerd. Het is dus best mogelijk, en waarschijnlijk, dat in de loop der eeuwen de Nephieten sommige reinigingsregels hebben aangepast of toegevoegd. Het reinigen van vaten (potten in de HSV) als dusdanig wordt meermaals in Leviticus vermeld (6:28; 11:32; 15:12).

 

Alma 63:5–9 – Hagoth en zijn schepen

“En het geschiedde dat Hagoth, die een buitengewoon weetgierig man was, heenging en voor zichzelf een buitengewoon groot schip bouwde in de grensstreek van het land Overvloed, bij het land Woestenij, en het te water liet in de westelijke zee, bij de landengte die naar het noordelijke land voerde. En zie, er waren vele Nephieten, alsook vele vrouwen en kinderen, die zich inscheepten en met veel voorraad uitvoeren; en zij zetten koers naar het noorden.”

Het verhaal loopt nog enkele verzen verder, met de vermelding dat het eerste schip terugkwam en nog meer mensen naar het noorden voerde. Ook dat er nog meer schepen gebouwd werden en mensen vertrokken, maar dat uiteindelijk niets meer van hen gehoord werd.

Een lange traditie in de kerk, teruggaand naar de negentiende eeuw, koppelde deze reizen aan Polynesië, waardoor ook de Polynesische volkeren onder het “overblijfsel van Jozef” gerekend worden. Het was deel van de vroege motivatie voor zendingswerk op de “eilanden”. Vroegere kerkleiders, soms nu nog, vermeldden die traditie bij bezoek aan leden in Polynesië. De kerk heeft er echter geen officieel standpunt over. Hoewel emotioneel belangrijk voor Polynesische mormonen, die hierdoor een eigen “binding” met het Boek van Mormon voelen, blijft het een traditie die genetisch en demografisch niet ondersteunbaar is.[26]

 

7 – Gestructureerd lezen

Alma 53 tot 63 betreft de oorlogsjaren van het 28e tot het 39e jaar van de regering der rechters. Voor de voorgaande oorlogsjaren, van het 18e tot het 28e jaar van de regering der rechters, zie het onderdeel gestructureerd lezen in les 31)

De huidige oorlog, die zeven jaar zal duren, woedt sinds het 25e jaar van de regering der rechters (67 v.C.) wanneer Amalickiah de grensgebieden binnenvalt en “vele steden” overmeestert. Amalickiah wordt vermoord, maar zijn broer Ammoron zet de strijd voort. Die strijd draait essentieel om de inname, het behoud en de herovering van versterkte nederzettingen.

 

Alma 53

Nog steeds het 28e jaar van de regering der rechters (63 v.C.)

Versterking van Nephitische posities

  • 1–2 – Na de inname van Mulek, begraven gevangengenomen Lamanieten de doden. Bevelhebber Lehi krijgt het bevel over de heringenomen stad Mulek.
  • 3–5 – Bevelhebber Teancum zet gevangenen in om de stad Overvloed te versterken.
  • 6–7 – Moroni vermijdt nieuwe gevechten en zet in op nieuwe versterkingen en bevoorrading van zijn legers.

Onenigheden onder Nephieten

  • 8–9 – In een ander deel van het land zorgen “intriges” voor onenigheden onder Nephieten.

Het volk van Ammon helpt via zijn zonen

  • 10–12 – Rappel van de situatie: de door Ammon bekeerde Lamanieten werden naar het land Zarahemla gebracht [Zarahemla in de overkoepelende betekenis; hun toegekend landsdeel werd Jershon]; zij verbonden zich ertoe geen wapens op te nemen en worden door Nephitische legers beschermd.
  • 13–15 – Bij het zien van de offers der Nephieten om hen te beschermen zijn ze bereid de wapens op te nemen, maar kerkleider Helaman overreedt hen hun eed niet te breken.
  • 16–22 – Tweeduizend van hun jonge zonen, die geen eed hebben gezworen, zijn bereid te strijden onder leiding van Helaman.

 

Alma 54

29e jaar van de regering der rechters (62 v.C.)

Brief van Ammoron aan Moroni over uitwisseling van gevangenen

  • 1 – Melding van brief van Ammoron, koning der Lamanieten (en broer van de vermoorde Amalickiah) aan Moroni, met verzoek gevangenen uit te wisselen.
  • 2–3 – Moroni is verheugd over het voorstel. De Lamanieten hebben echter ook Nephitische vrouwen en kinderen als gevangenen, de Nephieten enkel Lamaniet-mannen.

Antwoord van Moroni aan Ammoron

  • 4–10 – Godsdienstige inleiding: Moroni roept Ammoron tot bekering en bedreigt hem met Gods straf.
  • 11–12 – Voorstel: één Lamaniet voor één Nephiet met zijn gezin, anders strijd tot het einde, inclusief heroveren van het land Nephi [dat de Nephieten onder koning Mosiah I verlaten hebben]
  • 13–14 – Slot van Moroni’s brief: toorn en bedreiging: “als gij tracht ons nog verder te vernietigen, zullen wij trachten u te vernietigen”.

Antwoord van Ammoron aan Moroni

  • 15–19 – Toonzetting: Ammoron herinnert aan de moord op zijn broer en aan het historisch onrecht dat de Nephieten de Lamanieten hebben aangedaan: beroving van hun recht op bestuur [omdat Laman de oudste was].
  • 20 – Akkoord met het voorstel van Moroni voor de uitwisseling van gevangenen, maar ook bevestiging: “wij zullen een oorlog voeren die eeuwig zal zijn”.
  • 21–22 – Ammoron reageert op Moroni’s godsdienstige inleiding: als er een God is, “dan weten wij niet beter dan dat Hij zowel ons als u heeft geschapen”; als er een hel is, “zal Hij u dan niet daarheen zenden om bij mijn broeder te wonen, die gij hebt vermoord?”
  • 23–24 – Ammoron herinnert nogmaals aan de rancunes die de Lamanieten motiveren.

 

Alma 55

Vervolg van het 29e jaar van de regering der rechters (62 v.C.)

Moroni zorgt zelf voor de bevrijding van gevangenen

  • 1–3 – Reactie van Moroni op de brief van Ammoron: “nog toorniger”; weigert de uitwisselingen van gevangen, “tenzij hij van zijn voornemen [van verdere vernietiging] afziet, zoals ik in mijn brief heb gesteld”; besluit “dood onder hen te zaaien”.
  • 4–15 – Een overgelopen Lamaniet zorgt er ’s avonds voor dat de wachters van de Nephitische gevangen, in de stad Gid, dronken worden gemaakt.
  • 16–22 – ’s Nachts omsingelt Moroni de stad en werpt de gevangenen wapens toe; ’s ochtends geven de Lamanieten zich over; de gevangenen worden bevrijd en versterken Moroni’s leger.

Moroni boekt vooruitgang

  • 25–32 – Moroni versterkt de steden Gid en Overvloed en weerstaat omsingelingen en intriges.
  • 33–35 – Moroni plant de sterk bemande en versterkte stad Morianton aan te vallen.

 

Alma 56–58

Brief van Helaman aan Moroni over zijn toestand de voorbije vier jaar (66-63 v.C.)

Alma 56

Helaman’s terugblik op het 26e jaar van de regering der rechters (65 v.C.)

De 2000 jonge Ammonieten sluiten bij het leger van Antipus aan

  • 1–8 – Rappel van de toestand van het volk van Ammon en de bereidheid van de 2000 zonen om te vechten.
  • 9–20 – Helaman sloot zich met de 2000 aan bij het uitgeputte leger van Antipus in de stad Judea.

Helaman’s terugblik op het 27e jaar van de regering der rechters (64 v.C.)

Overwinning op een groot Lamanitisch leger

  • 21–34 – Plan van Antipus om de Lamanieten uit de stad Antiparah te lokken door de 2000 er voorbij te laten gaan en te laten achtervolgen. Vervolgens zou Antipus de Lamanieten achtervolgen en in de rug aanvallen.
  • 35–57 – De achtervolging eindigde in een veldslag waarin de Lamanieten omsingeld en verslagen werden. Antipus sneuvelde.

 

Alma 57

Helaman’s terugblik op het 28e en 29e jaar van de regering der rechters (63–62 v.C.)

Overwinningen van Helaman met de hulp van de 2000 Ammonieten

  • 1–4 – Ammoron was bereid om de stad Antiparah op te geven in ruil voor Lamanitische krijgsgevangenen. Helaman weigerde. Inwoners van Antiparah vluchtten en de stad viel in Helaman’s handen.
  • 5–12 – Helaman kon de stad Cumeni innemen door de bevoorrading af te snijden.
  • 13–16 – Hij besloot het groot aantal krijgsgevangenen naar Zarahemla te sturen.
  • 17–27 – Een Lamanitisch leger viel Helaman in Cumeni aan. Met de hulp van de 2000 werd het verslagen.
  • 28–36 – Terugblik op het verhaal van de krijgsgevangenen op weg naar Zarahemla: zij hadden zich tijdens een opstand bevrijd.

 

Alma 58

Helaman’s terugblik op het 30e jaar van de regering der rechters (61 v.C.)

Inname van Manti en vertrek van de Lamanieten

  • 1–12 – Beschrijving van de toestand rond Manti: Lamanieten waren er verschanst en kregen versterkingen, terwijl Helaman wachtte op rantsoenen en versterkingen uit Zarahemla.
  • 13–30 – List om Manti in te nemen: weglokken van de Lamanieten om achter hun rug de stad in te nemen. Het plan lukte en de Lamanieten verlieten dit deel van het land.

Het heden: benarde situatie

  • 31–41 – Helaman besluit zijn brief aan Moroni met een samenvatting van een benarde situatie: kleine legers om een groot aantal steden te behouden; geen nieuws van de regering in Zarahemla. Wel houden zij sterk stand in geloof.

 

Alma 59

30e jaar van de regering der rechters (61 v.C.)

Reacties van Moroni op goed en op slecht nieuws

  • 1–4 – Moroni is verheugd met het nieuws van Helaman en zend een brief aan Pahoran, de opperrechter in Zarahemla, om versterkingen naar Helman te sturen.
  • 5–13 – Lamanieten heroveren de stad Nephihah. Moroni is woedend op de regering.

 

Alma 60

Woedende brief van Moroni aan Pahoran

  • 1 – Aanhef van de brief
  • 2– De regering moet voor manschappen en wapens zorgen.
  • 3 –5 – Verslag van de jarenlange situatie van de legers: lijden en dood.
  • 6–14 – Verwijten aan het adres van de regering: “onnadenkende gevoelloosheid”, “buitengewoon grote nalatigheid”
  • 15–17 – Rappel van de geschiedenis: de schuld van de koningsgezinden.
  • 18–23 – Beschuldigende vragen: streeft gijzelf naar macht? egoïsme? geboden Gods vergeten? de Heer zal ons wel bevrijden? nietsdoen? zal God u onschuldig beschouwen?
  • 24–35 – Bedreigingen: Moroni zal niet meer de Lamanieten bestrijden, maar de regering zelf; oproer naar Zarahemla brengen en de regeerders met het zwaard slaan.
  • 36 – Slot van de brief

 

Alma 61

Antwoord van Pahoran aan Moroni

  • 1–8 – Pahoran legt uit dat koningsgezinden [onder leiding van éne Pachus] hem uit Zarahemla hebben verdreven. In het land Gideon verzamelt hij een leger.
  • 9–14 – Geestelijke bedenkingen over de toestand: vrijheid en gerechtigheid moeten zegevieren.
  • 15–21 – Instructies: laat uw legers onder leiding van Lehi en Teancum; kom naar Gideon en ronsel manschappen onderweg.

 

Alma 62

Regeling van het probleem met de koningsgezinden

  • 1–2 – Reactie van Moroni op Pahoran’s brief: vreugde en verdriet.
  • 3–8 – Moroni marcheert naar Gideon, verzamelt manschappen, sluit zich bij Pahoran aan; samen verslaan ze Pachus en zijn koningsgezinden; Pahoran wordt op de rechterstoel hersteld.
  • 9–11 – Berechtiging van de opstandige koningsgezinden.

31e jaar van de regering der rechters (60 v.C.)

Inname van de stad Nephihah

  • 12–18 – Mars van de legers van Moroni en Pahoran naar Nephihah; onderweg worden veel Lamanieten gevangen genomen; wie zich bekeren vervoegen het volk van Ammon.
  • 19–26 – Nephihah ingenomen door een stille nachtelijke overrompeling.
  • 27–29 – Gevangen Lamanieten vervoegen het volk van Ammon.

Einde van de oorlog

  • 30–32 – Moroni trekt verder met zijn legers richting grens; Lamanieten vluchten; hij sluit aan bij de bevelhebbers Lehi en Teancum.
  • 33–35 – De Lamanieten, in aanwezigheid van hun koning Ammoron, staan als één strijdkracht klaar; beide legers slaan hun kamp op voor de nacht.
  • 36–37 – Teancum dringt het Lamanitische kamp binnen en doodt Ammoron, maar wordt ook zelf gedood.
  • 38 – In “een grote slachting” verdrijven de Nephieten de Lamanieten uit hun land.

Van het 32e tot het 35e jaar van de regering der rechters (59–56 v.C.)

Slotbedenkingen

  • 39–40 – Mijmeringen over het wezen en de gevolgen van de oorlog.
  • 41–45 – Verder vredevol lot van de hoofdfiguren, Moroni, Helaman, Pahoran.
  • 46–47 – Kerk en rechtssysteem werken terug normaal.
  • 48–52 – Voorspoed komt terug en het volk blijft gehoorzaam. Helaman sterft.

 

Alma 63

Van het 36e tot het 39e jaar van de regering der rechters (55–52 v.C.)

Verschillende gebeurtenissen

  • 1–3 – Na Helaman’s overlijden, neemt Shiblon de heilige voorwerpen over. Moroni sterft.
  • 4–9 – Hagoth bouwt schepen en mensen vertrekken noordwaarts.
  • 10–13 – Shiblon draagt de kronieken en heilige voorwerpen aan Helaman, Helaman’s zoon over.
  • 14–15 – Korte oorlog waarbij Lamanieten het volk van Moronihah aanvallen, maar teruggedreven worden.

 

Voetnoten 

[1]    Hugh W. Nibley, The Prophetic Book of Mormon, vol. 8 of The Collected Works of Hugh Nibley (Salt Lake City: Deseret Book and FARMS, 1989), 54–126.

[2]    In Clark L. Erickson, “The Transformation of Environment into Landscape: The Historical Ecology of Monumental Earthwork Construction in the Bolivian Amazon,” Diversity 2, no. 4 (2010), 618–652.

[3]    John W. Welch, “Why Study Warfare in the Book of Mormon?” in Warfare in the Book of Mormon, Stephen D. Ricks and William J. Hamblin, eds. (Salt Lake City: Deseret Book & Provo: FARMS, 1990), 20.

[4]    Gordon B. Hinckley, “The Book of Mormon,” Ensign (October 1988); L. Tom Perry, “Blessings Resulting from Reading the Book of Mormon,” General Conference (October 2005); N. Eldon Tanner, “Christ in America,” General Conference (April 1975).

[5]    R. Douglas Phillips, “Why Is So Much of the Book of Mormon Given Over to Military Accounts?,” in Warfare in the Book of Mormon, Stephen D. Ricks and William J. Hamblin, eds. (Salt Lake City: Deseret Book and FARMS, 1990), 25–28.

[6]    Brant A. Gardner, Second Witness: Analytical and Contextual Commentary on the Book of Mormon: Volume 4b – Alma – 28-63 (Kindle Locations 4662-4667). Greg Kofford Books. Kindle Edition.

[7]    Richard Dilworth Rust, “Purpose of the War Chapters in the Book of Mormon,” in Warfare in the Book of Mormon, ed. Stephen D. Ricks and William J. Hamblin (Salt Lake City: Deseret Book and FARMS, 1990), 29–32.

[8]    De weinige studies over het voorval tasten ook in het duister over een mogelijke oorsprong van Moroni’s associatie. Hugh Nibley’s verwijzing naar een Arabische legende is door verder onderzoek genuanceerd. Zie Brian M. Hauglid, “Garment of Joseph: An Update,” FARMS Occasional Papers 4 (2003): 25–29.

[9]    Hugh Nibley, “Comments”, in Mormonism: A Faith for All Cultures, F. LaMond Tullis, ed. (Provo, Utah: Brigham Young University Press, 1978), 22–28. Hernomen in “Some Notes on Cultural Diversity in the Universal Church”, in Temple and Cosmos, Collected Works of Hugh Nibley, Vol. 12, Don E. Norton, ed. (Salt Lake City: Deseret Book and FARMS, 1992), 541–549.

[10]  Leer en verbonden 84:6–22; Mozes 5:58 tot 8:24.

[11]  Genesis 12:1–3; 1 Nephi 15:18.

[12]  Studies hierover zijn talrijk. Zie onder meer Billie Jean Collins, “Divine Wrath and Divine Mercy of the Hittite and Hurrian Deities,” in Göttlicher Zorn und göttliche Barmherzigkeit in den Religionen des Orients und der Antike, eds. Reinhard G. Kratz and Hermann Spieckermann (Göttingen: Georg-August-Universität Göttingen, 2008), 67–77; Patrick Considine, “The Theme of Divine Wrath in Ancient East Mediterranean Literature,” Studi Micenei ed Egeo-Anatolici 38, no. 8 (1969), 85–159; Anne Marie Kitz, “Curses and Cursing in the Ancient Near East,” Religion Compass 1, no. 6 (2007): 615–627; Ada Taggar-Cohen, “Concept of the Divine in Hittite Culture and the Hebrew Bible: Expression of the Divine,” Journal of the Interdisciplinary Study of Monotheistic Religions 9 (2013): 29–50.

[13]  David J. Bederman, International Law in Antiquity (Cambridge: Cambridge University Press, 2001), 147–150.

[14]  James B. Pritchard, Ancient Near Eastern Texts Relating to the Old Testament (Princeton: Princeton University Press, 1958), 203–205.

[15]  Noel Weeks, Admonition and Curse: The Ancient Near Eastern Treaty/Covenant Form as a Problem in Inter-Cultural Relationships (Bloomsbury: A&C Black, 2004).

[16]  Előd Hodossy-Takács, “The Concept of Covenant in the Ancient Near East and in Biblical Theology,” Studia Theologica Debrecinensis 4, no. 1 (2011), 21–32. Zie ook George E. Mendenhall, “Covenant Forms in Israelite Tradition,” Biblical Archaeologist 17 (1954), 50–76.

[17]  Zie de referenties onder voetnoot 11.

[18]  Daniel H. Ludlow, A Companion to Your Study of the Book of Mormon (Salt Lake City: Deseret Book, 1976), 236.

[19] Brant A. Gardner, Second Witness: Analytical and Contextual Commentary on the Book of Mormon: Volume 4b – Alma – 28-63 (Kindle Locations 7825-7827). Greg Kofford Books. Kindle Edition.

[20]  John L. Sorenson, “When Lehi’s party arrived in the land, did they find others there?,” Journal of the Book of Mormon and Other Restoration Scripture 1, no. 1 (1992): 1–34 (31). Ook vermeld in Alonzo L. Gaskill, Miracles of the Book of Mormon: A Guide to the Symbolic Messages (Springville: Cedar Fort, 2015). Zie ook John L. Sorenson, An Ancient American Setting for The Book Of Mormon (Salt Lake City: Deseret Book and FARMS, 1985), 151, waar hij Meso-Amerikaanse overblijfselen als Lamanitish omschrijft.

[21]  Brant A. Gardner, Second Witness: Analytical and Contextual Commentary on the Book of Mormon: Volume 4a – Alma 1-27 (Kindle Locations 7202-7210). Greg Kofford Books. Kindle Edition.

[22]  William J. Hamblin, “Basic Methodological Problems with the Anti-Mormon Approach to the Geography and Archaeology of the Book of Mormon,” Journal of the Book of Mormon and Other Restoration Scripture 2, no. 1 (1993). 175. In 1930 verwees het Eerste Presidium naar de Mexicaanse bevolking als “of Lamanitish descent”. Zie Matthew Roper, “Losing the Remnant: The New Exclusivist ‘Movement’ and the Book of Mormon,” The FARMS Review 22, no. 2 (2014): 87-124 (111).

[23]  ANS – Algemene Nederlandse Spraakkunst, item “Verwijzing en antecedent”, opmerking 1c (ans.ruhosting.nl/e-ans/05/01/02/body.html#p1.3):

“Met het verschil tussen binnen- en buitentekstelijke verwijzing hangt ook samen, dat meervoudige voornaamwoorden bij enkelvoudige antecedenten kunnen voorkomen. Dit komt voor bij verzamelnamen, die als woord enkelvoudige substantieven zijn, maar meerdere personen of zaken aanduiden. Bij binnentekstelijke verwijzing (naar het enkelvoudige substantief) wordt een enkelvoudig voornaamwoord gebruikt; geschiedt de verwijzing buitentekstelijk (rechtstreeks naar de referent), dan komen ook meervoudige voornaamwoorden in aanmerking. Voorbeelden: (17) Als je bijv. een Spaans gezin als buren hebt, en die wonen al een paar jaar in Nederland, dan is het taalprobleem al heel wat minder groot. (18) De veiligheidsinspectie is nu wel geweest, maar houden die wel regelmatig controle? (19) Er worden wel eens te hoge eisen gesteld aan de politie, die toch ook niet alles kunnen voorkomen.

[24]  John W. Welch, “Law and War in the Book of Mormon,” in Warfare in the Book of Mormon, Stephen D. Ricks and William J. Hamblin, eds. (Salt Lake City: Deseret Book and F.A.R.M.S., 1990), 46–103.

[25]  Brant A. Gardner, Second Witness: Analytical and Contextual Commentary on the Book of Mormon: Volume 4b – Alma – 28-63 (Kindle Locations 7770-7774). Greg Kofford Books. Kindle Edition.

[26] De suggestie dat de schepen naar Hawaii afdreven en de migranten van daaruit de andere Polynesische eilanden bevolkten vinden we bv. al in 1868. Zie Juvenile Instructor 3, no. 19 van 1 oktober 1868 (geciteerd in Norman Douglas, “The Sons of Lehi and the Seed of Cain: Racial Myths in Mormon scripture and Their Relevance to the Pacific Islands,” Journal of Religious History 8, no. 1 (1974), 90–104). Zie verder onder meer Jerry K. Loveland, “Hagoth and the Polynesian Tradition,” Brigham Young University Studies 17, no. 1 (1976): 59–73; Jerry Loveland, “Polynesian Origins and Migrations: Aspects of the Mormon View and Contemporary Scholarship,” Mormon Pacific Historical Society 4, no. 1 (1983): 17–22; Robert E. Parsons, “Hagoth and the Polynesians,” in Alma: The Testimony of the Word, Monte S. Nyman and Charles D. Tate Jr. eds. (Provo, Utah: BYU Religious Studies Center, 1992), 249–262.

Om terug te keren

1 – Een oorlogskroniek als interne evidentie voor het Boek van Mormon
2 – Waarom zoveel aandacht aan oorlog in het Boek van Mormon?
3 – Wat met de vrouwen tijdens deze oorlogsjaren?
4 – Moroni: weer een heel eigen stem en stijl
5 – De religieuze dimensie van verbonden in de antieke wereld
6 – Achtergrond en weetjes bij bepaalde onderdelen
7 – Gestructureerd lezen